Deze procedure moet door ervaren personeel verricht
worden, aangezien verkeerde handeldingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke kracht
kunnen veroorzaken. Bovendien is accuvloeistof giftig en
corrosief: vermijd contact met huid en ogen. Houd open vuur en
brandende sigaretten uit de buurt van de accu en veroorzaak
geen vonken.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door het voertuig te duwen, te slepen
of van een helling af te laten rijden.
EEN WIEL VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
De auto is uitgerust met de kit "Fix&Go Automatic": zie de paragraaf
“Fix&Go automatic kit” voor de beschrijving van de werking van
de kit.
Ter vervanging voor de kit “Automatic Fix&Go” kan de auto zijn
uitgerust met een ruimtebesparend reservewiel: zie de instructies op de
volgende pagina's om een band te vervangen.
Het noodreservewiel is specifiek voor de auto. Monteer
het niet op andere automodellen. Monteer ook geen
reservewielen van andere auto’s op uw voertuig.
Gebruik het noodreservewiel alleen in noodgevallen. Het
noodreservewiel mag alleen voor korte afstanden gebruikt
worden en mag niet bij hogere snelheden dan 80 km/h worden
gebruikt. Op het noodreservewiel is een oranje plakplaatje
aangebracht met de belangrijkste waarschuwingen en de
gebruiksbeperkingen. Verwijder dit plakplaatje nooit en dek het
niet af. Monteer nooit een wieldeksel op het noodreservewiel.
Waarschuw de andere weggebruikers voor de
stilstaande auto conform de plaatselijke wettelijke
voorschriften: alarmknipperlichten, gevarendriehoek
enz. Alle inzittenden moeten de auto verlaten, vooral als de auto
zwaar beladen is. Passagiers moeten op een veilige afstand van
het verkeer wachten wanneer het wiel wordt verwisseld.
Blokkeer de wielen met wiggen of ander geschikt materiaal als
de auto op oneffen wegdek of op een helling staat.
143
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEKERINGENKAST
INSTRUMENTENPANEEL
fig. 155
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
BeschikbaarF12 –
Hoogteregeling koplampenF13 5
INT/A relais voor zekeringen- en relaiskast motorruimte F31 5
EOBD voeding diagnoseaansluiting, radio,
Bluetooth®, radionavigatiesysteem (waar
aanwezig), alarmsirene; alarm volumetrische sensoren, elektrische ventilator, TPMS, elektrische
spiegelbedieningen, bedieningen klimaatregelingF36 15
Remlichtschakelaar (NO), knooppunt instrumentenpaneel, correctie koplampafstelling F37 5
Centrale vergrendeling portieren en bagageruimte F38 15
Pomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 20
Elektrische ruitbediening (bestuurderszijde) F47 20
Elektrische ruitbediening (passagierszijde) F48 20
Parkeersensoren, bediening verlichting, elektronisch dimbare spiegel, regen-/schemersensor,
cabriodak, TMPS; verlichting aansteker, paneel SBR-systeemF49 5
Bedieningen klimaatregeling, inbouwvoorbereiding radio;
Bluetooth®, remlichtschake-
laar (NC), koppelingsschakelaar, achteruitrijschakelaar, debietmeter (dieselversies), sensor
"water in dieselfilter" (dieselversies)F51 5
Knooppunt instrumentenpaneelF53 5
169
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
BENZINE-UITVOERINGEN
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren 12345678910
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning
brengen. Vervaldatum lading “Fix&Go Automatic” kit controleren●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●●●●●●
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelvloeistof,
remmen/hydraulische koppeling, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●●●●●●
Gebruik de diagnosestekker om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de emissie te
controleren; en voor bepaalde versies/markten, de verslechtering van
de motorolie●●●●●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter
controleren●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de
sproeiers afstellen●●●●●
175
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch herhaald worden te
beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
DIESELUITVOERINGEN
km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren 12345678910
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning
brengen. Vervaldatum lading “Fix&Go Automatic” kit controleren●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●●●●●●
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelvloeistof,
remmen/hydraulische koppeling, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●●●●●●
Gebruik de diagnosestekker om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de emissie te
controleren; en voor bepaalde versies/markten, de verslechtering van
de motorolie●●●●●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter
controleren●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de
sproeiers afstellen●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
178
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/6 jaar, cyclisch herhaald worden te
beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
PERIODIEKE CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
❒niveau motorkoelvloeistof, remvloeistof en ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning banden;
❒werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, etc.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en stand/slijtage wisserbladen
voor/achter.
Elke 3.000 km controleren en eventueel bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK VAN DE
AUTO
Als vooral een intensief gebruik van de auto wordt gemaakt, zoals:
❒het trekken van aanhangers of caravans;
❒het rijden op stoffige wegen;
❒talrijke korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
❒vaak lang stationair draaiende motor of lange afstanden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt gebruikt;
dan moeten de volgende controles vaker worden uitgevoerd dan is
aangegeven in het Geprogrammeerd onderhoudsschema:
❒remblokken van schijfremmen voor op conditie en slijtage
controleren;
❒slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, schoonmaken en mechanismen smeren;
❒visueel de toestand controleren van: motor, versnellingsbak,
transmissie, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem)
en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.);
❒laadtoestand accu en niveau accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
❒conditie van aandrijfriemen hulporganen visueel controleren;
❒motorolie en oliefilter controleren en zo nodig vervangen;
❒pollenfilter controleren en zo nodig vervangen;
❒luchtfilter controleren en zo nodig vervangen.
180
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTER
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de filters te
laten vervangen.
ACCU
Accu F (zie vorige bladzijden) vereist niet dat de elektrolyt met
gedestilleerd water wordt bijgevuld. Een periodieke controle bij het
Alfa Romeo Servicenetwerk is echter noodzakelijk om de efficiëntie te
verifiëren.
ACCU VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een andere originele accu met
dezelfde specificaties. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
accu voor het onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht om het snel ontladen van de
accu te voorkomen en de levensduur te verlengen:
❒wanneer de auto wordt geparkeerd, controleer dan of de portieren,
de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de auto is in ieder geval uitgerust
met een systeem voor automatische uitschakeling van de
interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio, alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op de accu los;
BELANGRIJK Als het ladingsniveau gedurende langere tijd onder 50%
blijft, raakt de accu door sulfatering beschadigd. Hierdoor
verminderen de capaciteit en het startvermogen.
189
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De accu is in dit geval ook gevoeliger voor bevriezing (dit kan reeds
bij temperaturen van -10°C gebeuren). Als de auto langere tijd niet
gebruikt wordt, zie dan "Langdurige stilstand van de auto” in het
hoofdstuk "Starten en rijden".
Als men na aanschaf van het voertuig accessoires wil monteren die
constante elektrische voeding nodig hebben (diefstalalarm, enz.)
of veel stroom verbruiken, dient men contact op te nemen met het
gespecialiseerde personeel van het Alfa Romeo Servicenetwerk. Zij
kunnen het totale benodigde stroomverbruik beoordelen.
Accuvloeistof is giftig en corrosief. Vermijd contact met
huid en ogen. Houd open vuur en bronnen van vonken
uit de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
Als de accu met onvoldoende vloeistof werkt, kan dit
de accu onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
Verkeerde installatie van elektrische en elektronische
apparatuur kan ernstige schade aan de auto toebrengen.
Als men na aanschaf van de auto accessoires wil monteren
(alarm, mobiele telefoon enz.), wordt geadviseerd contact op te nemen
met het Alfa Romeo Servicenetwerk, dat de meest geschikte apparaten
zal aanraden en zal controleren of een accu met een grotere capaciteit
gemonteerd moet worden.
Accu’s bevatten stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor het
milieu. Neem steeds contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om de accu te laten vervangen.
Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt onder
extreem koude weersomstandigheden, dan moet de
accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats
worden bewaard om bevriezing te voorkomen.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de
accu, moeten de ogen altijd met een speciale bril
beschermd worden.
190
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Wanneer het volumeniveau wordt gewijzigd met de hiervoor
bestemde toetsen, dan wordt de Mute-functie uitgeschakeld en het
volume ingesteld op het nieuwe gekozen niveau.
Bij geactiveerde Mute-functie, wordt deze genegeerd wanneer
verkeersinformatie binnenkomt (als de TA-functie is geactiveerd) of
als een alarmbericht wordt ontvangen. De functie wordt weer
ingeschakeld wanneer het bericht beëindigd is.
GELUIDSINSTELLINGEN
De functies die in het audiomenu gekozen kunnen worden,
veranderen afhankelijk van de context: AM/FM/CD/AUX (voor
bepaalde versies/markten).
Druk kortstondig op de AUDIO toets om de audiofuncties te
veranderen.
Na de eerste druk op de AUDIO toets, toont de display de waarde
van het bass-niveau voor de op dat moment ingeschakelde bron
(bijv. bij gebruik van FM, toont de display het opschrift "FM Bass
+2").
Gebruik de
oftoets om door de menufuncties te lopen.
Gebruik voor het wijzigen van de instelling van de gekozen functie
de
oftoets. De huidige status van de gekozen functie
verschijnt op de display.
De functies waarin het menu voorziet zijn:
❒BASS (regeling van lage tonen);
❒TREBLE (regeling hoge tonen);
❒BALANCE (regeling balans rechts/links);
❒FADER (regeling balans voor/achter);
❒LOUDNESS (inschakeling/uitschakeling LOUDNESS functie);❒EQUALISER (activering en selectie van in de fabriek ingestelde
equalizerniveaus);
❒USER EQUALISER (persoonlijke equalizerinstelling).
TOONREGELING (lage/hoge tonen)
Ga als volgt te werk:
❒Gebruik de
oftoets om “Bass” of “Treble” in het AUDIO-
menu in te stellen;
❒druk op de
oftoets om de lage of hoge tonen te
verhogen/verlagen.
Door kortstondig op de toetsen te drukken, zullen de niveaus in
stappen veranderen. Door ze langer ingedrukt te houden, zullen
de niveaus sneller veranderen.
BALANSREGELING
Ga als volgt te werk:
❒Gebruik de
oftoets om de "Balance" in het AUDIO-menu
in te stellen;
❒druk op de
toets om het volume van de rechter speakers te
verhogen of op de
toets om het volume van de linker
speakers te verhogen.
Door kortstondig op de toetsen te drukken, zullen de niveaus in
stappen veranderen. Door ze langer ingedrukt te houden, zullen
de niveaus sneller veranderen.
Kies de waarde "
0" om de audio-uitgangen rechts en links
op dezelfde waarde in te stellen.
248
AUTORADIO