Page 39 of 255

Sleutels, portieren en ruiten37
■De afscheiding bagageruimte is uit‐
geklapt, het doorgangsluik is geslo‐
ten 3 73.
■ Deksel van softtop is dichtgeklikt.
■ Kofferdeksel volledig gesloten is.
■ De buitentemperatuur is niet lager dan -7 °C voor openen en -10 °C
voor sluiten.
■ De accuspanning is op peil.
■ Het systeem is niet overbelast door
herhaalde werking (max. 5 com‐
plete achtereenvolgende cycli).Als er aan een van deze vereisten
niet wordt voldaan, klinkt er een ge‐
luidssignaal en verschijnt er bij het
bedienen van de schakelaar een
bericht op het Driver Information
Center en gaat de softtop niet open
of dicht.
■ Er mogen zich geen voorwerpen voor de achterruit of in het schar‐niergebied van softtop en deksel
van de softtop bevinden.
Als de automatische aandrijving niet
werkt wanneer de softtop open is,
moet u deze handmatig sluiten, zie de volgende instructies in "Handmatig
sluiten bij een systeemstoring".
Algemene tips
Let op■ Houd de bedieningsschakelaar al‐
tijd in de betreffende vast totdat
het geluidssignaal klinkt of totdat
de alarmknipperlichten oplichten
om er zeker van te zijn dat de soft‐ top geheel geopend of gesloten is.
■ De softtop kan in een tussengele‐ gen stand worden stilgezet, zodat
u de kapruimtes en -pakkingen
kunt reinigen. Laat de schakelaar
in de middenconsole tijdens het
bedienen los om de softtop gedu‐
rende maximaal 7 minuten bij in‐
geschakeld contact in een tussen‐
gelegen stand stil te zetten. Na deze periode klinkt er een waar‐
schuwingssignaal, neemt de hy‐
draulische druk in het systeem af
en kan de softtop uit zichzelf gaan
bewegen.
■ Open de softtop niet als deze nat,
bevroren of vuil is.
Page 124 of 255

122Verlichting
De sfeerverlichting kan met het kar‐
telwieltje A samen met de instrumen‐
tenverlichting worden gedimd 3 121.
Deze wordt ook geactiveerd met In‐
stapverlichting 3 122 en Uitstapver‐
lichting 3 122.
Leeslampen
Werken via de toetsen s en t in de
instapverlichting.
Verlichting zonneklep
Brandt wanneer u het klepje opent.
Verlichtingsfuncties
Instapverlichting Welkomstverlichting
De volgende verlichting wordt korte
tijd ingeschakeld door de auto te ont‐ grendelen met de handzender:
■ koplampen,
■ achterlichten,
■ kentekenplaatverlichting,
■ instrumentenverlichting,
■ binnenverlichting,
■ grondverlichting.
Sommige functies werken alleen
wanneer als het donker is en helpen u om de auto te lokaliseren.
De verlichting wordt meteen uitge‐ schakeld zodra u de contactsleutel in
stand 1 3 135 draait.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
■ alle schakelaars,
■ Driver Information Center,■ portiervakverlichting,
■ consoleverlichting.
Activeren, deactiveren en duur van
deze functie kunnen worden gewij‐
zigd op het Info-Display. Persoonlijke
instellingen 3 106.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Uitstapverlichting
De volgende verlichting gaat branden wanneer u de sleutel uit het contact‐
slot haalt:
■ Interieurverlichting
■ Instrumentenverlichting (alleen wanneer het buiten donker is)
■ Portier- en consolelichten
■ Grondverlichting
De verlichting wordt na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld en bij
het openen van het bestuurderspor‐
tier opnieuw ingeschakeld.
De koplampen, achterlichten en ken‐
tekenverlichting blijven een instelbare
tijd branden wanneer u de auto ver‐
laat.
Page 146 of 255

144Rijden en bediening
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
opgeschakeld naar een hogere ver‐ snelling.
Elektronische
rijprogramma's ■ Het bedrijfstemperatuurpro‐ gramma brengt de katalysator naeen koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te ver‐ hogen.
■ De automatische neutraalschake‐ ling schakelt vanzelf de neutraal‐
stand in wanneer de auto wordt stil‐
gezet met een ingeschakelde ver‐
snelling en de rem wordt ingetrapt.
■ Bij een ingeschakelde SPORT- modus vindt het schakelen bij ho‐
gere toerentallen plaats (behalve
wanneer cruise control is ingescha‐ keld). SPORT-modus 3 151.
■ Speciale programma's passen bij klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.Kickdown
Bij het geheel intrappen van het gas‐
pedaal in de automatische modus
schakelt de transmissie afhankelijk van het motortoerental over op een
lagere versnelling.
Storing
In geval van een storing verschijnt er
boordinformatie op het Driver Infor‐
mation Center. Boordinformatie
3 104.
De versnellingsbak schakelt niet lan‐
ger automatisch. Verder rijden is mo‐
gelijk door handmatig te schakelen.
Alleen de hoogste versnelling is be‐
schikbaar. In de handgeschakelde
modus kan, afhankelijk van de sto‐
ring, ook de 2e versnelling beschik‐
baar zijn. Schakel alleen wanneer de
auto stilstaat.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking kan dekeuzehendel niet uit stand P worden
gehaald. U kunt de contactsleutel niet
uit de contactschakelaar verwijderen.
Bij een lege accu hulpstartkabels ge‐
bruiken 3 223.
Is de accu niet de oorzaak van de sto‐
ring, ontgrendel dan de keuzehendel.
1. Handrem aantrekken.
2. Maak de kap van de keuzehendel
aan de voorkant van de midden‐
console los, klap deze omhoog en draai deze naar links.