Veiligheidssysteem van uw auto
78
3
✽✽
AANWIJZING - zonder
rolsensor
Als de auto is uitgerust met zij- en
gordijnairbags, worden deze mogelijk
geactiveerd wanneer de auto over de
kop slaat als gevolg van een aanrijding
van opzij.
De airbags worden soms niet geactiveerd bij een aanrijding tegen
een boom of paal, waarbij de
botskracht zich concentreert op een
klein gedeelte van de auto, buiten het
bereik van de sensoren. Onderhoud aan aanvullend veiligheidssysteem
Het aanvullend veiligheidssysteem is
nagenoeg onderhoudsvrij en bevat geen
onderdelen waaraan u zelf veilig
onderhoud kunt plegen. Als het
waarschuwingslampje van het airbag-
systeem niet gaat branden of continu
blijft branden, we adviseren u hetsysteem te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
1VQA2092
379
Veiligheidssysteem van uw auto
(Vervolg)
Als uw auto in te diep waterterechtgekomen is, waardoor de vloerbedekking doorweekt is ofer water op de bodemplaats
staat, probeer dan niet uw auto te
starten; we adviseren u contactop te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.(Vervolg)
Als de airbags geactiveerd zijn,adviseren we u het systeem te
laten vervangen door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Stel de onderdelen van het airbagsysteem niet bloot aan
schokken en neem de bedrading
van het airbagsysteem ook niet
los. Als u dat wel doet kunt u
letsel oplopen omdat de airbags
onverwacht geactiveerd kunnen
worden of juist niet geactiveerd
worden wanneer dat wel nodig is.
Als onderdelen van het airbagsysteem moeten worden
afgevoerd of als de auto in zijn
geheel moet worden afgevoerd,
moeten bepaalde voorzorgs-
maatregelen met betrekking tot
de veiligheid in acht worden
genomen. Een officiële HYUNDAI-
dealer kent deze voorzorgsmaat-
regelen en kan u de benodigde
informatie verstrekken. Het niet
opvolgen van deze voorzorgs-
maatregelen en procedures
vergroot de kans op persoonlijkletsel.
(Vervolg)WAARSCHUWING
Modificaties aan onderdelen van het aanvullend veiligheidssys-
teem of de bedrading, inclusief
het aanbrengen van stickers, enz.op afdekkappen of modificaties
aan de carrosseriestructuur
kunnen ertoe leiden dat hetsysteem niet goed werkt,
waardoor letsel kan ontstaan.
Reinig de afdekkappen van de airbags alleen met een zachte,
droge doek of met een doek die
bevochtigd is met schoon water.
Oplos- en reinigingsmiddelen
kunnen het materiaal van deafdekkappen aantasten en de
werking van het systeem in
negatieve zin beïnvloeden.
Er mogen geen objecten op of in de buurt van de airbags in het
stuurwiel, op het instrumenten-
paneel of op het dashboard-
paneel boven het dashboard-
kastje worden geplaatst omdat
dergelijke voorwerpen letsel
kunnen veroorzaken als de
airbags bij een aanrijding
geactiveerd worden.
(Vervolg)
Veiligheidssysteem van uw auto
80
3
Aanvullende voorzorgsmaat-
regelen met betrekking tot deveiligheid Vervoer nooit mensen in de
bagageruimte of op een
neergeklapte rugleuning. Laat
iedereen rechtop zitten, met zijn rug
tegen de rugleuning van de stoel, de
veiligheidsgordel om en de voeten op
de vloer.
De inzittenden moeten tijdens het
rijden niet uit hun stoel komen of
van plaats wisselen. Een inzittende
die zijn veiligheidsgordel niet draagt
kan tijdens een aanrijding of eennoodstop door de auto geslingerd
worden, tegen andere inzittenden aan,
of zelfs uit de auto geslingerd worden.
Elke veiligheidsgordel is bestemd
voor één persoon. Als er meerdere
personen van dezelfde veiligheids-
gordel gebruik maken, kunnen ze bij
een aanrijding ernstig letsel oplopen.
Maak geen gebruik van accessoires
die aan de veiligheidsgordels
bevestigd moeten worden.
Accessoires die claimen het comfort
voor de inzittenden te verbeteren of diede gordel anders geleiden, kunnen de
beschermende werking van de
veiligheidsgordel in negatieve zin
beïnvloeden en de kans op letsel bij
een aanrijding vergroten.
De inzittenden moeten geen harde
of scherpe voorwerpen plaatsen
tussen henzelf en de airbags. Het
dragen van harde of scherpe
voorwerpen rond uw middel of het in
uw mond houden van dergelijke
voorwerpen kan ernstig letsel
veroorzaken als een airbag
geactiveerd wordt.
Blijf op veilige afstand van de
afdekkappen van de airbags. Laat
iedereen rechtop zitten, met zijn rug
tegen de rugleuning van de stoel, de
veiligheidsgordel om en de voeten op
de vloer. Als inzittenden zich te dicht
bij een airbag bevinden, kunnen zeletsel oplopen als de airbags
geactiveerd worden.
Bevestig geen voorwerpen aan of in
de buurt van de afdekkappen van de
airbags. Voorwerpen die bevestigd zijn
aan of in de buurt van de afdekkappen
van de airbags vóór of de zijairbags
kunnen een juiste werking van de
airbags in negatieve zin beïnvloeden.
Modificeer de voorstoelen niet.
Modificatie van de voorstoelen kan de
werking van de sensoren van het
aanvullend veiligheidssysteem of van
de zijairbags in negatieve zin
beïnvloeden.
Plaats niets onder de voorstoelen.
Het plaatsen van voorwerpen onder de
voorstoelen kan de werking van de
sensoren van het aanvullend
veiligheidssysteem of van de
bedrading in negatieve zin
beïnvloeden.
Laat nooit het heupgedeelte van uw
gordel om een kind heen lopen dat
op uw schoot zit. Het kind zou ernstig
letsel kunnen oplopen in geval van een
aanrijding. Baby's en kinderen moetenop de juiste manier in geschiktekinderzitjes of gordels op de
achterbank vervoerd worden.
381
Veiligheidssysteem van uw auto
Monteren van accessoires of modificaties aan uw met een
airbag uitgeruste auto
Als u modificaties aan het chassis, de
bumper, de voorzijde, het plaatwerk opzij
of de rijhoogte aanbrengt of laat
aanbrengen, kan dat invloed hebben op
de werking van het airbagsysteem van
uw auto.Waarschuwingslabel airbags
(indien van toepassing)
Het waarschuwingslabel van de airbags is bedoeld om de bestuurder en
passagiers te waarschuwen voor de
mogelijke gevaren van het airbag-systeem.
Deze verplichte waarschuwingen
hebben met name betrekking op het
risico voor kinderen. HYUNDAI wil hierbij
ook graag wijzen op de risico's voor
volwassenen. Deze risico's zijn
beschreven op de voorafgaande
bladzijden.
WAARSCHUWING
Als de inzittenden niet in de juiste positie zitten, kunnen ze te dicht
bij een zich vullende airbag
komen, delen in het interieur vande auto raken of uit de auto
geslingerd worden.
Zit altijd zoveel mogelijk rechtop, met de rugleuning rechtop,
midden op de zitting en met uw
veiligheidsgordel om, uw benen
op een comfortabele manier
gestrekt en uw voeten op de
vloer.
ODMESA2007
423
Kenmerken van uw auto
Vergrendel-/ontgrendelfuncties
Portierontgrendelsysteem
Alle portieren worden automatisch
ontgrendeld wanneer de airbags door
een aanrijding worden geactiveerd.
Snelheidsafhankelijkportiervergrendelsysteem (indien aanwezig)
Alle portieren zullen automatisch worden
vergrendeld als een snelheid van 15
km/h wordt bereikt.
U kunt de automatische vergrendel-
/ontgrendelfuncties in de auto activeren
of deactiveren.
Zie "Gebruikersinstell" in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING - Kinderen alleen
achterlaten
Een afgesloten auto kan binnenin
erg warm worden, waardoor
achtergelaten kinderen ofhuisdieren die niet uit de auto
kunnen komen, letsel kunnen
oplopen. Bovendien kunnen
kinderen ernstig gewond raken
door het bedienen van bepaalde
systemen in de auto. Laat kinderen
en huisdieren nooit zonder toezicht
achter in de auto.WAARSCHUWING - Ontgrendelde auto
Als u de auto niet vergrendeld
achterlaat, geeft u gelegenheid tot
diefstal. Verwijder altijd de
contactsleutel, bedien de
parkeerrem, sluit alle ruiten en
vergrendel alle portieren als u uw
auto onbeheerd achterlaat.
Kenmerken van uw auto
60
4
Binnenspiegel
Stel de binnenspiegel zo af dat u in het
midden van de spiegel het midden van
de achterruit ziet. Stel de spiegel af
voordat u gaat rijden.Binnenspiegel met dag-/nachtstand
(indien van toepassing)
Stel de spiegel af voordat u wegrijdt en
deze in de dag stand staat.
Trek de hendel onder aan de spiegel naar u toe om de spiegel in de
nachtstand te zetten om verblinding door
de koplampen van achteropkomend
verkeer te voorkomen.
Houd er rekening mee dat het beeld in de spiegel in de nachtstand minder duidelijk
is dan in de dagstand.
SPIEGELS
WAARSCHUWING
- Zicht naar achteren
Zorg er indien mogelijk voor dat het
uitzicht door de achterruit niet
belemmerd wordt.
WAARSCHUWING
Probeer de achteruitkijkspiegel niet
te verstellen tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de controle over de
auto verliezen waardoor een
ongeluk met ernstig letsel of
schade het gevolg kan zijn.
WAARSCHUWING
Wijzig de binnenspiegel niet en
monteer geen grotere spiegel.
Hierdoor kan tijdens een ongeval of
bij het activeren van de airbagletsel ontstaan.
ODM042048Dagstand
Nachtstand
497
Kenmerken van uw auto
Waarschuwingslampjes
✽✽AANWIJZING - Waarschuwingslampjes
Controleer nadat de motor aanslaat of
alle waarschuwingslampjes uit zijn.
Eventuele lampjes die nog branden,
kunnen op een storing duiden.
Waarschuwingslampje AIRBAG
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 6 secondenbranden en gaat dan uit.
In het geval van een storing in het airbagsysteem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Dit waarschuwingslampje gaat branden
of knipperen:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 6 secondenbranden of knipperen.
- Het lampje blijft branden als een van de inzittenden zijn gordel niet heeft
vastgemaakt.
Als een van de inzittenden zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt.
Zie voor meer informatie
"Veiligheidsgordels" in hoofdstuk 3.
WAARSCHUWINGS- EN CONTROLELAMPJES
Wat te doen in een noodgeval
34
6
SLEPEN
Slepen
Laat de auto bij voorkeur wegslepen door
een officiële HYUNDAI Erkend
Reparateur of een erkend
bergingsbedrijf. De juiste procedures
voor het slepen zijn noodzakelijk ombeschadigingen aan uw auto te
voorkomen. Wij bevelen het gebruik vandollies aan.
Zie hoofdstuk 5 "Trekken van een aanhanger" voor meer informatie overhet rijden met een aanhanger.
Auto's met vierwielaandrijving moeten
gesleept of vervoerd worden met alle vier
wielen van de grond. Dit kan met behulp
van een bril en dollies of met behulp van
een auto-ambulance. Auto's met tweewielaandrijving mogen
gesleept worden met de achterwielen op
de grond (zonder dollies) en de
voorwielen van de grond.
Als een van de aangedreven wielen of de
wielophanging voor beschadigd is of als
de auto wordt gesleept met de
voorwielen van de grond, plaats dan een
dolly onder de voorwielen.
Als er geen dollies worden gebruikt,
moet de auto worden gesleept met de
voorwielen van de grond.
OXM069028
wielplatform
wielplatform
OPMERKING
4WD-auto's mogen niet worden
gesleept met de wielen op degrond. Dit kan de transmissie en het4WD-systeem ernstig beschadigen.
WAARSCHUWING - Indien uitgerust met
koprolsensor
Zet het contact in de stand OFF of
ACC wanneer de auto gesleept
wordt als de auto voorzien is van
zij- en gordijnairbags.
De zij- en gordijnairbags kunnen
worden geactiveerd wanneer hetcontact in de stand ON staat en de
koprolsensor de situatie
interpreteert als over de kop slaan.