Rijden en bediening133Schakel als de auto op een af‐
lopende helling staat de achter‐ uitversnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Boven‐
dien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel ver‐
draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot worden verwijderd wanneer de
handrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 167.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐
den geactiveerd, wordt de motor au‐ tomatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Katalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.
Rijden en bediening157Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elke
buitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
Het blindehoeksysteem maakt ge‐
bruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide zij‐
den van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● Auto's die zich buiten de blinde
hoeken bevinden, en die mo‐
gelijk snel naderen.
● Voetgangers, fietsers of dieren.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen,
een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op.
Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van rij‐
strook te wisselen.
Let op
Als de passerende auto minstens 10 km/u sneller rijdt dan de gepas‐
seerde auto, licht het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel mogelijk niet op.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u.
Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐ symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de
waarschuwingssymbolen B als nor‐
maal verlicht aan de betreffende zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
166Verzorging van de autoAuto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en con‐ serveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed ge‐ ventileerde ruimte parkeren. Eer‐ste versnelling of achteruitver‐
snelling inschakelen. Voorkomen
dat de auto kan gaan rollen.
● Handrem niet aantrekken.● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten datgeen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening in‐schakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐ to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.
238TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............215, 219
Aanduidingen op banden ..........187
Aansteker .................................... 79
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 165
Accu ........................................... 170
Achterlichten .............................. 176
Achterruitverwarming ................... 31
Achteruitrijlichten .......................113
Afmetingen auto ........................226
Airbag deactiveren ....................... 45 Airbag-deactivering ...................... 86
Airbag en gordelspanners ...........86
Airbaglabel.................................... 41
Airbagsysteem ............................. 41
Airconditioning ........................... 118
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 126
Alarmknipperlichten ...................111
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 127
Andere auto slepen ...................209
Antiblokkeersysteem .................138
Antiblokkeersysteem (ABS) .........88
Asbakken ..................................... 79
Autogegevens ............................ 219
Autokrik....................................... 186
Automatische dimfunctie .............29Automatische verlichting ............ 110
Automatisch vergrendelen ...........24
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 207
Auto stallen ................................. 166
Autostop ..................................... 130
B Bagageruimte ........................ 25, 63
Bagageruimte-afdekking .............65
Bandenreparatieset ...................194
Bandenspanning .......................188
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 89, 189
Bandenspanningswaarden ........228
Batterijspanning .........................100
Bedieningsorganen ......................72
Bekerhouders .............................. 52
Bekleding .................................... 212
Beladingsinformatie .....................69
Beslagen lampglazen ................113
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 144
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............113, 181
Blindehoeksysteem ....................157
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................186
Boordinformatie ........................... 97
239Brandstof.................................... 158
Brandstofkeuzeschakelaar ..........81
Brandstofmeter ............................ 81
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 164
Brandstof voor benzinemotoren 158
Brandstof voor rijden op LPG .....159
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................75
Buitenverlichting .........................109
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 73
Code ............................................. 97
Colour-Info-Display .......................96
Conformiteitsverklaring ...............229
Contactslotstanden ....................128
Controlelampen ......................80, 83
Controle over de auto ................127
Controles .................................... 167
Cruise control ...................... 90, 144
D Dagrijlicht ................................... 111
Dagteller ...................................... 80
Dakbelasting ................................. 69
Dakdrager .................................... 69
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dimlicht of grootlicht ...................109
Draagsysteem achterzijde ............54Driepuntsgordel ........................... 39
Driver Information Center .............90
E Eerste hulp ................................... 68
Elektrisch bediende ruiten ...........29
Elektrische aansluitingen .............78
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 181
Elektronische rijprogramma's ....138
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....88
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 141
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............88
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............120
Erkenning van software ..............231
Event Data Recorders (EDR) .....235
F
Fietsendrager ............................... 54
Flex-Fix-systeem .......................... 54
Frontaal airbagsysteem ...............44
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................135
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen ........................... 99Gereedschap ............................. 186
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................68
Gloeilamp vervangen ................172
Gordels ......................................... 38
Gordelverklikker ........................... 85
Gordijnairbagsysteem .................. 45
Graphic-Info-Display .....................96
Grootlicht ............................. 90, 110
H Halogeenkoplampen .................172
Handgeschakelde modus ..........137
Handgeschakelde versnellingsbak ......................134
Handmatige dimfunctie ................29
Handrem ............................. 138, 139
Handschoenenkastje ...................52
Handzender ................................. 21
Hellingrem ................................. 140
Hoofdsteunen .............................. 33
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 48
Inductief opladen ..........................78
Info-Displays ................................. 90
Inhouden ................................... 227
Inklapbare spiegels .....................28