2
208_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016
Openen - Sleutel 35
Portieren 35
3-deurs
36
Sluiten - Sleutel
3
7
Alarm
4
1
Achterklep
43
Ruitbediening
4
6
Toegang tot de autoInstrumentenpaneel
PEUGEOT i- Cockpit 4
8
Voorstoelen 49
E
endelige achterbank
5
3
Ventilatie
56
Ver warming / ventilatie
5
9
Airconditioning
61
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
6
3
Ontwasemen - Ontdooien
6
6
Plafonnier
68
Sfeerverlichting
69
Zonnescherm panoramadak
7
0
Voorzieningen interieur
7
1
Aansluitingen - Connectiviteit
7
2
Indeling van de bagageruimte
7
3
Hoedenplank
7
4
Ergonomie en comfort
Spiegels 7 5
Verlichting 7 7
Automatische verlichting
7
9
Dagrijverlichting
83
Richtingaanwijzers
84
Koplampen verstellen
8
5
Statische bochtverlichting
8
6
Ruitenwissers
8
7
Verlichting en zicht
Alarmknipperlichten 90
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 9 0
Veiligheidsgordels
93
Airbags
96
Vervoer van kinderen
1
00
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
102
ISOFIX-kinderzitjes
109
Kinderbeveiliging
114
Veiligheid
Eco-rijden 115
Rijadviezen 1 17
S t a r t e n
118
Afzetten
120
Parkeerrem
121
Handgeschakelde versnellingsbak
1
22
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
1
23
Automatische transmissie
1
26
Schakelindicator
129
Wegrijden op een helling
1
30
Stop & Start-systeem
1
31
Snelheidsbegrenzer
134
Snelheidsregelaar
136
Active City Brake
1
41
Parkeerhulp
1
44
Achteruitrijcamera
146
Park Assist
1
47
Bandenspanningscontrole
151
RijdenInstrumentenpanelen 11
Overzicht van de verklikkerlampjes 1 4
Koelvloeistoftemperatuur
25
Touchscreen
29
Boordcomputer
30
Datum en tijd
3
3
Dimmer verlichting
3
4
Overzicht
Overzicht exterieur 4
O verzicht interieur 5
C
ockpit 6
Middelste deel console
8
Da
kconsole
9
Onderste deel console
9
O
verzicht onder de motorkap
1
0
Inhoud
Overzicht
8
208_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Touchscreen. V er warming /
ventilatie.
Alarmknipperlichten.
B
luetooth-autoradio.
Aut
oradio.
Middelste deel console
Centrale
vergrendeling.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling.
Middenconsole
225 -2932 9 5 - 313315 - 326 59-60
63-65
9040
Handbediende
airconditioning.
66- 67
Ontwaseming -
ontdooiing (achterruit,
buitenspiegels,
voorruit, zijruiten). 61- 62
Ergonomie en comfort
56
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
-
r
echtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),
-
t
oevoer via het verwarmingscircuit,
-
t
oevoer via het circuit van de
airconditioning.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel van de middenconsole.
Algemene informatie
Luchtverdeling
De binnenkomende lucht wordt via
verschillende uitstroomopeningen over het
interieur verdeeld:
-
u
itstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit,
-
u
itstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten,
-
afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters,- afsluitbare en verstelbare middelste ventilatieroosters,
-
u
itstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers,
-
u
itstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Ergonomie en comfort57
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Neem voor een optimale werking van de ventilatie en airconditioning de volgende
gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
D
e airconditioning werkt alleen bij draaiende motor.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Praktische informatie
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Stop & Start-systeem
De verwarming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u
tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop & Start-systeem.
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet het
interieur filter twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant.
3
Ergonomie en comfort
58
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Geadviseerde instellingen
Automatische airconditioning: gebruik bij voorkeur de volledig automatische stand door op de toets "AUTO" te drukken.
Gewenste werking
Verwarming of handbediende airconditioning
Luchtverdeling Luchtopbrengst Recirculatie interieurlucht /
Toevoer van buitenlucht TemperatuurHandbediende
airconditioning
WARM
KOUD
ONT WASEMEN
ONTDOOIEN
Ergonomie en comfort61
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Temperatuur
F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Luchtopbrengst
F Draai de knop in één van de
zes standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen. Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0
staat (uitschakeling van het systeem),
wordt het thermische comfort niet
meer geregeld. Er blijft door de rijwind
echter nog wel een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Airconditioning
Handbediende stand
3
Ergonomie en comfort
62
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Airconditioning
aan/uit
Aan
Uit
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
- d e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop in de stand "0" staat.
Om de toevoer van koele lucht
te versnellen kunt u gedurende enkele
ogenblikken de recirculatie van de
interieurlucht inschakelen. Schakel daarna
weer over op de toevoer van buitenlucht.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte. De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
F Druk op de toets om de lucht in
het interieur te laten recirculeren:
het lampje gaat branden.
F
D
ruk nogmaals op de toets om
de toevoer van buitenlucht weer
in te schakelen: het lampje gaat
uit.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten. F
D
ruk op de toets "A /C ": het
lampje van de toets gaat branden.
F
D
ruk nogmaals op de toets
"A /C " : het lampje van de toets
gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).
Ergonomie en comfort63
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Instelling op een waarde van ongeveer 21 biedt
e en optimaal comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen, die gebruikelijk tussen
18
en 24 ligt.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3
te
laten bedragen.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F
D
uw de impulstoets omlaag
(blauw) om de waarde te
verlagen of omhoog (rood) om de
waarde te verhogen.
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Stand AUTO
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
F
D
ruk herhaaldelijk op de toets
"AUTO" . Het lampje gaat
branden zodra de toets wordt
ingedrukt; de ingeschakelde
stand verschijnt op het
display van de automatische
airconditioning.
Programma "comfort"
Inschakelen
UitschakelenF
D
ruk op de toets "lege ventilator"
van de luchtopbrengstregeling
tot het symbool van de ventilator
is verdwenen. Instellen
3