Druk op knop A fig. 48 om het bovenste deel van de armleuning op te
tillen en toegang te krijgen tot het opbergvak wat hierin zit. Druk op
hendel B om de armleuning naar beneden te duwen ten opzichte van
zijn standaardpositie.
STOPCONTACTEN
Deze zitten op de tunnelconsole A fig. 49 en aan de linkerkant van de
bagageruimte B fig. 49 (voor bepaalde versies/markten). Ze werken
alleen met de contactsleutel in de stand MAR.
Bij aanvrage van een rokersversie, is het stopcontact op de
tunnelconsole vervangen door een sigarettenaansteker (zie volgende
paragraaf).
BELANGRIJK Sluit geen apparaten met een hoger vermogen dan 180
W op het stopcontact aan. Beschadig het stopcontact niet door
ongeschikte stekkers te gebruiken.
AANSTEKER
(voor bepaalde versies/markten)
De aansteker bevindt zich op de middelste tunnel. Druk op de knop A
fig. 50 om de aansteker in te schakelen.
Na enkele seconden keert de knop automatisch terug naar de
beginstand en is de aansteker gebruiksklaar.
fig. 48A0J0194fig. 49A0J0068
72
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Controleer na gebruik altijd of de aansteker is
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Sluit geen apparaten met een hoger vermogen dan 180
W op het stopcontact aan. Beschadig het stopcontact niet door
ongeschikte stekkers te gebruiken.
De aansteker wordt zeer heet. Wees voorzichtig en
zorg dat hij niet wordt gebruikt door kinderen:
brandgevaar en/of gevaar voor brandwonden.
ASBAK
De asbak is een verwijderbare kunststof houder met deksel onder
veerdruk, die in de beker-/blikjeshouders op de tunnelconsole
geplaatst kan worden fig. 51
Gebruik de asbak niet als prullenbak: de inhoud kan
door sigarettenpeuken in brand raken.
ZONNEKLEPPEN
Deze bevinden zich aan beide kanten van de achteruitkijkspiegel. Ze
kunnen naar voren en opzij worden gedraaid.
Op de achterkant van de zonnekleppen bevindt zich een spiegeltje met
verlichting. Met dit licht kan het spiegeltje ook bij slechte zicht- en
lichtomstandigheden worden gebruikt.
fig. 50A0J0304
fig. 51A0J0070
fig. 52A0J0071
73
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als knop A ingedrukt gehouden wordt, wordt het glazen paneel vanuit
volledig gesloten stand opgetild en naar de spoilerstand verplaatst.
Als de knop weer wordt ingedrukt, schuift het paneel naar achteren tot
het volledig geopend is.
Na het eerste openingscommando, kan het glazen paneel in
tussenstanden worden gestopt door nogmaals op de knop te drukken.
Handmatig
Als er kort op knop A gedrukt wordt, beweegt het glazen paneel van
de volledig gesloten stand naar de stand waarop de knop wordt
losgelaten. In dit geval wordt het paneel geopend door op de knop te
drukken.
Dankzij deze functie kan het voorste paneel in tussenstanden gezet
worden in vergelijking met de standen die verkregen worden met
automatische opening.
Open het schuifdak niet als er sneeuw of ijs op is: risico op
beschadiging.
Het zonnedak moet gesloten blijven als er een imperiaal
met dwarsbalken wordet gemonteerd.
Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als de
auto wordt verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van het schuifdak gevaar
oplevert voor de achtergebleven passagiers. Oneigenlijk gebruik
van het schuifdak kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens
het bedienen altijd of de passagiers niet kunnen worden
verwond door het bewegende schuifdak of door voorwerpen die
door het mechanisme worden meegesleept of geraakt.
Het schuifdak sluiten
Als op knop B fig. 54 wordt gedrukt, kan het glazen paneel op twee
manieren gesloten worden.
Automatisch
Houd knop B, met het dak volledig geopend, ingedrukt: het voorste
glazen paneel wordt in de spoilerstand gezet.
Als de knop weer wordt ingedrukt, schuift het paneel naar voren tot
het volledig gesloten is.
Na het eerste openingscommando, kan het glazen paneel in
tussenstanden worden gestopt door nogmaals op de knop te drukken.
Handmatig
Als er kort op knop B gedrukt wordt, beweegt het glazen paneel van
de volledig geopende stand naar de stand waarop de knop wordt
losgelaten. In dit geval wordt het paneel gesloten door op de knop te
drukken.
Dankzij deze functie kan het voorste paneel in tussenstanden gezet
worden in vergelijking met de standen die verkregen worden met
automatische sluiting.
75
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Deze zijn uitgerust met een automatische functie om de voorruit aan
bestuurderszijde te openen en te sluiten.
BEDIENINGSELEMENTEN
Voorportier bestuurderszijde fig. 59
❒A - Linker voorruit openen/sluiten;
❒B - Rechter voorruit openen/sluiten;
Ruit openen
Druk op de toetsen om de gewenste ruit te openen.
Wanneer een van de twee knoppen kort wordt ingedrukt, beweegt de
ruit in "stappen"; als de knop ingedrukt wordt gehouden, wordt de
"continue automatische" werking geactiveerd.Als opnieuw op de bedieningsknop wordt gedrukt, stopt de ruit in de
gewenste positie. Als de knop enkele seconden ingedrukt wordt
gehouden, gaat de ruit automatisch open of dicht (alleen met de
contactsleutel in de stand MAR).
Ruit sluiten
Trek de knoppen omhoog om de gewenste ruit te sluiten.
Bij het sluiten van de ruit wordt dezelfde werkingslogica als bij het
openen gebruikt.
Portier passagierszijde
Het portier aan passagierszijde is uitgerust met een knop waarmee het
openen/sluiten van de voorruit aan passagierszijde geregeld wordt.
Continue automatische werking
(bij bepaalde versies/markten)
Deze wordt geactiveerd door langer dan een seconde op een van de
twee knoppen te drukken. De ruitbeweging stopt wanneer de ruit
volledig geopend op gesloten is, of wanneer de knop opnieuw wordt
ingedrukt:
❒Bestuurderszijde:naar boven/naar beneden.
❒Passagierszijde:alleen naar beneden.
❒Waar een knelbeveiliging aanwezig is:naar boven/beneden
bestuurderszijde en passagierszijde.
Knelbeveiliging
(bij bepaalde versies/markten)
De functie knelbeveiliging van de auto is ingeschakeld als de ruiten
gesloten worden.
fig. 59A0J0023
79
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Dit veiligheidssysteem detecteert de aanwezigheid van een obstakel
tijdens het sluiten van de ruit en grijpt in door de slag van de ruit
te stoppen en, afhankelijk van de positie van de ruit, om te keren.
Deze voorziening is ook nuttig als de ruiten per ongeluk worden
bediend door kinderen aan boord.
De knelbeveiliging is zowel tijdens de handmatige als de automatische
bediening van de ruit actief. Wanneer de knelbeveiliging geactiveerd
wordt, wordt de beweging van de ruit onmiddellijk gestopt en
omgekeerd. Tijdens de omkering van de beweging kan de ruit op geen
enkele manier bediend worden.
BELANGRIJK Als de knelbeveiliging binnen één minuut 5 keer achter
elkaar ingrijpt of defect is, wordt het automatische sluiten van de
ruit geblokkeerd, en alleen in stappen van een halve seconde
toegestaan; hierbij moet de knop losgelaten worden voor de volgende
manoeuvre.
Om de correcte werking van het systeem te herstellen, moet de
betreffende ruit geopend worden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in de stand STOP staat of verwijderd
is, dan kunnen de ruiten nog ongeveer 3 minuten worden bediend.
Het systeem wordt echter uitgeschakeld als een van de portieren wordt
geopend.
BELANGRIJK Daar waar de knelbeveiliging aanwezig is, zorgt
bediening van de knop
op de afstandsbediening langer dan 2
seconden voor het openen van de ruiten zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden. Als de knop
langer dan 2 seconden ingedrukt
wordt gehouden, worden de ruiten gesloten.
Het systeem voldoet aan de 2000/4/EG richtlijn inzake de
bescherming van de inzittenden die uit het
inzittendencompartiment leunen.
Oneigenlijk gebruik van de elektrische ruitbediening
kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens het
bedienen altijd of de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruit of door voorwerpen die door
het mechanisme worden meegesleept of geraakt. Verwijder altijd
de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
Initialisatie elektrische ruitbediening
Als de accu werd losgekoppeld of als de zekering van de
knelbeveiliging is doorgebrand, moet het systeem opnieuw worden
geïnitialiseerd.
Initialisatieprocedure:
❒sluit de ruit volledig om handmatig te initialiseren;
❒houd, nadat de ruit het einde van de opwaartse slag heeft bereikt,
de sluitknop minstens 1 seconde ingedrukt.
Voor bepaalde uitvoeringen/markten, na een stroomonderbreking van
de regeleenheden (vervangen of loskoppelen van de accu of
vervangen van de zekeringen van de regeleenheden voor elektrische
ruitbediening), moet de automatische ruitbediening opnieuw worden
geïnitialiseerd.
De initialisatieprocedure moet met gesloten portieren uitgevoerd
worden, zoals hieronder beschreven:
❒open de ruit van het bestuurdersportier helemaal en houd, nadat de
ruit het einde van de neerwaartse slag heeft bereikt, de
bedieningsknop minstens 3 seconden ingedrukt;
80
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
SLUITEN
Ga als volgt te werk:
❒Houd de motorkap met één hand omhoog, verwijder met de andere
hand de stang C fig. 69 uit de zitting D en plaats hem terug in de
klem;❒laat de motorkap zakken tot ongeveer 20 cm boven de motorruimte,
laat hem dan vallen en controleer, door te proberen hem op te tillen,
of hij volledig dicht zit en niet alleen in een veiligheidsstand is
bevestigd. Als de motorkap niet perfect gesloten is, probeer dan niet
erop te drukken maar open hem opnieuw en herhaal de handeling.
Probeer de motorkap niet te sluiten door erop te drukken.
BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens het rijden opent.
Voor bepaalde versies/markten, het volgende plaatje is aangebracht
in de motorruimte fig. 70:
Voor de rijveiligheid moet de motorkap tijdens het
rijden altijd perfect gesloten zijn. Controleer dus altijd
of de motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht men tijdens het rijden merken dat de motorkap niet goed
vergrendeld is, stop dan onmiddellijk en sluit de motorkap op de
correcte manier.
fig. 69A0J0086fig. 70A0J1520
85
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Stand 0: een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1: 4 personen.
Stand 2: 4 personen + bagage in bagageruimte.
Stand 3: bestuurder + maximum toegestane lading volledig in de
bagageruimte opgeborgen.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het
gewicht van de vervoerde lading verandert.
MISTLAMPEN AFSTELLEN
(voor bepaalde versies/markten)
Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk voor het controleren en
eventueel afstellen.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar de auto
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden wordt in landen waar op de
andere weghelft wordt gereden, moeten, om verblinding van
tegenliggers te voorkomen, delen van de koplamp worden afgedekt
overeenkomstig de wegenverkeerswetgeving van het betreffende land.
fig. 73 - Versies met Start&Stop-systeemA0J0306
88
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Koplampverstelling
Druk op de
knoppen offig. 72. De ingestelde stand wordt op
de display getoond. fig. 73
ABS
Het ABS is geïntegreerd in het remsysteem en voorkomt dat de wielen
tijdens het remmen blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en
de druk die op het pedaal wordt uitgeoefend. Het ABS verhindert zo
dat één of meerdere wielen doorslippen. Daardoor blijft de auto
bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het geheel wordt aangevuld met het EBD-systeem (Electronic Braking
Force Distribution) dat zorgt voor de verdeling van de remkracht tussen
de voor- en de achterwielen.
BELANGRIJK Een inrijperiode van circa 500 km is vereist om het beste
uit het remsysteem te halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
De bestuurder kan merken wanneer het ABS wordt ingeschakeld
doordat een trilling aan het rempedaal voelbaar is en het systeem
ietwat meer geluid maakt: dit geeft aan dat de snelheid moet worden
aangepast aan het type wegdek waarop wordt gereden.
MECHANICAL BRAKE ASSIST
(remassistent bij noodstop)
(voor bepaalde versies/markten)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.
BELANGRIJK Bij het ingrijpen van de Mechanical Brake Assist kan
geluid hoorbaar zijn. Dit is een normaal verschijnsel . Houd in elk
geval het rempedaal goed ingetrapt.
Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt. Verlaag en pas de
snelheid aan in functie van de beschikbare grip.
Het ABS benut zoveel mogelijk de beschikbare grip
maar kan hem niet verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is een trilling
aan het rempedaal voelbaar. Verlaag de remdruk niet
en houd het rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg in functie van de conditie van
het wegdek.
89
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER