Page 89 of 149
Spraakherkenning89
Selecteer de schermtoets Start om
een spraakherkenningssessie te star‐
ten.
Na de pieptoon kunt u direct een com‐ mando geven. Raadpleeg de gebrui‐
kershandleiding van uw smartphone
voor een lijst met ondersteunde com‐ mando's.
Tijdens een spraakherkenningsses‐
sie verandert het display van het In‐
fotainmentsysteem niet.
Uitzondering: Als u een telefoonge‐
sprek via een spraakcommando start,
wordt het telefoonmenu van het Info‐
tainmentsysteem weergegeven en
blijft dit tijdens het gehele gesprek be‐
schikbaar voor handmatige interactie.
Een gesproken instructie
onderbreken
Als ervaren gebruiker kunt u een ge‐
sproken instructie onderbreken door
op de schermtoets Stoppen te druk‐
ken.
Spraakherkenning deactiveren
Selecteer de knop Verl. op het
scherm. Het Startscherm van het In‐
fotainmentsysteem wordt opnieuw
weergegeven.
Page 90 of 149

90TelefoonTelefoonAlgemene aanwijzingen...............90
Bluetooth-verbinding ....................91
Noodoproep ................................. 93
Bediening ..................................... 94
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ....................98Algemene aanwijzingen
Het telefoonportaal biedt u de moge‐
lijkheid om via een microfoon en de
luidsprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon wor‐ den door elke mobiele telefoon on‐
dersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de des‐
betreffende mobiele telefoon en van
de netwerkprovider. Verdere informa‐
tie hierover vindt u in de gebruikers‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
Page 91 of 149

Telefoon91voordat u de telefoon in hands‐free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportaal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificaties
vindt u op http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. mobiele telefoons, iPod/iPhone-
modellen of andere apparaten.
Om een Bluetooth-verbinding met het Infotainmentsysteem tot stand te
brengen, moet de Bluetooth-functie
van het Bluetooth-apparaat geacti‐
veerd zijn. Voor nadere informatie
verwijzen wij u naar de gebruiksaan‐
wijzing van het Bluetooth-apparaat.
Via het Bluetooth-instellingenmenu
worden koppelingen (uitwisselen van
pincodes tussen Bluetooth-apparaat
en Infotainmentsysteem) tot stand
gebracht en de Bluetooth-apparatuur
met het Infotainmentsysteem verbon‐ den.
Bluetooth-instellingenmenu
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELLINGEN .
Selecteer Bluetooth om het betref‐
fende submenu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Belangrijke informatie ■ Aan het systeem kunnen maximaal
vijf apparaten worden gekoppeld.
■ Er kan slechts één gekoppeld ap‐ paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbonden.■ Koppelen is in de regel slechts één
keer noodzakelijk, tenzij het appa‐
raat van de lijst met gekoppelde ap‐ paraten wordt gewist. Als het appa‐
raat eerder verbonden was, brengt
het Infotainmentsysteem automa‐
tisch een verbinding tot stand.
■ Werken met Bluetooth is belastend
voor de accu van het apparaat. Sluit het apparaat daarom op de
stroom aan.
Koppelen via de toepassing
Instellingen
1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram
INSTELLINGEN .
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaat verbinden . U
kunt ook Apparaatbeheer selec‐
teren om de apparatuurlijst weer
te geven en vervolgens scherm‐
toets Apparaat verbinden selecte‐
ren.
Page 92 of 149

92Telefoon
3. Op het Infotainmentsysteem ver‐schijnt er een melding met de
naam en de pincode van het Info‐
tainmentsysteem.
4. Activeer het zoekproces in het te koppelen Bluetooth-apparaat.
5. Bevestig de koppelprocedure: ◆Als SSP (secure simple pairing)
wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de meldin‐
gen op het Infotainmentsys‐
teem en het Bluetooth-appa‐
raat.
◆ Als SSP (secure simple pairing)
niet wordt ondersteund:
Selecteer PIN inst. als u de pin‐
code van het Infotainmentsys‐
teem wilt wijzigen. Er verschijnt
een toetsenblok. Voer de
nieuwe pincode in en bevestig
uw invoer.
Voer de pincode van het Info‐
tainmentsysteem op het Blue‐
tooth-apparaat in en bevestig
uw invoer.6. Het Infotainmentsysteem en het apparaat zijn verbonden en de ap‐
paraatlijst wordt weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
7. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het In‐
fotainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Voor het lezen van de contacten
door het Infotainmentsysteem moe‐ ten deze zijn opgeslagen in het tele‐ foongeheugen van de mobiele tele‐
foon.
Wordt deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat ondersteund,
dan verschijnt er een bijbehorend
bericht op het Infotainmentsys‐
teem.Koppelen via de Telefoon-toepassing
1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram TELEFOON.
2. Selecteer de knop Apparaat
verbinden op het scherm.
3. Ga verder met stap 3 van "Kop‐ pelen via de toepassing Instellin‐
gen" (zie bovenstaand).
4. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt het telefoon‐
menu weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram
INSTELLINGEN .
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
Page 93 of 149

Telefoon93
3. Selecteer het Bluetooth-apparaatdat u wenst te koppelen.
4. Het apparaat is verbonden en wordt getoond in het Verbonden-
veld van de apparaatlijst.
Een apparaat loskoppelen 1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram
INSTELLINGEN .
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer de schermtoets ╳ naast
het Bluetooth-apparaat dat mo‐
menteel is verbonden. Er ver‐
schijnt een melding die u moet be‐ antwoorden.
4. Selecteer de knop Ja op het
scherm om de verbinding van het apparaat te verbreken.Een apparaat wissen
1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram
INSTELLINGEN .
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer de schermtoets ─ naast
het te verwijderen Bluetooth-ap‐
paraat. Er verschijnt een melding
die u moet beantwoorden.
4. Selecteer de knop Ja op het
scherm om het apparaat te wis‐
sen.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
Page 94 of 149

94Telefoonworden wanneer bepaalde net‐werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep maken
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonaansluiting met het nood‐ oproepcentrum wordt ingesteld.
Beantwoord de vragen van het per‐
soneel over de noodoproep.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Zodoende is het mogelijk dat
de functionaliteit die bij deze speci‐
fieke mobiele telefoons staat be‐
schreven, afwijkt.
Telefoontoepassing
Druk op de knop ; en selecteer het
pictogram TELEFOON (met het tele‐
foonsymbool) om het betreffende
menu weer te geven.
Het telefoonportaal bevat verschil‐
lende schermen die via tabbladen
toegankelijk zijn. Selecteer het ge‐ wenste tabblad.
Let op
Het TELEFOON hoofdmenu is al‐
leen beschikbaar als er via Blue‐ tooth een mobiele telefoon met het
Infotainmentsysteem verbonden is.
Een gedetailleerde beschrijving vin‐
den 3 91.Telefoongesprek initiëren
Toetsenblok
Druk op de ;-knop en vervolgens op
het TELEFOON -pictogram om het
betreffende menu weer te geven.
Selecteer indien nodig het tabblad
TOETSENBORD in de interactieve
selectiebalk. Het toetsenblok wordt
weergegeven.
Voer het gewenste nummer in en se‐ lecteer de schermtoets Bellen. Het
nummer wordt gebeld.
Page 95 of 149

Telefoon95
Voor verkort kiezen, voer het nummer
in en tik op het laatste cijfer en houd
vast. Het nummer wordt gebeld.
Contacten
Druk op de ;-knop en vervolgens op
het TELEFOON -pictogram om het
betreffende menu weer te geven.
Selecteer indien nodig het tabblad
CONTACTEN in de interactieve se‐
lectiebalk. De contactenlijst wordt ge‐ toond.
Zoek een gedetailleerde beschrijving
van de contactenlijsten 3 33.
Blader naar het gewenste contact.
Snelkoppelingspictogram
Is er slechts één nummer voor een
contact opgeslagen, dan wordt er naast de betreffende gegevens in de
contactenlijst een snelkoppeling ge‐
toond.
Selecteer de knop z op het scherm
om direct te bellen.Scherm met bestemmingsdetails
Zijn er voor een contact meerdere
nummers opgeslagen, selecteer dan
het gewenste nummer.
Het scherm met de contactdetails
wordt weergegeven.
Selecteer een van de voor het contact
opgeslagen telefoonnummers. Het
nummer wordt gebeld.
Gesprekkenlijsten
Druk op de ;-knop en vervolgens op
het TELEFOON -pictogram om het
betreffende menu weer te geven.
Selecteer indien nodig het tabblad
RECENT in de interactieve selectie‐
balk. De recente gesprekkenlijst
wordt weergegeven.
Let op
Gemiste gesprekken zijn rood ge‐
markeerd in de recente gesprekken‐
lijst en hebben het 9 -symbool naast
het telefoonpictogram in het toepas‐ singsoverzicht.
Selecteer een van de telefoonnum‐ mers in de recente gesprekkenlijst.
Het nummer wordt gebeld.
Favorieten
Geef de favorietenpagina weer.
Blader indien nodig door de pagina's.
Selecteer de gewenste schermtoets
voor de favoriet.
Page 96 of 149

96Telefoon
Vind een gedetailleerde beschrijving
3 28.
Inkomend telefoongesprek
Telefoongesprek aannemen
Is er een radio- of mediabron actief
als er een gesprek binnen komt, dan
wordt de audiobron gedempt. Dit blijft
zo tot het gesprek wordt beëindigd.
De naam en telefoonnummer van de
beller worden onderop het scherm
getoond.
Selecteer in het bericht schermtoets
Antw. om het gesprek te beantwoor‐
den.
Telefoongesprek afwijzen
Selecteer in het bericht schermtoets
Negeren om het gesprek af te wijzen.
Beltoon wijzigen
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELLINGEN .
Selecteer Bluetooth om het betref‐
fende submenu weer te geven en kies vervolgens lijstoptie Beltonen. Er
wordt een lijst met alle aan het Info‐ tainmentsysteem gekoppelde tele‐
foons weergegeven.
Kies de gewenste telefoon. Er wordt
een lijst weergegeven met alle belto‐
nen voor de betreffende telefoon.
Selecteer de gewenste beltoon.
Functies tijdens een telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek wordt
het gespreksscherm weergegeven.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer de knop Beëindigen op het
scherm om de oproep te beëindigen.
Microfoon uitschakelen
Selecteer de schermtoets Dempen
om de microfoon tijdelijk uit te scha‐
kelen.
De schermtoets verandert in Demp.
uit .
Microfoon opnieuw activeren, selec‐
teer de schermtoets Demp. uit.