Page 48 of 245

46Stoelen, veiligheidssystemen
Gebruik de contactsleutel om de
schakelaarstand te kiezen:
*
OFF:airbag van voorpassagier is
gedeactiveerd en gaat niet af bij een aanrijding. Controle‐
lampje *OFF brandt voort‐
durend in de middenconsoleV
ON:airbag van voorpassagier is
actief9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een kin‐ derveiligheidssystemen, volgens
de instructies en beperkingen in
de tabel 3 48.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als de controlelamp V ongeveer
60 seconden brandt nadat het contact ingeschakeld is, gaat het airbagsys‐
teem voor de voorpassagier af bij een
aanrijding.
Indien beide conrolelampen tegelij‐
kertijd branden zit er een storing in het systeem. De systeemstatus wordt
niet aangeduid; er mag niemand op
de stoel van de voorpassagier ver‐
voerd worden. Roep onmiddellijk de
hulp van een werkplaats in.
Verander de status alleen tijdens stil‐
stand terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld.
Status blijft actief tot de volgende ver‐ andering.
Controlelamp airbag-deactivering
3 86.
Page 135 of 245

Rijden en bediening133Schakel als de auto op een af‐
lopende helling staat de achter‐ uitversnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Boven‐
dien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel ver‐
draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot worden verwijderd wanneer de
handrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 167.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐
den geactiveerd, wordt de motor au‐ tomatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Katalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.
Page 240 of 245

238TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............215, 219
Aanduidingen op banden ..........187
Aansteker .................................... 79
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 165
Accu ........................................... 170
Achterlichten .............................. 176
Achterruitverwarming ................... 31
Achteruitrijlichten .......................113
Afmetingen auto ........................226
Airbag deactiveren ....................... 45 Airbag-deactivering ...................... 86
Airbag en gordelspanners ...........86
Airbaglabel.................................... 41
Airbagsysteem ............................. 41
Airconditioning ........................... 118
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 126
Alarmknipperlichten ...................111
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 127
Andere auto slepen ...................209
Antiblokkeersysteem .................138
Antiblokkeersysteem (ABS) .........88
Asbakken ..................................... 79
Autogegevens ............................ 219
Autokrik....................................... 186
Automatische dimfunctie .............29Automatische verlichting ............ 110
Automatisch vergrendelen ...........24
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 207
Auto stallen ................................. 166
Autostop ..................................... 130
B Bagageruimte ........................ 25, 63
Bagageruimte-afdekking .............65
Bandenreparatieset ...................194
Bandenspanning .......................188
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 89, 189
Bandenspanningswaarden ........228
Batterijspanning .........................100
Bedieningsorganen ......................72
Bekerhouders .............................. 52
Bekleding .................................... 212
Beladingsinformatie .....................69
Beslagen lampglazen ................113
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 144
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............113, 181
Blindehoeksysteem ....................157
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................186
Boordinformatie ........................... 97