Veiligheidssysteem van uw auto
74
3
WAARSCHUWING
- indien uitgerust met
rolsensor
Zet het contact in de stand OFF of
ACC wanneer de auto gesleept
wordt als de auto voorzien is van
zij- en gordijnairbags.
De zij- en gordijnairbags kunnen
worden geactiveerd wanneer hetcontact in de stand ON staat en de
koprolsensor de situatie
interpreteert alsof de auto over de
kop slaat.WAARSCHUWING
Let op dat u niet tegen plaatsen aanstoot waar de airbags of
airbagsensoren zijn ingebouwd.
Anders kan de airbag onverwacht
geactiveerd worden waardoor
ernstig persoonlijk letsel op kantreden.
Als de inbouwpositie van de airbagsensoren wordt gewijzigd,
kan dit ertoe leiden dat de airbags
worden geactiveerd in situaties
waarin dit niet nodig is, of dat de
airbags niet worden geactiveerdin situaties waar het wel nodig is.
Voer daarom geen reparaties uit
aan of in de buurt van de
airbagsensoren. We adviseren uhet systeem te laten repareren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Er kunnen problemen ontstaan als de hoek waaronder de
sensoren zijn ingebouwd wordt
gewijzigd als gevolg van
vervorming van de carrosserie
-delen waar de airbagsensoren
zijn ingebouwd: de voorbumper,
de carrosserie, voorportier of deB-stijl en de C-stijl.
(Vervolg)
(Vervolg)We adviseren u het systeem te laten repareren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Uw auto is ontworpen om de botsenergie zoveel mogelijk teabsorberen en in bepaalde
gevallen de airbag(s) te activeren.
Het monteren van niet-originele
bumpers of accessoires op de
bumper kan een nadelige invloed
hebben op de bescherming bijeen aanrijding.
461
Kenmerken van uw auto
Elektrochromatische binnenspiegel(ECM - Electric chromic mirror)(indien van toepassing)
De elektrochromatische binnenspiegel
voorkomt automatisch verblinding door
achteropkomend verkeer. De sensor in
de spiegel registreert de lichtinval en
absorbeert de weerspiegelingen van de
koplampen van achteropkomende auto's.
Zodra de motor draait, worden de lichtreflecties automatisch gedimd.
Als de selectiehendel in de R (achteruit)
stand wordt gezet, wordt debinnenspiegel in de helderste stand
gezet om het uitzicht naar achteren zo
duidelijk mogelijk te maken.
Bedienen van elektrische binnenspiegel:
Druk op de aan/uit-knop (1) om deautomatische dimfunctie in te
schakelen. Het spiegelcontrolelampje
zal gaan branden. Druk op de aan/uit-knop (1) om de automatische
dimfunctie uit te schakelen. Hetspiegelcontrolelampje dooft.
De standaardinstelling voor de binnenspiegel is AAN als het contact instand ON staat.
Elektrochromatische binnenspiegel
(ECM - Electric chromic mirror) met kompas
1. Lichtsensor
2. Controlelampje systeemstatus (LED)
3. Toets ECM aan/uit
4. Toets kompas
5. Weergavegedeelte
Als de functie automatisch dimmen van
de binnenspiegel is ingeschakeld met de
toets ECM aan/uit, wordt het spiegelglas,
afhankelijk van de hoeveelheid licht die
op het spiegelglas valt, automatisch
verduisterd. Als de toets ECM aan/uit
nogmaals wordt ingedrukt, wordt deze
functie uitgeschakeld.
OMD040032
OMD042122L
■ Type A
■Type B
Achteruitrijscherm
Controlelampje Sensor
Controlelampje
ODMECO2003
OPMERKING
Gebruik voor het reinigen van de spiegel een papieren doekje ofvergelijkbaar materiaal dat vochtig
is gemaakt met glasreiniger. Spuitniet direct glasreiniger op de spiegel. Hierdoor kan erglasreiniger in de spiegel komen.
499
Kenmerken van uw auto
Waarschuwingslampje ABS
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINESTART/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 seconden
branden en gaat dan uit.
In het geval van een storing in het ABS (het normale remsysteem werkt in dat
geval nog wel, maar het
antiblokkeersysteem niet).
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Waarschuwingslampje EBD
Deze twee waarschuwingslampjes gaan
tijdens het rijden gelijktijdig branden:
Als het ABS en het normaleremsysteem mogelijk niet normaal
werken.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING - Waarschuwingslampje parkeerrem enremvloeistofniveau
Rijden met een auto waarvan het
waarschuwingslampje brandt, is
gevaarlijk. Als het
waarschuwingslampje parkeerrem
en remvloeistofniveau blijftbranden terwijl de parkeerrem niet
aangetrokken is, kan dit duiden op
een te laag remvloeistofniveau in
het reservoir.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING - WaarschuwingslampjeEBD
Als het waarschuwingslampje ABS
en het waarschuwingslampjeparkeerrem en remvloeistofniveau
gelijktijdig branden, werkt hetremsysteem niet normaal en kan er
dus een onverwachte en gevaarlijkesituatie ontstaan bij plotselingremmen.
Vermijd in dit geval hard rijden en plotseling remmen. (Vervolg)
Kenmerken van uw auto
100
4
✽✽
AANWIJZING
- Waarschuwingslampje EBD
Als het waarschuwingslampje ABS al
dan niet in combinatie met het
waarschuwingslampje parkeerrem en
remvloeistofniveau brandt, werken de
snelheidsmeter, de kilometerteller en de
dagteller mogelijk niet. Bovendien kan
het waarschuwingslampje EPS gaan
branden en kan de benodigde
stuurkracht toe- of afnemen.
In dat geval adviseren we u de auto zo
snel mogelijk te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Waarschuwingslampje elektrische parkeerrem(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
In het geval van een storing in de elektrische parkeerrem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
✽✽ AANWIJZING
- Waarschuwingslampje
elektrische parkeerrem
Het waarschuwingslampje elektrische
parkeerrem kan ook in combinatie met
het waarschuwingslampje ESC gaan
branden om aan te geven dat het ESC
niet goed werkt (dit duidt niet op een
storing in de elektrische parkeerrem).
Waarschuwingslampje elektronische stuurbekrachtiging (EPS)(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft branden tot de motorwordt gestart.
In het geval van een storing in de elektronische stuurbekrachtiging.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
EPB(Vervolg)
Wij adviseren u uw auto zo snel
mogelijk te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
4113
Kenmerken van uw auto
Het bereik van de parkeersensorenbedraagt ongeveer 120 cm.
Als er zich meerdere voorwerpen achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd.
Waarschuwingssignalen
Als een voorwerp zich 120 - 61 cm vande achterbumper bevindt: Zoemer
klinkt met tussenpozen
Als een voorwerp zich 60 - 31 cm van de achterbumper bevindt: Zoemer
klinkt vaker
Als een voorwerp zich binnen 30 cm van de achterbumper bevindt: Zoemer
klinkt onafgebroken. Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt mogelijk niet
goed in de volgende gevallen:
1. Er zit ijs op de sensor. (Het systeem
werkt weer normaal zodra het ijs
gesmolten is.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens, enz.
binnen het bereik van de sensor
aanwezig zijn.
5. Bij zware regenval of opspattend water.
6. Bij de aanwezigheid van afstandsbedieningen of mobiele
telefoons binnen het bereik van de
sensor.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw.
8. Aanhanger, rijden met. Het sensorbereik kan in de volgende
gevallen afnemen:
1. Er zit vuil zoals sneeuw of water op de
sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen worden
mogelijk niet opgemerkt door desensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige
materialen en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
Kenmerken van uw auto
118
4
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt in de volgende
gevallen mogelijk niet goed:
1. Er zit ijs op de sensor. (De sensor werkt weer normaal zodra het ijs is gesmolten.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, op de sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
4. De toets van de parkeerhulp is uitgeschakeld.
De werking van de parkeerhulp kan
in de volgende omstandighedenworden verstoord:
1. Bij het rijden op oneffen wegen, zoals ongeplaveide wegen, grind, drempels of hellingen.
2. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, racemotorfietsen,
luchtremmen van vrachtwagens en
dergelijke de werking van de sensoren
beïnvloeden.
3. Bij zware regenval of opspattend water.
4. Door afstandsbedieningen of mobiele telefoons in de buurt van de sensoren.
5. Als de sensor is bedekt met sneeuw.
Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen:
1. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
2. Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
De volgende objecten worden
mogelijk niet opgemerkt door de sensoren:
1. Smalle objecten als touwen, kettingen of paaltjes.
2. Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige materialen
en sneeuw.
Kenmerken van uw auto
132
4
✽✽
AANWIJZING
Onder de volgende omstandigheden
wordt het systeem uitgeschakeld.
Parkeer uw auto handmatig.
1. Zoeken van een parkeerplaats - Wanneer de ABS/het ESC isgeactiveerd
- Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 40 km/h
- Wanneer u de toets van het Smart Parking Assist-systeem indrukt (de
parkeerhulp voor en achter zijn in
werking)
- Wanneer u de selectiehendel in stand
R (achteruit) zet
2. Stuurwielbediening
- Wanneer de ABS/het ESC wordtbediend
- Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 7 km/h
- Wanneer u de toets van het Smart Parking Assist-systeem indrukt (de
parkeerhulp voor en achter zijn in
werking)
- Wanneer u de selectiehendel in stand D (rijden) zet voordat u de
parkeerplaats inrijdt
- Wanneer u het stuurwiel stevig
vasthoudtStoring systeem
Als zich, wanneer het systeem is ingeschakeld, problemen voordoen in
het systeem, verschijnt bovenstaande
melding. Ook gaat het controlelampje
in de toets niet branden en klinkt
driemaal een piepsignaal. Als zich alleen in het Smart Parking
Assist-systeem problemen voordoen,
werkt na 2 seconden de parkeerhulp.
Laat wanneer zich problemen
voordoen, we adviseren u het systeemte laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
ODMEDR2112
■Type A
■ Type B ■Type C
ODMEDR2125/ODMEDR2125HO
545
Rijden met uw auto
Antiblokkeersysteem (ABS)Het ABS registreert continu de snelheid
van de wielen. Zodra de wielen dreigen
te blokkeren, vermindert het ABS de
hydraulische remdruk op de wielen.
In dat geval is een tikkend geluid hoorbaar in het remsysteem en kan het
rempedaal gaan trillen. Dit is normaal.
Het betekent dat het ABS in werking isgetreden. Om in een noodsituatie het maximale rendement uit het ABS te halen, dient u
niet zelf "pompend" te gaan remmen.
Trap het rempedaal zo hard mogelijk in
en laat het ABS verder het werk doen.(Vervolg)
Probeer de werking van het ABS (of
ESC) van uw auto niet uit bij hoge
snelheden of tijdens het nemen van
een bocht. Hiermee kunt u zichzelf
en anderen in gevaar brengen.
OPMERKING
Als er een probleem aanwezig ismet het systeem dat signaleert ofhet bestuurdersportier, de
motorkap of de achterklepopenstaat, werkt het Auto Hold-systeem wellicht niet goed. Weadviseren u contact op te nemen
met een officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
ABS (of ESC) kan geen ongelukken
voorkomen die het gevolg zijn van
gevaarlijk rijgedrag. Hoewel de autobij een noodstop beter onder
controle gehouden kan worden, is
het toch noodzakelijk voldoende
afstand tot uw voorligger te
bewaren. U moet uw rijsnelheidaltijd aanpassen aan deomstandigheden en zo nodig uw
snelheid verlagen.
De remweg van auto’s met ABS (of
ESC) kan in de volgende situaties
langer zijn dan van auto’s zonder
een dergelijk systeem.
Rijd in dergelijke situaties met een
gereduceerde snelheid:
Op slechte wegen, wegen met steenslag of wegen die met sneeuw bedekt zijn.
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
Op wegen met kuilen of met hoogteverschillen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Trap het gaspedaal langzaam in als u wilt wegrijden.
Schakel uit veiligheidsoverwegingen het
Auto Hold-systeem uit als u
heuvelaf rijdt, achteruit rijdt of de
auto parkeert.