BELANGRIJK
1) Druk knop B alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het
lichaam (vooral de ogen) en van
voorwerpen die snel beschadigen
(bijvoorbeeld kleding) is
verwijderd. Laat de sleutel niet
onbeheerd achter, om te
voorkomen dat mensen, met
name kinderen, per ongeluk op de
knop drukken.
BELANGRIJK
1) Lege batterijen zijn schadelijk
voor het milieu. Lege batterijen
moeten overeenkomstig de wet in
speciale bakken gedeponeerd
worden. Ze kunnen ook ingeleverd
worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun
verwerking zal zorgen.
DIEFSTALALARM
(voor bepaalde versies/markten)
Het alarm wordt net als alle eerder
beschreven afstandsbedieningsfuncties
geregeld door de ontvanger die zich
onder het dashboard naast de
zekeringenkast bevindt.
Werking
Het alarm gaat onder de volgende
omstandigheden af:
❒wanneer een van de portieren, de
laadruimte of de motorkap
ongeoorloofd wordt geopend
(omtrekbeveiliging);
❒bij een startpoging (contactsleutel
wordt in de stand MAR gedraaid);
❒bij het loskoppelen van de accu.
Afhankelijk van de markt, worden bij
inschakeling van het alarm de
alarmsirene en de alarmknipperlichten
ingeschakeld (gedurende ongeveer
26 seconden). De wijze waarop het
alarmsysteem functioneert en het aantal
cycli verschillen naargelang de
marktuitvoering van de auto.
Er is een maximum aantal cycli voorzien
voor de geluidssignalen en de
alarmknipperlichten. Na verloop van dit
aantal cycli, zal het bewakingssysteem
weer normaal functioneren.BELANGRIJK De startblokkering wordt
verzekerd door de Fiat CODE die deze
functie automatisch inschakelt wanneer
de sleutel uit het contactslot wordt
genomen.
Inschakeling
Richt, bij gesloten portieren, laadruimte
en motorkap en met de sleutel in de
stand STOP of verwijderd, de sleutel
met de afstandsbediening naar het
voertuig en druk op de
vergrendelingstoets en laat deze weer
los.
Met uitzondering van sommige
marktuitvoeringen, klinkt er een
geluidssignaal (piep) en kunnen de
portieren vergrendeld worden.
Voordat het alarm wordt ingeschakeld,
wordt een zelfdiagnose uitgevoerd:
als een storing wordt gevonden, dan
klinkt er nogmaals een geluidssignaal.
Schakel in dat geval het alarm uit door
op de knop “ontgrendelen portieren/
ontgrendelen laadruimte” te drukken en
te controleren of de portieren en de
motorkap goed gesloten zijn. Hierna
kan het alarmsysteem weer worden
ingeschakeld door op de knop
“vergrendelen” te drukken.
13
Automatische
uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring.
BELANGRIJK
27) Als met actieve cruise-control
wordt gereden, mag de
versnellingspook nooit in de
vrijstand worden gezet.
28) Draai bij een defect van het
systeem de draaischakelaar A
naarO, controleer de zekering en
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR MET SPOTS
Schakelaar A fig. 69 wordt gebruikt om
de plafondverlichting in/uit te
schakelen. Zet de schakelaar A in de
middelste stand: de lampjes C en
D gaan aan/uit bij het openen/sluiten
van de voorportieren. Met schakelaar A
links ingedrukt zijn de lampjes C en D
altijd uit. Met schakelaar A rechts
ingedrukt blijven de lampjes C en D
altijd ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar B is een spot; bij
uitgeschakelde plafondverlichting gaan
deze spots op de volgende manieren
branden:
❒links ingedrukt: het lampje C gaat
aan;❒rechts ingedrukt: het lampje D gaat
aan.
BELANGRIJK Controleer alvorens het
voertuig te verlaten of beide
schakelaars in de middelste stand
staan; wanneer de portieren worden
gesloten, gaan de lampjes uit, zodat
wordt voorkomen dat de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de ingeschakelde
stand is blijven staan, wordt de
plafondverlichting in ieder geval 15
minuten na het uitzetten van de motor
automatisch uitgeschakeld.
Tijdregeling
plafondverlichting
Om het in- en uitstappen 's nachts of
bij slechte verlichting te
vereenvoudigen, zijn er bij sommige
versies 2 verschillende tijdregelingen
voor het inschakelen van de verlichting.
TIJDEGEREGELDE WERKING OM IN
HET VOERTUIG TE STAPPEN
De plafondverlichting schakelt op de
volgende manieren in:
❒ongeveer 10 seconden wanneer de
voorportieren worden ontgrendeld;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een
portier worden geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer de
portieren worden gesloten.
69F1A0074
58
WEGWIJS IN UW AUTO
Draai de sleutel linksom in het slot van
het bestuurdersportier fig. 106 om
alle portieren te ontgrendelen. Bij
losgekoppelde accu, kan het voertuig
uitsluitend worden geopend door
het mechanische slot van het
bestuurdersportier te ontgrendelen.
De portieren ver-/
ontgrendelen van
binnenuit
Druk op de knop A fig. 107 om de
portieren te vergrendelen, druk opnieuw
op de knop om ze te ontgrendelen.
Het ontgrendelen/vergrendelen vindt
centraal plaats (voor en achter).
Wanneer de portieren worden
vergrendeld, gaat de led op de knop A
branden; wanneer de knop opnieuw
wordt bediend, worden alle portieren
ontgrendeld en dooft het lampje.Wanneer de portieren worden
ontgrendeld, gaat de led op de knop
uit; wanneer de knop opnieuw wordt
bediend, worden alle portieren
vergrendeld. De centrale
portiervergrendeling werkt alleen als alle
portieren perfect gesloten zijn.
Wanneer de portieren zijn vergrendeld
met behulp van:
❒afstandsbediening
❒portierslot
kunnen ze niet ontgrendeld worden met
de knop A fig. 107 op het dashboard.BELANGRIJK Wanneer bij
ingeschakelde centrale
portiervergrendeling een van de
voorportieren van binnenuit wordt
geopend met de handgreep, dan wordt
de centrale portiervergrendeling
uitgeschakeld. De achterportieren
kunnen afzonderlijk worden
ontgrendeld door ze van binnenuit te
openen met de handgreep.
Als er geen stroomvoorziening is
(doorgebrande zekering, losgekoppelde
accu, enz.) kunnen de portieren nog
altijd met de hand worden vergrendeld.
Als sneller dan 20 km/h wordt gereden,
wordt de automatische centrale
portiervergrendeling ingeschakeld als
deze functie in het setup-menu is
geselecteerd (zie de paragraaf
“Multifunctionele display” in dit
hoofdstuk).
KNOP LAADRUIMTE
Wanneer de vergrendeling wordt
ingeschakeld, gaat de led op de knop
branden.
De led gaat onder de volgende
omstandigheden aan:
❒na elke portiervergrendeling met de
knop D fig. 108 of met de knop
op het dashboard;
106F1A0114
107F1A0303
72
WEGWIJS IN UW AUTO
Wat het betekent Wat te doen
geelALGEMENE STORINGSMELDING
(Versies met multifunctioneel display)
Het lampje gaat onder de volgende
omstandigheden branden:
❒Als de brandstofnoodschakelaar in werking
treedt
❒Storing in de verlichting (mistachterlichten,
richtingaanwijzers, remlichten,
kentekenplaatverlichting, stadslichten,
dagverlichting, automatisme grootlicht
koplampen, richtingaanwijzers aanhanger,
stadslichten aanhanger)De storing kan de volgende oorzaken hebben:
een of meer lampen doorgebrand, de
betreffende zekering(en) doorgebrand of
elektrische verbinding onderbroken.
❒Storing waarschuwingslampje airbag (lampje
algemene storing knippert)In dergelijke gevallen kan het lampje mogelijk
geen storingen in de veiligheidssystemen
aangeven. Laat het systeem controleren door
het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
❒Storing regensensor
❒Storing sensor dieselfilter
❒Storing aankoppeling aanhanger
❒Storing audiosysteem
❒Storing motoroliedruksensor
❒Storing parkeersensor.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de storing te laten
verhelpen.
142
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjesopinstrumentenpaneel
Berichten op het display
Wat het betekent Wat te doen
STORING BUITENLICHTEN
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool wordt weergegeven wanneer er een
storing in een van de volgende lichten wordt
gedetecteerd:
❒richtingaanwijzers
❒mistachterlichten
❒remlichten
❒stadslicht
❒dagverlichting
❒kentekenverlichting
❒achteruitrijlichten
❒automatisme grootlicht koplampen
❒stadslichten aanhanger
❒richtingaanwijzers aanhanger.De storing kan de volgende oorzaken hebben:
een of meer lampen doorgebrand, de betreffende
zekering(en) doorgebrand of elektrische
verbinding onderbroken.
STORING REMLICHTEN
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt wanneer er een defect in
de remlichten wordt gedetecteerd.De storing kan de volgende oorzaken hebben:
een of meer lampen doorgebrand, de zekering is
doorgebrand of de elektrische verbinding is
onderbroken.
150
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 3428 0000 bellen om de
dichtstbijzijnde Fiat dealer te vinden.MOTOR STARTEN ..........................198
EEN WIEL VERVANGEN .................199
SNELLE BANDENREPARATIEKIT
FIX & GO AUTOMATIC ....................205
EEN LAMP VERVANGEN ................209
LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................213
LAMP BINNENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................218
ZEKERINGEN VERVANGEN ............219
ACCU OPLADEN ............................227
HET VOERTUIG OPKRIKKEN .........228
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........228
197
BELANGRIJK
44) Als de band door vreemde
voorwerpen lek is gelaakt, kan de
kit gebruikt worden voor
beschadigingen in het loopvlak of
de schouder van de band met
een diameter van maximaal 4 mm.
BELANGRIJK
2) Vervang het busje als de
houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken. Laat
het busje en het afdichtmiddel
niet in het milieu achter. Verwerk
het busje en het afdichtmiddel
overeenkomstig de nationale en
plaatselijke voorschriften.
EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
45)
163) 164)
❒Als een lamp niet functioneert,
controleer dan of de betreffende
zekering is doorgebrand alvorens de
lamp te vervangen. Om de
zekeringen te vinden wordt verwezen
naar de paragraaf “Zekeringen
vervangen” in dit hoofdstuk.
❒controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
lamp altijd de hoogte van de
lichtbundel van de koplampen;BELANGRIJK De binnenkant van de
koplamp kan licht beslagen zijn: dit
duidt niet op een defect, maar wordt
veroorzaakt door een lage temperatuur
en de luchtvochtigheidsgraad. De
condens zal snel verdwijnen wanneer
de koplampen ingeschakeld worden.
De aanwezigheid van druppels in de
koplamp duidt daarentegen op infiltratie
van water. Wendt u zich tot het Fiat
servicenetwerk.
BELANGRIJK
45) Raak alleen het metalen
gedeelte van halogeenlampen
aan. Het aanraken van het
lampglas met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur
van de lamp reduceren. Als het
lampglas per ongeluk toch wordt
aangeraakt, wrijf het dan schoon
met een doekje bevochtigd met
alcohol en laat het vervolgens
drogen.
209
PLAFONDVERLICHTING
ACHTER
Ga als volgt te werk om een lamp te
vervangen:
❒verwijder de plafondlamp D fig. 221
in de punten die door de pijlen zijn
aangegeven;
❒open het beschermklepje E fig. 222;
❒vervang de lamp F fig. 222 door
hem uit de zijcontacten los te maken;
controleer of de nieuwe lamp correct
tussen de contacten wordt
geblokkeerd;
❒sluit het beschermklepje E fig. 222,
monteer de plafondlamp D fig. 221
in zijn zitting en controleer of hij goed
bevestigd is.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
46)
165) 166) 167) 168)
eerst de toestand van de zekering
wanneer een elektrisch onderdeel niet
meer werkt: de geleidende band A
fig. 223 mag niet onderbroken zijn. Als
dit wel het geval is, dan moet de
zekering worden vervangen door een
nieuw exemplaar met dezelfde
stroomsterkte (zelfde kleur).
B intacte zekering.
C zekering met doorgebrande
geleidende band.
220F1A0209221F1A0210
222F1A0211
223F1A0212
219
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door. Controleer