Radio27
voor zenders die automatisch met defunctie Autostore worden opgesla‐
gen.
Deze functie wordt gebruikt voor het
oproepen van radiozenders die u eer‐
der in het FMA frequentiebereik hebt
opgeslagen.
Activeer de functie Autostore door de
toets FM op het Infotainmentsysteem
ingedrukt te houden totdat u het
akoestische bevestigingssignaal
hoort. Bij deze functie slaat de radio
automatisch de 6 zenders met het
krachtigste signaal in aflopende volg‐ orde op in het FMA frequentiebereik.
Tijdens het automatisch opslaan ver‐ schijnt Autostore knipperend op het
display.
Bij het activeren van de functie
Autostore worden de eerder in het
FMA frequentiebereik opgeslagen
zenders geannuleerd.
Handmatige zenderopslag
Ga als volgt te werk om een speci‐
fieke zender op te slaan: selecteer het
golfbereik ( AM of FM ) en de zender
en druk op de gewenste toets 1...6 ophet Infotainmentsysteem, todat er
een geluidssignaal klinkt, ter bevesti‐
ging dat de zender op de betreffende toets is opgeslagen.
Per golfbereik kunt u maximaal
6 zenders specifiek opslaan.
Zender oproepen
Selecteer het frequentiebereik ( AM of
FM ) en druk dan even op de gewen‐
ste zendertoets 1...6 om een opge‐ slagen zender op te roepen.
Radio Data System (RDS) Voordelen van RDS
RDS is een FM-zender die u de ge‐
wenste zender helpt vinden en sto‐ ringsvrije ontvangst ervan verzekert.
Het RDS codeert digitale informatie
die wordt meegezonden bij de FM-ra‐
dioprogramma's, met informatie als
naam van de zender, verkeersinfor‐
matie en radiotekst.Bij geactiveerd RDS:
■ verschijnt de programmanaam van de gekozen zender op het display
in plaats van de frequentie ervan
■ stemt het Infotainmentsysteem tij‐ dens het automatisch zoeken naar
een zender uitsluitend af op RDS-
zenders
■ stelt het infotainmentsysteem met behulp van een alternatieve
frequentie (AF ) altijd automatisch af
op de zendfrequentie met de beste ontvangst van de gekozen zender.
RDS-functies
Het RDS bevat de volgende informa‐
tievelden:
■ AF : alternatieve frequenties
■ TA : verkeersberichten
■ TP : verkeersinformatie
■ REG : regionale programma's
■ EON : Enhanced Other Network
Ook is het RDS uitgevoerd met een
functie voor ontvangst van
noodalarm . Deze functie wordt auto‐
matisch geactiveerd en kan niet wor‐
den gedeactiveerd.
30Radio
Modus Enhanced other network
(EON)
Met de functie EON kan de ontvanger
andere netwerken of zenders auto‐
matisch controleren op verkeersinfor‐
matie en tijdelijk op de betreffende zender afstemmen.
Deze functie werkt alleen na het acti‐ veren van de functie TA.
Ontvangst noodalarm
In de modus RDS wordt de radio in‐
gesteld op het ontvangen van
noodaankondigingen bij uitzonder‐
lijke omstandigheden of voorvallen
die algemeen gevaar (o.a. aardbevin‐ gen, overstromingen) kunnen veroor‐
zaken, als de betreffende zender
deze uitzendt.
Tijdens een noodaankondiging ver‐
schijnt de melding Alarm op het dis‐
play. Bij een noodaankondiging kan
het volume hoger dan normaal zijn.
Na afloop van de noodaankondiging
is het volume weer normaal.
Deze functie wordt automatisch ge‐
activeerd en kan niet worden gedeac‐
tiveerd.
Telefoon55
Ontkoppel een mobiele telefoon met
de knoppen op het stuurwiel:
1. Â / MENU : indrukken
2. R / S : indrukken om op het dis‐
play omhoog/omlaag te gaan
3. INSTELLINGEN : optie selecteren
en met de toets SRC/OK bevesti‐
gen
4. R / S : indrukken om op het dis‐
play omhoog/omlaag te gaan
5. Gebruikersgegevens : optie selec‐
teren en met de toets SRC/OK be‐
vestigen
6. R / S : indrukken om op het dis‐
play omhoog/omlaag te gaan
7. Gebruikers wissen : optie selecte‐
ren en met de toets SRC/OK be‐
vestigen
Wis het toestel uit de lijst met
Bluetooth -toestellen op uw mobiele
telefoon. Raadpleeg de bedienings‐
instructies van uw mobiele telefoon.
Door een telefoon te ontkoppelen
worden alle gedownloade contacten
en het belgeheugen ervan uit het
handsfreesysteem verwijderd.Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Vertrouw daarom niet al‐
leen op een mobiele telefoon bij
gesprekken van levensbelang
(bijv. bij het inroepen van medi‐
sche hulp).
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐ centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende per‐
soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
65
F
Fader ............................................ 18
FMA ........................................ 24, 26
FM-radio ....................................... 24
FMT ........................................ 24, 26
Frequentiebereik selecteren .........24
Functie mute/pauze ......................20
G Gebruik ....................... 14, 24, 32, 35
Gebruik van deze handleiding ........4
Geluidsinstellingen .......................18
Gesprekkenlijsten .........................56
Gesprekken ontvangen ................56
Gesproken opdrachten .................42
Gesproken opdrachten mediaspeler............................... 42
Gesproken opdrachten SMS- berichtenlezer............................ 42
Gesproken opdrachten telefoon ...42
GPRS-code ............................ 42, 56
H Handmatige zenderopslag ...........26
Handmatig zender zoeken ...........25
Handsfreesysteem........................ 56 Bedieningsorganen ...................14
Systeemcode .............................. 6
Handsfreesysteem met multimedia 4I
In-/uitschakelen ............................ 14
Infotainment-systeem Bedieningsorganen .....................8
Beveiligingscode .........................6
Instructies voor telefooninstallatie 63
iPod configureren .........................37
L Laatste oproepen .........................56
Loudness ...................................... 18
M Maximaal opstartvolume............... 14
Maximumlimiet radiovolume activeren.................................... 20
Meldingsinstellingen (SMS) ..........56
Menu's .......................................... 14
Menu's op het displayscherm .......14
Menuopties aanpassen ................14
Menu Telefoon.............................. 56
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur ...................63
Mp3-cd's ....................................... 31
Mp3-cd-tekstinformatie (ID3-tag) ..32
Mp3-spelers .................................. 37
Mute.............................................. 14N
Naar de volgende of vorige track gaan .......................................... 32
Noodoproep .................................. 55
O Ontvangst noodalarm ...................27
Opgeslagen audiobestanden afspelen..................................... 39
Overzicht bedieningselementen .....8
P Pauze ..................................... 14, 32
Persoonlijke equalizer ..................18
Postvak IN .................................... 56
R Radio ............................................ 24
Radio activeren............................. 24
Radiocode ...................................... 6
Radio Data System (RDS) ........... 27
Radio geblokkeerd.......................... 6
Radio met cd /mp3-speler Bedieningsorganen ...............8, 14
Radio met cd-speler Bedieningsorganen ...............8, 14
Radio-ontvangst ........................... 24
RDS: in- en uitschakelen ..............27
Regionale programma's (REG, regionaal) .................................. 27