164
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Frontairbags
Activering
De beide airbags worden geactiveerd - behalve
de frontairbag aan passagierszijde wanneer
deze is uitgeschakeld - bij een krachtige
frontale aanrijding binnen de zone voor frontale
aanrijdingen ( A), waarbij de botsingsenergie de
hartlijn van de auto in het horizontale vlak volgt
richting de achterzijde van de auto.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
borst en het hoofd van de inzittende voorin
en het stuur wiel (bestuurderszijde) of het
dashboard (passagierszijde), om de inzittende
op te vangen bij het naar voren bewegen. Dit controlelampje brandt op het
display van de dakconsole bij
aangezet contact, zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Uitschakelen
u kunt alleen de frontairbag aan
pa ssagierszijde uitschakelen:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde 1 ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
sc
hakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan de
schakelaar 1
weer op "ON" om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
De frontairbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en de voorpassagier bij een frontale
aanrijding door de kans op letsel aan hoofd en
borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Veiligheid
167
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van
de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur wielkussen
rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
ro
ok niet in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
be
vestig geen voor werpen of stickers op het stuur wiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags
bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met
actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt
zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het
c
It
ro
Ën-
netwerk.
ra
adpleeg de rubriek "Accessoires".
be
vestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Window-airbags
bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de
bevestiging van de window-airbags.
6
Veiligheid
209
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Dorpelverlichting
F Wip het glaasje los. Gebruik een
W 5W-lamp.
Beenruimteverlichting
F Wip het glaasje los. Gebruik een W 5 W-lamp.
Dashboardkastje
F Wip het glaasje los. Gebruik een W 5W-lamp.
8
Praktische informatie
210
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Zekeringen vervangen
De twee zekeringkasten bevinden zich onder het dashboard en in het motorcompartiment.
Zekering vervangen
Voordat u een defecte zekering vervangt,
moet u:
-
d
e oorzaak van de storing opsporen en
verhelpen,
-
a
lle stroomgebruikers uitschakelen,
-
d
e auto stilzetten en het contact afzetten,
-
d
e defecte zekering lokaliseren met behulp
van de overzichten en schema's op de
volgende pagina's. Goed
Defect
Tang 1
Als de storing zich kort na het vervangen van
de zekering nogmaals voordoet, laat dan de
elektrische installatie controleren door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
bi
j het vervangen van een zekering moet u:
-
d
e speciale tang 1 gebruiken die is
bevestigd aan de klep dicht bij de
zekeringkasten. Hiermee kunt u een
zekering ver wijderen waarna u de staat
van de smeltdraad kunt controleren,
-
d
e defecte zekering altijd vervangen door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(met dezelfde kleur): vervangt u de
zekering door een zekering met een andere
stroomsterkte, dan kunnen storingen
optreden (kans op brand). Het vervangen van een zekering die
niet in deze overzichten is opgenomen
kan leiden tot ernstige storingen
aan uw auto.
n
e
em contact op
met het
c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
c
I tro
Ën i
s niet aansprakelijk
voor de kosten die voortvloeien uit
herstelwerkzaamheden of storingen
als gevolg van de installatie van extra
accessoires die door
c
It
ro
Ën
noch
geleverd noch aanbevolen worden en
die niet zijn geïnstalleerd volgens de
voorschriften. Dit geldt in het bijzonder
voor situaties waarbij het stroomverbruik
van alle aanvullende apparatuur meer
dan 10
milliampère bedraagt.Inbouwen van elektrische
accessoires
Het elektrische circuit van uw auto
is geschikt voor zowel standaard als
optionele voorzieningen.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
alvorens u elektrische voorzieningen of
accessoires in uw auto inbouwt.
Praktische informatie
211
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Zekeringen onder het dashboard
Toegang tot de zekeringen
F open het kastje zo ver mogelijk en trek
er vervolgens stevig aan, zodat het in
horizontale stand komt te staan,
F
v
er wijder de bekleding door kort maar stevig
aan het onderste gedeelte te trekken.
Zekeringkast CZekeringkast A
t
a n g 1
Houd u bij het terugplaatsen van het kastje aan
de volgende voorzorgsmaatregelen:
-
H
oud het kastje horizontaal, plaats het
onderste deel met de inkepingen aan de
onderkant tegenover de asjes.
-
G
eef een tik tegen het geheel.
-
s
l
uit het kastje en let erop dat de veren aan
de achterkant eroverheen vallen.
Zekeringkast B
8
Praktische informatie
213
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Zekeringkast C
Zekeringnr.StroomsterkteFunctie
F1 15
A Achterruitenwisser (
tou
rer)
F2 30
A
re
lais vergrendeling en supervergrendeling
F3 5
A Airbags
F4 10
A Automatische versnellingsbak - Module extra verwarming (diesel) -
e
l
ektrochrome spiegels
F5 30
A
ru
itbediening voor -
s
c
huif-/kanteldak - Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel aan passagierszijde
F6 30
A
ru
itbediening achter
F7 5
A Verlichting make-upspiegel - Verlichting dashboardkastje - Plafonniers - Zaklamp (
to
urer)
F8 20
A Autoradio -
c
D
-wisselaar -
b
e
dieningstoetsen op het stuurwiel - Display -
ba
ndenspanningcontrole - c
o
mputer
elektrisch bediende achterklep
F9 30
A Aansteker - 12V-aansluiting vóór
F10 15
A Alarm -
b
e
diening op het stuurwiel, verlichting en ruitenwissers
F11 15
A
co
ntactslot met circuit lage stroomsterkte
F12 15
A
elektrisch verstelbare bestuurdersstoel - Instrumentenpaneel - Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte veiligheidsgordels - be diening airconditioning
F135 Ab sM - ond erbrekingsrelais pomp hydraulische vering - Voeding van de airbagcomputer
F14 15
A
re
gen-/lichtsterktesensor - Parkeerhulp - e
l
ektrisch verstelbare passagiersstoel -Aanhangermodule - c
o
mputer
hifi-versterker - Handsfree kit - Lane Departure Warning
s
y
stem
F15 30
A
re
lais vergrendeling en supervergrendeling
F17 40
AAchterruitverwarming - Verwarmde buitenspiegels
FSH SHUNT
sHu
nt
t
ijdens opslag
8
Praktische informatie
236
c5_nl_ chap09_verification_ed01-2014
Eigenschappen van de olie
controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
raadpleeg de rubriek "be nzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de olievuldop
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
na h
et bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30
minuten de juiste waarde aangeven.
Olie ver versen
raadpleeg het onderhoudsschema van de
f abrikant voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
onderhoud
256
c5_nl_ chap10_caracteristique_ed01-2014
Identificatie
op verschillende plaatsen zijn merktekens aangebracht voor de identificatie en de opsporing van de auto.
Het type auto en het VIn-
nummer staan eveneens vermeld op het kentekenbewijs.
el
k origineel c
It
ro
Ën-
onderdeel is exclusief voor.
Voor uw veiligheid en het behoud van het recht op garantie worden onderdelen van
c
It
ro
Ën
aanbevolen. A. C
onstructeursplaatje
op de linker middenstijl.
1.
e
u
-
goedkeuringsnummer.
2.
VI
n-
nummer.
3.
t
o
taal toelaatbaar gewicht.
4.
to
taal treingewicht.
5.
M
aximumgewicht op de vooras.
6.
M
aximumgewicht op de achteras.
B.
I
ngeslagen VIN-nummer
C.
V
IN-nummer op dashboard
D.
K
leurcode en bandenmaat
B
andenspanning
o
p
de linker middenstijl.
Houd u aan de door
c
It
ro
Ën
aanbevolen bandenspanning.
co
ntroleer de bandenspanning
regelmatig, bij koude banden.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Monteer bij het vervangen van de
banden altijd banden met een voor uw
auto aanbevolen bandenmaat.
technische gegevens