97
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel
met oprolautomaat en spankrachtbegrenzer.
Omdoen
1. Trek aan de gordel en steek de gesp F in de zwarte gordelsluiting F
in het midden van de bank.
2.
Steek de gesp
G in de rode gordelsluiting G aan de kant van de
zijbekleding.
3.
Controleer of elke gordelsluiting goed is vergrendeld door even aan
de riem te trekken.
Losmaken
1. Druk op de rode knop van de gordelsluiting G , en vervolgens op de
zwarte knop van de gordelsluiting F.
2.
Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt en bevestig eerst de gesp
G en vervolgens de gesp F aan het desbetreffende bevestigingspunt
aan de rugleuning.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt
A. Pictogram veiligheidsgordels achter losgemaakt.
D.
Pictogram veiligheidsgordel rechts achter
.
E.
Pictogram veiligheidsgordel links achter
.
Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, verschijnt het pictogram
A op het pictogrammendisplay veiligheidsgordels/airbag aan
passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan ongeveer 20
km/h, knippert het
pictogram gedurende twee minuten in combinatie met een steeds
sterker wordend geluidssignaal. Na deze 2
minuten wordt het pictogram
weergegeven zolang de achterpassagiers hun gordels niet hebben
vastgemaakt.
Als het contact wordt aangezet, met draaiende motor of als
de wagensnelheid lager is dan ongeveer 20
km/h, worden de
pictogrammen D en E ongeveer 30
seconden rood weergegeven als de
desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.
Als bij een wagensnelheid hoger dan ongeveer 20
km/h het pictogram D
of E rood wordt weergegeven in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, is de gordel van de desbetreffende
achterpassagier losgemaakt.
Detectie van een losgemaakte gordel vindt plaats bij beide
gespen. Bij het losmaken van ten minste één van de twee
gespen wordt het bijbehorende pictogram weergegeven.
5/
VEILIGHEID
98
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun
veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn
dan niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die
ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt
aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel
wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze
goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden
geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de
schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische
blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken
en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt
opgerold.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:
-
dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
-
moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden
getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,
-
mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,
-
mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
-
mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets
aan worden gewijzigd. V
anwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden
uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als
de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterba\
nk
of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van
een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen
worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Kinderzitjes".
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de
kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags
afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
AR
BG
НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ
или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CSNIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí
nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.
DABrug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en\
AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT KVÆSTET
eller DRÆBT.
DEMontieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen \
der Fahrtrichtung, das
Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.
ELΜη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από
ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
ENNEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INjURy to the CHILD
can occur
ESNO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la m\
archa en un asiento protegido mediante un AIRBAG
frontal ACTIVADO, ya que podría causar lesiones GRAVES o incluso la MUERTE del niño.
ETÄrge MITTE KUNAGI paigaldage “seljaga sõidusuunas“ lapseiste\
t juhi kõrvalistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD. Turvapadja
avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.
FIÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuim\
elle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATyyNy. Sen
laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai V AKAVAN LOUKKAANTUMISEN.
FRNE jAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers \
l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE f\
rontal
ACTIVÉ.
Cela peut provoquer la MOR
T de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT
HRNIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM. To bi moglo
uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZL j EDU djeteta.
HUSOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEKAPCSOLT) FRONTLÉGZSÁKKAL védett ülésen. Ez a
gyermek HALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
ITNON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario\
a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale
ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.
LTNIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO PAGALVĖS.
Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.
LVNEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA
SPILVENS.
Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
107
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
5/
VEILIGHEID
11 4
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
ADVIEZEN VOOR KINDERZITjES
KINDEREN VOORINDe onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid
van het kind in gevaar bij een aanrijding.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de
veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van \
het zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het
kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de
speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk
moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met de
veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig
op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze
versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende ruimte tussen de voorstoe\
l en:
- het kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
-
de voeten van het kind in het kinderzitje "met het gezicht in de
rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de rugleuning
ervan, indien nodig, rechter op.
Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de afstand tussen de rugleuning
van het zitje en de rugleuning van de stoel van de auto zo klein
mogelijk is. Laat indien mogelijk de rugleuning van het zitje tegen
de rugleuning van de stoel aandrukken.
V
erwijder de hoofdsteun alvorens een kinderzitje met een
rugleuning te plaatsen op een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te voorkomen dat de
hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd. De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen op de
passagiersstoel vóór is per land verschillend. Raadpleeg de in uw \
land geldende regelgeving.
Schakel de frontairbag aan passagierszijde uit zodra een
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel vóó\
r
wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
PLAATSEN VAN EEN STOELVERHOGER
Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de
schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te
gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,
-
nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon staat,
-
de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de
auto.
125
RCZ_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er \
tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens de
aanduiding M en de handmatig ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens
wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de automatische stand)
naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie
automatisch de stand M1.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in
de handbediende stand.
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is
ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee
standen in).
PARKEREN VAN DE AUT O
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P of N
zetten om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten. Als de selectiehendel niet in de stand
P staat, klinkt bij het openen
van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een
geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.
F
Zet de selectiehendel in de stand
P
; het geluidssignaal stopt
en de melding verdwijnt.
STORING
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de
3
e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen
bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N. De
transmissie raakt hierdoor niet beschadigd.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit verklikkerlampje kan ook gaan branden bij het openen van een portier\
.
In de volgende gevallen kan de versnellingsbak beschadigd
raken:
-
bij het gelijktijdig intrappen van het gaspedaal en het
rempedaal,
-
bij het geforceerd van stand P
naar een andere stand
schakelen als de accu ontladen is.
Plaats bij langdurig stilstaan met draaiende motor (files) de
selectiehendel in de stand N en trek de handrem aan om
brandstof te besparen.
6/
RIjDEN
145
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
NIVEAUS CONTROLEREN
MOTOROLIENIVEAU
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden
gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel of met de oliepeilstok.Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden)
en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij
afgezet contact).
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden
zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien
nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende
circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de
auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste
30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke 5000
km het olieniveau te
controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar
de oliepeilstok zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
T
rek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de
schacht te trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.
F
Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er
weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het\
tussen de merktekens
A en B ligt. A = MA
x I
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het
merkteken B ligt, start de motor dan niet.
-
Als het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op
motorschade), neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
Als het oliepeil lager is dan het merkteken MINI
, vul dan altijd
motorolie bij.
7/
ONDERHOUD
153
RCZ_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te
zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem
gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting
(kans op spatten). F
V erwijder de set en draai de dop van de witte slang vast.
Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto
terecht kunnen komen. Houd de set binnen handbereik.
F
Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid
(tussen 20
en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.
F
Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning
met de set.
Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is
aangesloten op het ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt
anders buiten de band gespoten.
Controlesysteem bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met een controlesysteem voor
de bandenspanning, zal het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning na het repareren van een wiel blijven branden
tot u het systeem laat resetten door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is
bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset;
neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
162
RCZ_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
SNEEUWKETTINGEN
Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting van de
schakels
235/45
R18 sneeuwkettingen niet mogelijk
235/40
R19
225/45
R18 9
mm
Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van u\
w
auto: Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden
voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een
sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over
het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg
om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw
auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie
en het remgedrag van de auto.
Montagetips
F Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan
langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of
achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de
fabrikant.
F
Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van
maximaal 50
km/h.
F
Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen
zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het monteren van de
sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.