Ergonomie en comfort
64
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor een optimale
temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
AUTO - Programma "zicht"
F Druk op de toets "zicht" om
de voorruit en zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Uitschakelen Inschakelen De airconditioning functioneert, als de ruiten
gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen hoger dan
3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Airconditioning
Inschakelen
Uitschakelen
F
D
ruk nogmaals op de toets
"zicht" of op de toets "AUTO" .
Het lampje van de toets "zicht"
gaat uit en dat van de toets
"AUTO" gaat branden.
Het systeem wordt weer ingeschakeld met de
voor het uitschakelen ingestelde waarden. F
Druk nogmaals op de toets
"AUTO"
om terug te keren naar het
automatisch programma "comfort".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst en de
luchttoevoer en stuurt de optimale luchtstroom
naar de voorruit en de zijruiten.
Voor een maximale afkoeling of
opwarming van het interieur kan de
temperatuurregeling op een waarde lager
dan 14
of hoger dan 28 worden ingesteld.
F Duw de toets omlaag tot "LO" wordt weergegeven
of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven. F
D
ruk op de toets "A /C "
, het
desbetreffende lampje gaat
branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
F
D
ruk de toets "A /C " nogmaals in,
het desbetreffende lampje gaat
uit.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Ergonomie en comfort65
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit).
Uitschakelen van het systeem
Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
F Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de
luchtopbrengst te verhogen.
Luchtverdeling
F Druk op de toets "lege ventilator" tot het symbool van
de ventilator is verdwenen en
"---" wordt weergegeven.
Hierdoor worden alle functies van de
airconditioning uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Door de rijwind blijft er nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.
F
Druk deze toets in om de lucht in het
interieur te laten recirculeren. Het
lampje van de toets gaat branden en
het symbool van de luchtrecirculatie
wordt weergegeven.
Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht
bij stank en stofoverlast af te sluiten. De
luchtrecirculatie wordt automatisch ingeschakeld
als de ruitensproeiers worden geactiveerd.
F
D
ruk deze toets herhaaldelijk in
om de luchtstroom te verdelen
naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de beenruimte,
-
d
e voorruit en zijruiten (ontwasemen of
ontdooien),
-
d
e middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de beenruimte,
-
d
e beenruimte.
Luchtopbrengst
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator) wordt
op het display weergegeven en wordt afhankelijk van
de ingestelde waarde geleidelijk voller.
F Druk op deze toets "lege ventilator" om de
luchtopbrengst te verlagen.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de
ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert.
Inschakelen
Uitschakelen
Handmatige stand
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies automatisch worden
geregeld.
F
D
ruk zodra de omstandigheden
het toelaten de toets nogmaals
in om de toevoer van buitenlucht
weer te activeren en het beslaan
van de ruiten te voorkomen. Het
lampje van de toets gaat uit. Zodra u een instelling wijzigt, dooft het lampje
van de toets "AUTO"
.
Als u op de toets "gevulde
ventilator" drukt, wordt het
systeem weer ingeschakeld
waarbij de instellingen van vóór de
uitschakeling worden toegepast.
3
Ergonomie en comfort
66
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Ontwasemen - Ontdooien
Handbediende airconditioning
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Airconditioning met gescheiden regeling
AUTO - Programma "Zicht"
Aan
Voor r ui t
F Druk nogmaals op de toets
"A /C " ; het lampje van de toets
gaat uit. F
D ruk nogmaals op de toets
"zicht" of op "AUTO" ; het
lampje in de toets gaat uit en
dat van de toets "AUTO" gaat
branden.
Inschakelen
F
Z
et de knoppen van de
aanjagersnelheid, de
temperatuur en de luchtverdeling
in de met de desbetreffende
opdruk weergegeven stand. F
D
ruk op de toets "zicht"
om de
voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Uit
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de
luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer
en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
Uitschakelen
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.
F
S
chakel de airconditioning
in door op de toets "A /C " te
drukken; het lampje van de toets
gaat branden.
Deze opdruk op het
bedieningspaneel geeft aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Ergonomie en comfort67
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
F Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit,
omdat een geringer stroomverbruik
leidt tot een verlaging van het
brandstofverbruik.
Praktische informatie
Buitenspiegels
Buitenspiegelverwarming
De buitenspiegelverwarming wordt
ingeschakeld door bij draaiende
motor de schakelaar van de
achterruitverwarming in te drukken.
Achterruitverwarming
AAN
De achterruitver warming kan worden
ingeschakeld met de toets op het
bedieningspaneel van de airconditioning.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
F
D
ruk op deze toets om de
achterruit en de elektrisch
verwarmde buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering) te
ontwasemen. Het controlelampje
van de toets gaat branden.
UIT
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.
F U kunt de achterruitver warming ook eerder uitschakelen door
nogmaals op de toets te drukken.
Het controlelampje van de toets
gaat uit.
3
83
Dagrijverlichting
De dagrijverlichting is verplicht in sommige
landen en wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart zodat de auto
overdag beter zichtbaar is voor de overige
weggebruikers.
LED-verlichting
Deze wordt automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Afhankelijk van het land van bestemming doet
deze verlichting dienst als:
-
d
agrijverlichting* en als parkeerlicht
's nachts (bij dagrijverlichting is de
lichtsterkte groter),
of als
-
p
arkeerlichten overdag en 's nachts.
*
F
unctie kan worden ingesteld via het
configuratiemenu van de auto. De dagrijverlichting is beschikbaar:
-
i
n landen waar dit volgens de wetgeving
verplicht is; het dimlicht brandt in
combinatie met de parkeerlichten en de
kentekenplaatverlichting; deze functie kan
niet worden uitgeschakeld.
-
i
n overige landen; er branden speciale
lichtunits (gloeilampen of LED's); deze
functie kan worden in- en uitgeschakeld via
het configuratiemenu van de auto.
De lichtschakelaar moet in de stand "0" of
"AUTO" (verlichting overdag) staan.
Het uitschakelen van de dagrijverlichting
vindt plaats als de lichtschakelaar wordt
bediend of als de motor weer wordt gestart;
het inschakelen van de dagrijverlichting vindt
onmiddellijk plaats.
De verlichting van de cockpit (instrumentenpaneel,
multifunctioneel display, bedieningspaneel
airconditioning, ...) gaat niet branden, behalve
wanneer deze bij donker automatisch wordt
ingeschakeld of wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld (handmatig of automatisch).
4
Verlichting en zicht
Rijden115
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
6
Rijden
132
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het Stop & Start-
systeem in de STOP-stand wordt gezet,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen normaal functioneren.
Tank nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het contactslot. Een teller telt de duur van de
momenten dat de motor afgezet
is, op. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0
gezet.
Praktische informatie
S TA R T- s t a n d
BijzonderhedenUit veiligheids- en comfortoverwegingen wordt
de START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het verklikkerlampje "ECO"
knippert een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Met handgeschakelde versnellingsbak
:
-
K
oppelingspedaal ingetrapt.
Met elektronisch gestuurde versnellingsbak
/ automatische transmissie :
-
S
electiehendel in de stand A / D of M .
-
R
empedaal niet ingetrapt.Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart.
of
-
S
electiehendel in de stand N .
-
R
empedaal niet ingetrapt.
-
V
ervolgens selectiehendel in de stand A /
D of M .
of
-
A
chteruitversnelling ingeschakeld.
Als u in de STOP-stand bij een auto met
een handgeschakelde versnellingsbak
een versnelling inschakelt, maar daarbij
het koppelingspedaal niet volledig intrapt,
wordt er een melding weergegeven
met het verzoek het koppelingspedaal
volledig in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.
Praktische informatie161
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
Energiebeheer
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals de radio,
ruitenwissers, dimlichten en plafonniers nog in
totaal maximaal 30
minuten gebruiken.Inschakelen van de eco-mode
Na deze 30 minuten geeft een melding op het
s cherm aan dat de eco-mode is ingeschakeld
en de actieve functies worden in de ruststand
gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan
het gesprek nog ongeveer 10
minuten worden
voortgezet met de handsfree set van uw
autoradio.
Uitschakelen van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze gedurende ten
minste 5
minuten draaien.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden.
7