Page 122 of 328

120
C4-cactus_nl_Chap06_visibilite_ed02-2014
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
sc
hakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Zicht
Page 128 of 328

126
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is. Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid van de
bestuurder niet door het systeem kan
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die
van het reservewiel). Doe dit ook voordat
u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
ond
er andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
Veiligheid
Page 137 of 328

135
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een
aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels
met spanbegrenzers (behalve bij de middelste
passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren de frontale
en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen. Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
7
Veiligheid
Page 195 of 328

193
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
Zekeringen dashboard
De twee zekeringkasten bevinden zich aan
de onderzijde van het dashboard, onder het
stuurwiel.Zekering
n r. Ampère
(A) Functies
F01 10
re
mpedaal (schakelaar 2), s top & s tart.
F02 5
ko
plamphoogteverstelling, extra verwarming (diesel),
parkeerhulp, diagnoseaansluiting, buitenspiegels (elektrische
verstelling).
F03 10bra ndstofadditiefpomp (diesel), elektrische stuurbekrachtiging,
koppelingspedaal (schakelaar).
F04 5
re
gen-/lichtsensor.
F06 10
re
mpedaal (schakelaar 1), diagnoseaansluiting.
F08 5Module stuurkolomschakelaars en stuurwieltoetsen.
F10 10
u
rgence-oproep / Assistance-oproep.
F12 5
st
op & s
t
art, A
b
s
,
es
P
.
F13 5Parkeerhulp, achteruitrijcamera.
F14 15
el
ektronisch gestuurde versnellingsbak, schakelaarpaneel
(onder touchscreen tablet), airconditioning, touchscreen tablet.
F16 1512V-aansluiting.
F18 20Autoradio.
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los door het aan de
bovenzijde eerst links en vervolgens rechts
los te trekken.
Linker zekeringkast
9
Praktische informatie
Page 276 of 328
05
De straatnamen worden op de kaart weergegeven bij een schaal
van 100 m of kleiner.
Configurerens
electeer " Kenmerk
".
s
electeer:
- "
Kaartkleur "dag" " om de kaart altijd in
de dagstand weer te geven.
- "
Kaartkleur "nacht" " om de kaart altijd in
de nachtstand weer te geven.
- "
Dag-/nachtst. automat. " om de
weergave van de kaart automatisch aan de
hoeveelheid buitenlicht aan te passen.
Deze instelling werkt met behulp van de
lichtsensor van de auto of door handmatig
de verlichting in te schakelen.
s
electeer " Config. kaart ".
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer
te geven en druk vervolgens op de secundaire
pagina.
KAART
Druk vervolgens op "
Bevestigen " om de
wijzigingen op te slaan.
274