33
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Touchscreen
Uit veiligheidsoverwegingen moet
de bestuurder handelingen die veel
aandacht vergen altijd bij stilstaande
auto uitvoeren.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar
als de auto rijdt.
Het heeft de volgende functies:
-
t
oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en de systemen van de auto,
-
t
oegang tot de configuratiemenu's van het
audiosysteem en de weergave,
-
b
ediening van het audiosysteem, de
telefoon en weergave van de bijbehorende
informatie.
En bovendien, volgens uitvoering:
-
d
e weergave van de
waarschuwingsmeldingen en de grafische
weergave van de parkeerhulp,
-
d
e bediening van het navigatiesysteem en
de internetdiensten en weergave van de
bijbehorende informatie.
Algemene werking
Adviezen
Het scherm moet voelbaar worden aangeraakt,
met name bij bewegingen (door lijsten
bladeren, over de kaart scrollen, enz.).
Lichtjes aanraken is niet voldoende.
Als u het scherm met meerdere vingers
aanraakt, worden de commando's niet
uitgevoerd.
Deze technologie werkt bij elke temperatuur en
werkt ook wanneer u handschoenen draagt.
Houd geen puntige voorwerpen tegen het
touchscreen.
Raak het touchscreen niet aan met vochtige
vingers.
Gebruik een schone en zachte doek om het
touchscreen te reinigen.
Status van de verklikkerlampjes
Bepaalde toetsen zijn voorzien van een
verklikkerlampje dat de status van de
desbetreffende functie aangeeft.
Groen verklikkerlampje: u hebt de
desbetreffende functie geactiveerd.
Oranje verklikkerlampje: u hebt de
desbetreffende functie uitgeschakeld.
Principes
Druk op de toets "MENU" om de verschillende
menu's te openen en druk vervolgens op de toetsen
die op het touchscreen worden weergegeven.
Elk menu wordt op één pagina of op twee
pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina)
weergegeven.
Gebruik deze toets om de secundaire
pagina te openen.
Als gedurende enkele seconden geen
handelingen op de secundaire pagina
worden uitgevoerd, wordt automatisch
de hoofdpagina weer weergegeven. Gebruik deze toets om terug te gaan
naar de hoofdpagina.
Gebruik deze toets om toegang te
krijgen tot extra informatie en de
instellingen van bepaalde functies.
Gebruik deze toets om uw keuze te
bevestigen.
Gebruik deze toets om de pagina te
verlaten.
1
Controle tijdens het rijden
41
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Instrumentenpaneel met LCD-display
F Druk deze toets in om achtereenvolgens de volgende parameters weer te geven:
-
uren,
-
minuten,
-
t
ijdsaanduiding in 12 of 24 uur.
Datum en tijd instellen
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's. Selecteer " Tijd instellen
" of " Datum
instellen ".
Wijzig de parameters met de
numerieke toetsen en druk op
" Bevestigen ".
Touchscreen
Selecteer het menu " Instellingen ".Druk op "
Bevestigen " om de
wijzigingen op te slaan en sluit het
menu af.
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer op de secundaire pagina
" Tijd/datum ".
1
Controle tijdens het rijden
103
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Snelheden opslaan
Opslaan
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
Het opslaan van snelheden geldt voor de
snelheidsbegrenzer (maximumsnelheid) en
voor de snelheidsregelaar (kruissnelheid).
U kunt vijf snelheden opslaan in het geheugen
van het systeem. Standaard zijn er al enkele
snelheden opgeslagen.
Selecteer het menu "Rijden".
Selecteer op de secundaire pagina
" Instellen snelheden ".
Selecteer de snelheid die u wilt wijzigen en
druk op " Wijzigen ". Met deze toets kunt u alle snelheden
selecteren.
Met deze toets kunt u alle snelheden
deselecteren.
Ga naar de secundaire pagina. Voer de nieuwe waarde in met behulp
van de numerieke toetsen en druk op
" Bevestigen
".
Druk op " Bevestigen " om de
wijzigingen op te slaan en sluit het
menu af.
Met deze toets kunt u de
fabrieksinstellingen herstellen.
5
Rijden
117
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het
inschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
Automatische follow me home-
verlichting
De koppeling van de automatische follow me
home-verlichting aan de automatische verlichting
biedt de volgende extra mogelijkheden:
-
i
nstellen van de duur van de follow me
home-verlichting (15, 30
of 60 seconden),
-
a
utomatische inschakeling van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op
het instrumentenpaneel en/of verschijnt een
melding op het display in combinatie met een
geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor die zich in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan
de sensor gekoppelde functies worden
dan niet meer bediend.
Instellen
De follow me home-verlichting kan via het
touchscreen worden geconfigureerd. Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Rijden ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer " Configuratie auto ".
Selecteer het tabblad " Verlichting ".
Wijzig de instellingen van de functie
" Follow me home-verlichting ".
6
Zicht
121
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Programmeren
De automatische werking van de ruitenwisser achter
bij het inschakelen van de achteruitversnelling kan
worden geconfigureerd via het touchscreen.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een fietsendrager op de achterklep.
Dit kan worden uitgevoerd via het
configuratiemenu van de auto.
Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:
Druk op de toets MENU
voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Rijden ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer " Configuratie auto ".
Selecteer het tabblad
" Rijhulpsysteem ".
Schakel de functie " Automatisch
inschakelen achterruitenwisser bij
inschakelen achteruitversnelling"
in of uit.
Deze functie is standaard geactiveerd.
6
Zicht
124
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Dimmer dashboardverlichtingU kunt de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het licht van de omgeving.
Druk, als de verlichting brandt, op de
knop B om de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting sterker te laten branden of op
de knop A om de verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
LCD-instrumentenpaneel
Actief
F D ruk op de knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren,
F
l
aat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Matrix-instrumentenpaneel
Niet actief
De dashboardverlichting kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de auto is
uitgeschakeld of, bij auto's met dagrijverlichting,
in de dagstand staat.
Touchscreen
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Instellingen ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer op de secundaire pagina
" Scherminst. ".
Regel de lichtsterkte door de cursor te verschuiven.
U kunt het scherm ook uitschakelen. Dit gaat
als volgt: Selecteer op de primaire pagina
"Scherm uit ". Het scherm wordt
volledig uitgeschakeld.
Druk nogmaals op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het
weer in te schakelen.
Zicht
126
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Sfeerverlichting interieur
Inschakelen
Uitschakelen
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Instellen
De sfeerverlichting kan via het touchscreen
worden ingesteld.
* Volgens uitvoering.
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Rijden ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer " Configuratie auto ".
Selecteer het tabblad " Verlichting ".
Wijzig de instellingen van de functie
" Sfeerverlichting ".
Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel
Uitschakelen
Druk bij ingeschakelde verlichting op
deze knop om de sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel uit te schakelen.
Inschakelen
Druk bij ingeschakelde verlichting nogmaals
op deze knop om de sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel weer in te schakelen.
Als het buiten donker is, gaan de leds
van de sfeerverlichting (plafonnier,
instrumentenpaneel, voetenruimte,
hemelbekleding, panoramadak*, ... )
automatisch branden als de parkeerlichten
worden ingeschakeld.
Zicht
128
2008_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel helemaal omlaag.
F R echts: duw de hendel helemaal omhoog.
Drie keer knipperen
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens drie keer.
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20
seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid
van meer dan 60
km/h automatisch het
knippergeluid versterkt.
Alarmknipperlichten
F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Deze functie kunt u bij elke snelheid
gebruiken, maar komt vooral van pas bij
het wisselen van rijstrook op wegen met
meerdere rijstroken per rijbaan. Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Veiligheid