Ond. nr. 1028871-04-A REV: 1i
INHOUDSOPGAVE
OVERZICHTInterieur ................................................................. 1.2Exterieur................................................................ 1.3
OPENEN EN SLUITEN
Portieren .............................................................. 2.2Ruiten .................................................................... 2.7Bagageruimte achterin................................... 2.8Bagageruimte voorin .................................... 2.10Open dak ........................................................... 2.12Dashboardkastje ............................................. 2.13Bekerhouders ................................................... 2.14
VEILIGHEIDSMIDDELENVoorstoelen en achterbank .......................... 3.2Veiligheidsgordels........................................... 3.4Kinderzitjes ......................................................... 3.7Tesla opklapbank ............................................ 3.11Airbags ............................................................... 3.15
RIJDEN
Bestuurdersprofielen ..................................... 4.2Stuur ..................................................................... 4.3Spiegels ............................................................... 4.6Starten en afzetten ......................................... 4.7Versnellingen .................................................... 4.8Instrumentenpaneel...................................... 4.10Verlichting ......................................................... 4.13Ruitenwissers en -sproeiers ....................... 4.18Parkeerhulp....................................................... 4.19Informatie dagteller ....................................... 4.21Energieverbruik .............................................. 4.22Remmen ............................................................ 4.23Traction Control............................................. 4.25Cruise control.................................................. 4.26Achteruitrijcamera ........................................ 4.28
TOUCHSCREEN
Overzicht touchscreen ................................... 5.2Touchscreen - Bedieningsorganen........... 5.4Touchscreen - Instellingen........................... 5.6Climate Control ................................................. 5.8Luchtvering....................................................... 5.12Media en Audio ............................................... 5.14Telefoon ............................................................ 5.20Kaarten .............................................................. 5.22
Navigeren.......................................................... 5.23Instellingen alarminstallatie ....................... 5.25HomeLink® Universal Transceiver........... 5.26Software Updates .......................................... 5.27Mobiele app ..................................................... 5.28
OPLADEN
Elektrische componenten............................. 6.2Batterij.................................................................. 6.4Model S opladen .............................................. 6.5
ONDERHOUD
Onderhoudsschema........................................ 7.2Onderhoud banden ......................................... 7.4Tijdelijke bandenreparatie .......................... 7.10Reinigen.............................................................. 7.14Ruitenwissers en -sproeiers ........................ 7.17Vloeistofreservoirs ......................................... 7.18Zekeringen ........................................................ 7.21Opkrikken en heffen ..................................... 7.26Onderdelen en accessoires ........................ 7.27
TECHNISCHE GEGEVENS
Identificatiestickers ......................................... 8.2Belading............................................................... 8.3Afmetingen en gewichten ............................ 8.5Afzonderlijke systemen ................................. 8.6Wielen en banden ............................................ 8.8
TESLA ASSISTANCEOver Tesla Assistance .................................... 9.2Aanwijzingen voor sleepdiensten ............. 9.3
CONSUMENTENINFORMATIE
Disclaimers ....................................................... 10.2Klachten melden ............................................ 10.3
Stuur
RIJDEN4.3
StuurStand instellen
Stel het stuur in de gewenste stand met behulp van de schakelaar aan de linkerzijde op de stuurkolom.
WA A R S C H U W I N G : Ve r s t e l h e t s t u u r n i e t onder het rijden. Dit vergroot de kans op een aanrijding.
Gevoeligheid instellen
U kunt de assistentie door de stuurbekrachtiging naar eigen wens instellen
1.Kies "Controls" op het touchscreen.
2.Selecteer één van de opties bij "Steering":
•Comfort - voor een lichtere besturing. De Model S stuurt licht en is gemakkelijk te parkeren.
•Standaard - volgens Tesla de beste instelling voor een optimale besturing en een goede respons onder alle omstandigheden.
•Sport - voor een zwaardere besturing. Op hoge snelheden geeft de Model S duidelijk meer respons.
De enige manier om uit te vinden welke instelling uw voorkeur heeft, is door alle standen uit te proberen.
To e t s e n l i n k s o p h e t s t u u r g e b r u i k e n
De toetsen aan de linkerzijde op het stuur zijn voor het bedienen van de mediaspeler, de volumeregeling en de instellingen van het linker gedeelte van het instrumentenpaneel.
OPMERKING: De volumeregeling op het stuur heeft geen invloed op het volume van de gesproken navigatie-aanwijzingen. Gebruik het navigatievenster op het touchscreen om het volume van de gesproken berichten in te stellen (zie blz. 5.22).
1. Volgende.
Als u naar een lokale zender luistert en u heeft meer dan één voorkeuzezender in het geheugen opgeslagen (zie blz. 5.14) druk dan op deze toets om naar de volgende voorkeuzezender te gaan. Als er niet meer dan één voorkeuzezender is opgeslagen, dan zoekt de radio naar de volgende beschikbare frequentie.
Druk op deze toets om bij het luisteren naar internetradio of via Bluetooth of de USB-stick naar een audiobestand om het volgende nummer of de volgende zender over te slaan.
2. Scrollwieltje
•Omhoog of omlaag draaien om het volume aan te passen.
•Druk het wieltje in om de weergave te onderbreken (mute) of voor pauze/afspelen van een audiobestand.
•Druk het scrollwieltje in om de weergave op het linker gedeelte van het instrumentenpaneel in te stellen aan de hand van de beschikbare optie. Draai het scrollwieltje omhoog of omlaag om een van de opties te kiezen. Druk het scrollwieltje in om een bepaalde optie te selecteren.
ParkeerhulpParkeerhulp
4.20GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
ParkeerhulpWerking van parkeerhulp
Als uw auto met de optie Park Assist is uitgerust, is deze voorzien van sensoren in de voor- en achterbumper. Als u langzaam voor of achteruit rijdt, waarschuwen deze sensoren voor eventuele objecten in de directe nabijheid van de auto.
De sensoren worden ingeschakeld bij een snelheid lager dan 4,8 km/h.
WA A R S C H U W I N G : Ve r t r o u w d a a r o m nooit alleen op de informatie van de parkeerhulp maar overtuig u er zelf van dat er geen personen en/of obstakels in de buurt van de auto zijn. De goede werking van de parkeerhulp kan verstoord worden door een aantal externe factoren (zie blz. 4.21). Als u alleen afgaat op de informatie van de parkeerhulp bestaat de kans op het verwonden van personen en/of schade aan goederen. Houd de directe omgeving van de auto altijd zelf goed in de gaten. Kijk bij het achteruitrijden over uw schouder en gebruik alle spiegels. Park Assist kan geen kinderen, voetgangers, fietsers,
dieren en bewegende voorwerpen detecteren die zich te ver of te dichtbij vóór, achter, boven of onder de sensoren bevinden. De parkeerhulp helpt de bestuurder bij het parkeren en is niet bedoeld ter vervanging van de eigen waarnemingen van de bestuurder. De parkeerhulp is geen garantie voor veilig rijden.
Visuele en hoorbare feedback
Als u langzaam vooruit of achteruit rijdt met een snelheid van minder dan 4,8 km/h verschijnt op het linker gedeelte van het instrumentenpaneel een waarschuwing dat er een obstakel vóór of achter de auto is geconstateerd. Bij het achteruitrijden wordt ugeholpen door het beeld van de achteruitrijcamera op het touchscreen (zie blz. 4.29).
Als het geluid is ingeschakeld (zie blz. 4.21), hoort u een waarschuwingssignaal tijdens het manoeuvreren. U kunt dit geluid met behulp van het scrollwieltje aan de linkerzijde op het stuur doen tijdelijk uitschakelen.
De auto ziet een obstakel tot op een afstand van ongeveer 120 cm in stand D (Rijden) en ongeveer 160 cm van de achterbumper in stand R (Achteruit). Er klinkt een waarschuwings-signaal (indien ingeschakeld).
Als het obstakel dichterbij komt, wordt de gele gevarenzone en de afstand tot het object weergegeven.
Parkeerhulp
RIJDEN4.21
AANWIJZING: Zorg ervoor dat sensoren schoon zijn en vrij van sneeuw, modder en vuil. Richt een hogedrukspuit niet rechtstreeks op de sensoren en reinig ze niet met een scherp of schurend voorwerp, dat veroorzaakt krassen en kan het oppervlak beschadigen.
AANWIJZING: Plak geen stickers op de parkeersensoren en monteer ook geen accessoires voor de sensoren.
Hoorbare feedback regelen
U kunt de parkeerhulp met en zonder geluidssignaal gebruiken. Tik op Controls > Settings > Safety & Security > Park Assist Chimes om het geluid in- en uit te schakelen.
U kunt dit geluid ook met behulp van het scrollwieltje aan de linkerzijde op het stuur uitschakelen. Het geluid blijft uitgeschakeld tot u de selectiehendel in een andere stand zet of tot u harder rijdt dan 4,8 km/h.
Beperkingen en valse
waarschuwingen
De parkeerhulp kan in de volgende omstandigheden geen obstakels waarnemen:
•Een of meer parkeersensoren is beschadigd, vuil of bedekt (met sneeuw, bladeren, ijs).
•Het obstakel is te laag, ongeveer 20 cm (bijvoorbeeld een trottoirband of een drempel).
•We e r s o m st a n d i g h e d e n ( z wa re re g e n , sneeuw, mist) die de goede werking van de sensoren belemmeren.
•Het obstakel is dun (bijvoorbeeld een dun paaltje).
•Het obstakel is buiten het bereik van de sensor.
•Het object absorbeert geluid of is zacht (bijvoorbeeld poedersneeuw).
•Het obstakel is afgeschuind (bijvoorbeeld een oprit).
•Bij extreem koude of warme temperaturen.
•De sensoren worden gestoord door andere elektrische apparaten die ultrasone geluidsgolven produceren.
•Het object bevindt zich te dicht bij de bumper.
•De bumper beschadigd is of scheef hangt.
•Er iets op de bumper is gemonteerd waardoor de sensor wordt afgedekt (bijvoorbeeld een fietsenrek of een bumpersticker).
Andere parkeerhulpen
In aanvulling op de parkeerhulp is er ook het beeld van de achteruitrijcamera dat bij het inschakelen van de achteruit automatisch op het scherm verschijnt. Zie blz. 4.29.
Als de auto het obstakel tot op een afstand van ongeveer 40 cm in stand D (Drive) en ongeveer 30 cm in stand R (Reverse) van de bumper is genaderd, wordt de rode gevarenzone weergegeven en verschijnt er een waarschuwing op het scherm. De toon van het waarschuwingssignaal wordt hoger.
Als een sensor geen signaal doorgeeft, verschijnt er een waarschuwing op het instrumentenpaneel.
Achteruitrijcamera
RIJDEN4.29
AchteruitrijcameraPlaats van camera
De Model S is uitgerust met een achteruitrijcamera die zich boven de kentekenplaat achter bevindt.
Zodra de achteruit wordt ingeschakeld, wordt het beeld van de camera op het touchscreen weergegeven.
OPMERKING: Als uw auto met de optie Park Assist is uitgerust, verschijnt ook de informatie van de parkeerhulp onder het beeld van de achteruitrijcamera. Zie blz. 4.20.
WA A R S C H U W I N G : H o u d i n g e d a c h t e n dat overhangende obstakels die letsel of schade zouden kunnen veroorzaken, buiten het bereik van de camera vallen en niet in beeld gebracht kunnen worden.
Camera reinigen
Zorg dat de lens van de camera altijd schoon is, voor een helder beeld. Veeg de lens van de camera regelmatig met een vochtige, zachte doek schoon.
AANWIJZING: Gebruik geen chemische of schurende reinigingsmaterialen, die kunnen het lensoppervlak onherstelbaar beschadigen.
Aanwijzingen voor sleepdiensten
TESLA ASSISTANCE9.3
Aanwijzingen voor sleepdienstenGebruik altijd een autoambulance.
Gebruik altijd een autoambulance, tenzij anders door Tesla wordt aangegeven. Sleep de Model S nooit met de wielen op de grond.
AANWIJZING: Schade tengevolge van transport valt niet onder garantie.
Vo l g d e vo l g e n d e i n s t r u c t i e s vo o r h e t t ra n s p o r t van de Model S nauwgezet.
Schakel de niveauregeling uit
(alleen auto's met luchtvering)
Als uw auto is uitgerust met actieve luchtvering, zal de auto uit zichzelf op de juiste hoogte komen, ook als de auto is uitgeschakeld. Zet de auto in de JACK-stand om de niveauregeling uit te schakelen en zo schade te voorkomen:
1.Tik op CONTROLS linksonder op het touchscreen.
2.Tr a p h e t r e m p e d a a l i n e n t i k d a n o p Controls > Very High om de auto in de hoogste stand te zetten.
3.Tik op Jack.
Als de auto in de Jack-stand staat, gaat het controlelampje op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht om aan te geven dat de luchtvering is uitgeschakeld.
OPMERKING: De Jack-stand wordt automatisch uitgeschakeld als de auto harder dan 7 km/h rijdt.
AANWIJZING: Als de Jack-stand niet wordt ingeschakeld, kan de auto tijdens het transport losraken waardoor ernstige schade zou kunnen ontstaan.
Tow-stand inschakelen
Bij het verlaten van de auto wordt deze automatisch in stand P (Parkeren) gezet, ook al heeft u de selectiehendel zelf eerst in stand N (Neutraal) gezet. To keep Model S in Neutral (which disengages the parking brake), you must activate tow mode:
1.Zet de selectiehendel in stand P.
2.Tr a p h e t r e m p e d a a l i n e n t i k d a n o p Controls > E-Brake & Power Off > Tow Mode.
Als de auto in de Tow-stand staat, gaat het controlelampje op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht om aan te geven dat de auto vrij kan rollen.
OPMERKING: De Tow-stand wordt automatisch uitgeschakeld als de selectiehendel in stand P (Parkeren) wordt gezet.
AANWIJZING: Als het elektrisch systeem van de auto niet werkt en u kunt daardoor de parkeerrem niet lossen, probeer het dan met een 12V-hulpaccu. Bel het nummer op de vorige bladzijde voor nadere aanwijzingen. Als u de parkeerrem om een of andere reden niet kunt lossen, gebruik dan een rijplateau of dollies om de auto over een korte afstand te slepen. Controleer vooraf altijd de specificaties van de fabrikant van de dollies en de maximum belasting.
Lierkabel bevestigen
1.Ve r w i j d e r d e g r i l l e - a f d e k p l a a t .
Steek een plat gereedschap aan de rechter bovenzijde tussen de plaat en het voorscherm zoals is aangegeven en wip de plaat voorzichtig naar voren toe los. Trek de afdekplaat vervolgens recht naar u toe,