88
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt geselecteerd,
wordt deze pas ingeschakeld als
de auto volledig tot stilstand is
gekomen. Op het display van het
instrumentenpaneel wordt een
pictogram weergegeven.
Handmatig schakelen Handmatig schakelen
Bij krachtig accelereren wordt de
hoogste versnelling niet ingeschakeld
als de bestuurders de flippers achter
het stuurwiel niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling
(stand R) uitsluitend als de auto volledig
stilstaat en de voet op het rempedaal
wordt gehouden.
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld
om even snel in te halen.
F
B
edien de flippers "+" of "-".
De versnellingsbak wordt dan in de gevraagde
versnelling geschakeld, als de snelheid van
de auto en het motortoerental dit toestaan. De
aanduiding AUTO blijft op het display staan.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op
de automatische stand. F
Z
et na het starten de selectiehendel in de
stand M om handmatig te schakelen.
F
B
eweeg de hendel in de richting van het
symbool "+" om op te schakelen.
F
B
eweeg de hendel in de richting van het
symbool "-" om terug te schakelen.
De achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen worden weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling is
alleen mogelijk als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen
het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste versnelling
is geselecteerd op het moment dat u het
gaspedaal weer intrapt.
Rijden
89
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Storing
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N
staat en de handrem is aangetrokken. Als dit verklikkerlampje en AUTO
bij het aanzetten van het contact
gaan knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal volledig ingetrapt.
Trek de handrem stevig aan om de auto
volledig te blokkeren.
Stilzetten van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- d e selectiehendel in de stand N bewegen
om de neutraalstand te selecteren,
-
e
en versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de handrem aan
om de auto volledig stil te zetten.
5
Rijden
93
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de
stand N zetten en de handrem
aantrekken.
Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de
stand P , of R vanuit de stand N . Dit beschadigt
de transmissie niet.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45
seconden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
de melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Parkeren van de auto
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Onjuiste waarde bij handmatige
bedieningVoordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten.
5
Rijden
96
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat
uit en de motor wordt automatisch
gestart:
-
b
ij een handgeschakelde
versnellingsbak , als u het
koppelingspedaal intrapt,
-
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak :
● met
de selectiehendel in de stand A of M ,
wanneer u het rempedaal loslaat,
● met
de selectiehendel in de stand N en
het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u
de selectiehendel in de stand A of M zet,
● of
wanneer u de ach teruitversnelling
i
nschakelt. Uit veiligheids- of comfortover wegingen kan de
START-stand automatisch worden geactiveerd
als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
Uitschakelen
Het verklikkerlampje "ECO"
knippert een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Rijden
97
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet.
Inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF".
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat. Alle
verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel
gaan branden. Zet in dat geval het contact af
en start de auto dan met behulp van de sleutel. Schakel omwille van de veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en
maakt gebruik van een speciale accu (raadpleeg
voor meer informatie het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Onderhoud
Het Stop & Start -systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden
aan dit type accu uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
5
Rijden
99
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
auto de door de bestuurder ingestelde
maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt
in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen. 1.
S
electeren van de snelheidsbegrenzerStuurkolomschakelaars
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
Sn
elheidsbegrenzer in-/uitgeschakeld.
6.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
8.
O
pgeslagen snelheid geselecteerd.
Weergave op het display
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen. 2.
V
erhogen van de ingestelde snelheid.
3.
V
erlagen van de ingestelde snelheid.
4.
In
-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
5
Rijden
100
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
F Draai de knop 1 in de stand "LIMIT":
de snelheidsbegrenzer is geselecteerd,
maar nog niet ingeschakeld (PAUSE).
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Programmeren
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd.
Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware
punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het
gaspedaal wordt losgelaten.
Uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1 in de stand "0": de
selectie van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
F Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken.
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 e n 3:
-
+
/- 1 km = kort indrukken,
-
+
/- 5 km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
F Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4 .
F
I
nschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4
.
F
U
itschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE). In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op
het display.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
l
eg nooit meerdere matten op
elkaar.
Rijden
101
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering van
de "dynamische stabiliteitscontrole".
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. 1.
Sel
ecteren van de snelheidsregelaar.Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en
zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen.
De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
Sn
elheidsregelaar in-/uitgeschakeld.
6.
Sn
elheidsregelaar geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
8.
S
electeren van een opgeslagen snelheid.
Weergave op het display
2. Verhogen van de ingestelde snelheid.
3. V erlagen van de ingestelde snelheid.
4.
I
n-/uitschakelen van de snelheidsregelaar.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig waarbij de wagensnelheid
minimaal 40
km/h dient te bedragen en:
-
d
e vierde versnelling moet zijn ingeschakeld
bij een handgeschakelde versnellingsbak,
-
d
e tweede versnelling moet zijn ingeschakeld
bij rijden in de handmatige stand bij een
elektronisch gestuurde versnellingsbak of
een automatische transmissie,
-
bij
een elektronisch gestuurde versnellingsbak
de stand A moet zijn geselecteerd en bij een
automatische transmissie de stand D moet
zijn geselecteerd.
5
Rijden