Page 165 of 213

Verzorging van de auto163Elektrisch systeem
Hoogspanningsapparaten
en bedrading9 Waarschuwing
Blootstelling aan hoogspanning
kan elektrische schokken, brand‐
wonden en zelfs de dood tot ge‐
volg hebben. Laat uitsluitend spe‐
ciaal opgeleide monteurs aan de
hoogspanningscomponenten in
de auto werken.
Hoogspanningscomponenten zijn
voorzien van labels. U mag deze
componenten niet uitbouwen,
openen, uiteen nemen of modifi‐
ceren. Hoogspanningskabels of -
bedrading heeft een oranje man‐
tel. U mag hoogspanningskabels
of -bedrading niet doormeten, ma‐ nipuleren, doorknippen of modifi‐
ceren.
Overbelasting elektrisch
systeem
De auto heeft zekeringen en stroom‐ kringonderbrekers ter bescherming
tegen overbelasting van het elektri‐
sche systeem.
Bij een elektrische overbelasting
opent en sluit de stroomkringonder‐
breker en beschermt deze het circuit totdat de belasting weer normaal is of het probleem verholpen is. Hierdoor
neemt de kans op overbelasting van de stroomkring en brand als gevolg
van elektrische problemen aanzienlijk
af.
Zekeringen en stroomkringonderbre‐
kers beschermen de volgende onder‐ delen in de auto:
■ Koplampkabelbomen
■ Motor voorruitenwissermotor
■ Elektrisch bediende ruiten en an‐ dere elektrische accessoires
Vervang een doorgebrande zekering
door een nieuw exemplaar met de‐
zelfde maat en capaciteit. Als u bij
een probleem onderweg een zeke‐ring moet vervangen, kunt u een an‐ dere aanwezige zekering met de‐
zelfde capaciteit gebruiken. Kies een
functie van de auto die tijdelijk niet
nodig is en vervang de geleende ze‐
kering zo snel mogelijk.
Koplampkabelbomen Bij een elektrische overbelasting kande verlichting aan en uit gaan en in
sommige situaties uitblijven. Laat in
dat geval de koplampkabelbomen on‐ middellijk door een werkplaats in‐
specteren.
Voorruitwissers
Bij oververhitting van de ruitenwisser‐
motor als gevolg van zware sneeuw‐
val of ijsvorming stoppen de vooruit‐
enwissers totdat de motor is afge‐
koeld en wordt de ruitenwisserknop
uitgeschakeld. Na het wegnemen van
de blokkering start de ruitenwisser‐
motor opnieuw als u de knop in de
gewenste modus zet.
Hoewel de stroomkring tegen elektri‐
sche overbelasting en overbelasting
als gevolg van zware sneeuwval of
Page 177 of 213

Verzorging van de auto175
Als A oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 202.
Na het op spanning brengen moet u wellicht een stukje rijden om de ban‐
denspanningswaarden op Driver In‐
formation Center bij te werken. Hierbij
kan A oplichten.
Als A bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit voortijdig duiden op een te lage ban‐
denspanning. Bandenspanning con‐
troleren. Schakel het contact uit wan‐ neer de bandenspanning moet wor‐
den verhoogd of verlaagd.
Winterbanden of aanvullende wiel‐
sets moeten zijn voorzien van senso‐
ren, omdat het systeem anders niet
werkt en controlelamp A ononderbro‐
ken brandt.
De storingslamp van het banden‐
spanningscontrolesysteem is gecom‐
bineerd met het controlelampje ban‐
denspanning te laag. Als het systeem een defect detecteert, knippert A on‐
geveer 1 minuut en blijft dan onon‐derbroken branden. Voor de duur van
de storing wordt deze reeks bij elke
keer opnieuw starten doorlopen.
Wanneer de storingslamp A brandt,
is het systeem wellicht niet naar be‐
horen in staat om een te lage ban‐
denspanning te detecteren of te sig‐
naleren. Er kunnen diverse redenen
zijn voor storingen in het banden‐
spanningscontrolesysteem, zoals het
monteren van vervangende of andere
banden of wielen op de auto waar‐
door het bandenspanningscontrole‐
systeem niet goed werkt. Controleer
na het vervangen van een of meer
banden of wielen op uw auto altijd de controlelamp A van het bandenspan‐
ningscontrolesysteem, opdat het
bandenspanningscontrolesysteem
ook met de vervangende of andere
banden en wielen goed werkt.
Een tijdelijk reservewiel is niet uitge‐
rust met een druksensor. Het ban‐ denspanningscontrolesysteem werkt
niet op deze wielen. De controlelamp A brandt. Voor de overige drie wielen
blijft het systeem werken.Een volwaardig reservewiel is uitge‐
rust met een druksensor. Het sys‐
teem herkent het nieuwe wiel onder‐
weg automatisch.Voorzichtig
Gebruik van in de handel verkrijg‐
bare vloeibare bandenreparatie‐
sets kan de werking van het sys‐
teem nadelig beïnvloeden. Ge‐
bruik door de fabriek goedge‐
keurde bandenreparatiesets.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto3 202 en selecteer de betreffende in‐
stelling op de pagina
Bandenbelasting in het menu Instel‐
lingen op het Driver Information Cen‐
ter 3 81.
Page 212 of 213

210
Voertuiggewicht .........................200
Voertuigidentificatienummer ......194
Voertuig starten en stoppen .......110
Voordat u wegrijdt ........................ 16
Voorligger gedetecteerd ...............80
Voorruit ......................................... 33
Voorstoelen .................................. 38
W
Waarschuwingslampen ................70
Waarschuwing voetgangersveiligheid .........14, 67
Werkzaamheden uitvoeren .......152
Winterbanden ............................ 173
Wis-/wasinstallatie .......................14
Wis-/wasinstallatie voorruit ..........67
Wisserblad vervangen ...............159
Z
Zekeringen ................................. 164
Zekeringenkast in bagageruimte 171
Zekeringenkast in motorruimte ..165
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............168
Zitrijen achterin ............................. 61
Zonnekleppen .............................. 36
Zwangerschap, gebruik van veiligheidsgordels .....................43
Zijdelings airbagsysteem .............49
Zijrichtingaanwijzers ..................161
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24