
22
Ion_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
De aanduiding "---" die betekent dat
een onderhoudsbeurt al uitgevoerd had
moeten worden, verandert na verloop
van een bepaalde tijd en een bepaald
aantal verreden kilomters automatisch
in de resterende tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt.
Nulstelling van de onderhoudsindicator
Na elke beurt moet de onderhoudsindicator op
0 gezet worden.
Voer hiervoor de volgende procedure uit:
F
Z
et het contact af (contact in stand LOCK
of ACC).
F
D
ruk een paar keer op de resetknop A tot
de onderhoudsindicator op het scherm
wordt weergegeven.
F
D
ruk op de resetknop en houd deze
enkele seconden ingedrukt tot de
onderhoudssleutel op het display
begint te knipperen .
F
D
ruk op de resetknop als de sleutel
knippert om de aanduiding "---" te laten
veranderen in "CLEAR" .
V
ervolgens wordt de resterende
afstand (of tijd) tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole weergegeven.
Controle tijdens het rijden

35
Ion_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Buitenspiegels
Verstellen
De spiegels zijn te verstellen wanneer het
contact in de stand "ON" of "ACC" staat.
F
B
eweeg de bedieningsknop A naar links
of rechts om de gewenste spiegel te
selecteren.
F
B
eweeg de bedieningsknop B in de
4
richtingen om de spiegel af te stellen.
Zet na het verstellen de bedieningsknop A weer
in de neutrale positie.
Buitenspiegels
De buitenspiegels zijn tevens
handmatig in te klappen.
De buitenspiegels mogen echter nooit
handmatig worden uitgeklapt om te
voorkomen dat een spiegel onder het
rijden weer inklapt.
Gebruik altijd de knop C om de spiegels
uit te klappen.
Elektrisch inklappen / uitklappen*
F Contact in de stand "ON" of "ACC": druk op de knop C om de buitenspiegels uit te
klappen.
F
C
ontact in de stand "LOCK": druk binnen
30
seconden op de knop C om de
buitenspiegels in te klappen.
* Volgens uitvoering.
3
Comfort

47
Ion_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Starten - afzetten van de auto
- Stand 1: LOCK Het stuurslot is ingeschakeld.
-
S
tand 2: ACC
De accessoires (autoradio, 12V-aansluiting, ...)
kunnen worden gebruikt.
- Stand 3: ON H
et contact is A AN.
-
S
tand 4: S TA R T
H
et controlelampje "Ready" brandt.
D
e motor is gebruiksklaar.
Contact
F Controleer of de selectiehendel in de stand P staat.
F
S
teek de sleutel in het contactslot.
F
D
raai de sleutel in de stand 4
(S TA R T ).
Starten Afzetten
F Zet de auto stil.
F
H oud het rempedaal ingetrapt.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P .
F
T
rek de parkeerrem aan.
F
D
raai de sleutel naar u toe in de stand 1
(LOCK) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
H
oud de sleutel enkele
seconden in deze stand, tot het
lampje " RE ADY " brandt en een
geluidssignaal klinkt.
F
L
aat de sleutel los.
H
et contact wordt automatisch in de
stand 3
(ON) gezet. Bevestig geen zware voor werpen aan
de sleutel in het contact; deze zouden
de sleutel naar beneden kunnen trekken
en storingen kunnen veroorzaken.
Als u langdurig accessoires gebruikt
(met het contact in de stand ACC ),
kan de 12V-accu ontladen raken. Uw
auto kan dan mogelijker wijs niet meer
starten. Houd hier rekening mee .
4
Rijden

53
Ion_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Dagrijverlichting
Specifieke verlichting voor overdag, waardoor
de auto extra goed zichtbaar is.
De dagrijverlichting gaat automatisch branden
zodra u de motor start en er geen andere
verlichting is ingeschakeld.
Deze verlichting kan niet uitgeschakeld worden.Automatische verlichting
Als de ring in de stand AUTO staat, wordt
het parkeerlicht en het dimlicht automatisch
ingeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is.
De sensor bevindt zich aan de onderzijde van
de voorruit.
Automatische verlichting
Automatisch uitschakelen
Als de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat, ter wijl het contact in de stand "LOCK"
of "ACC" staat of als de sleutel uit het contact
wordt ver wijderd, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend .Stand "0"
basisinstelling.
Koplampen
verstellen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0.
A
lleen bestuurder of bestuurder +
1
passagier voorin.
1
of 2.
4
personen (inclusief bestuurder).
3.
4
personen (inclusief bestuurder) +
maximaal toegestane belading.
4.
Bes
tuurder + maximaal toegestane
belading.
De dagrijverlichting bevindt zich in
dezelfde behuizing als die van de
mistlampen vóór, maar voor deze
verlichting worden wel speciale
gloeilampen gebruikt.
Het gebruik van dagrijverlichting is in de
wegenverkeerswet omschreven.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld.
Dek de lichtsensor niet af, de
bijbehorende functies worden dan niet
meer bediend.
5
Zicht

85
Ion_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2014
Laden van de tractiebatterij
F Trek aan de hendel 1 aan de linkerzijde
onder het dashboard om het klepje van
de aansluiting voor het normaal laden
(rechterzijde van de auto) te openen.
Normaal laden
Alvorens u de laadstekker aansluit, dient
u te controleren of het stopcontact dat u
wilt gebruiken conform is* en geschikt is
voor een stroomsterkte van 8
A.
Controleer met name of de kwaliteit van
het stopcontact voldoende is.
Er bestaan stopcontacten die speciaal
zijn ontwikkeld voor het opladen van
elektrische voertuigen.
Het is in alle gevallen verplicht uw
installatie vooraf en vervolgens
periodiek door een specialist te laten
controleren.
Er zijn twee mogelijkheden voor het opladen:
normaal of snel.
Het normaal laden verdient de voorkeur; dit
kunt u doen via een stopcontact bij u thuis.
Voor het snelladen is een speciale
voedingsbron nodig.
F
Z
et de selectiehendel in stand P en trek de
parkeerrem stevig aan.
F
S
chakel alle verbruikers uit en zet het
contact van uw auto in de stand "LOCK" .
Gebruik uitsluitend een originele
laadkabel van PEUGEOT.
Als de buitenluchttemperatuur lager
is dan -25°C, is het laden wellicht niet
mogelijk.
F
N
eem de kabel uit het meegeleverde
tasje. Deze kabel heeft een
speciale stekkeraansluiting met een
controlepaneeltje.
F
S
teek het ene uiteinde van de laadkabel
in een stopcontact dat aan de gestelde
eisen voldoet. Tijdens het aansluiten gaan
de 3
verklikkerlampjes POWER, FA U LT
en CHARGING op het controlepaneel een
ogenblik gelijktijdig branden. Vervolgens
blijft alleen het groene verklikkerlampje
POWER branden.
Gebruik geen verlengkabels,
stekkerblokken, adapters
of programmeerbare
apparatuur.
* (Bijvoorbeeld voor Frankrijk: norm NF C 15 -100). Als de laadkabel of het controlepaneel
beschadigd is, gebruik deze dan niet.
Neem in dat geval of bij twijfel contact
op met het PEUGEOT-netwerk om de
desbetreffende onderdelen eventueel te
laten vervangen.
In de meeste Europese landen
is PEUGEOT een samenwerking
aangegaan met professionele bedrijven
die uw elektrische installatie kunnen
controleren. Neem voor meer informatie
contact op met het PEUGEOT-netwerk.
8
Praktische informatie

91
Ion_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2014
Controleer of het snellaadapparaat met
de kabel geschikt is voor uw auto.F
D
ruk de borglip 4 opzij om de afdekkap te
openen.
F
C
ontroleer of er geen vuil of vreemde delen
in de stekkeraansluiting zitten.
Snelladen*
F Zet de selectiehendel in stand P en trek de parkeerrem stevig aan.
F
S
chakel alle verbruikers uit en zet het
contact van uw auto in de stand "LOCK" .
F
T
rek aan de hendel 3 aan de linkerzijde
onder de bestuurdersstoel om het klepje
van de snellaadaansluiting (linkerzijde van
de auto) te openen. Raak de metalen uiteinden van de
beide stekkers van de kabel niet aan.
Anders bestaat de kans op elektrocutie
en/of storingen door schade.F
S
luit de laadkabel op de aansluiting in de
auto aan volgens de gebruiksaanwijzing
van het snellaadapparaat.
* Volgens uitvoering.
8
Praktische informatie

95
Ion_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2014
Accu laden met een
acculader
F Start de auto met de hulpaccu en wacht enkele minuten.
F
Z
et het contact van uw auto aan en wacht
tot het lampje "Ready" gaat branden.
F
N
eem de kabels in de omgekeerde
volgorde los.
F
P
laats de afdekplaat van de accu terug en
draai de moer vast.
Als het verklikkerlampje "Ready" niet gaat
branden:
F
L
aat de kabels aangesloten.
F
Z
et het contact van uw auto in de stand
" LOCK ".
F
L
aad de tractiebatterij via de normale
laadprocedure op (raadpleeg de paragraaf
"Tractiebatterij opladen").
F
A
ls het laadstroomcontrolelampje op het
instrumentenpaneel constant brandt, kunt
u de kabels losnemen.
F
W
acht nog minstens één uur.
F
Z
et het contact van uw auto aan tot het
lampje "Ready" brandt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem
blijft bestaan. F
V erwijder de afdekplaat van de accu.
Controleer of het elektrolyt niet
bevroren is.
Controleer het elektrolytniveau en vul
dit bij met gedestilleerd water indien
noodzakelijk (raadpleeg de paragraaf
"Niveaus controleren"). F
D
raai de moer 1 los en til de beugel op.
8
Praktische informatie

114
Ion_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2014
Zekeringen vervangen
De speciale tang voor het ver wijderen van
zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast in het
dashboard (links).
Toegang:
F
K
lik het deksel los en trek het in zijn geheel
naar u toe.
F
N
eem de zekeringentang los.
Toegang tot het gereedschap
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst
de oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F
C
ontroleer of het contact in de stand
" LOCK " staat.
F
T
raceer de defecte zekering door de
geleidende draad te bekijken.
Vervangen van een zekering
Goed Defect
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de houder te nemen.
F
V
ervang een zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
C
ontroleer of het getal op de zekeringkast
en de stroomsterkte op de zekering
overeenkomen met de waarden in de
onderstaande tabel. PEUGEOT is niet verantwoordelijk
voor kosten die voortvloeien
uit het verhelpen van storingen
veroorzaakt door het monteren van
extra accessoires die niet door haar
aanbevolen en geleverd worden of
door voorzieningen die niet volgens
de voorschriften van PEUGEOT zijn
gemonteerd. Dit geldt met name voor
apparatuur met een stroomverbruik van
meer dan 10
milliampère.
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
Praktische informatie