Page 182 of 288

DE MOTOR STARTEN
Neem onmiddellijk contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwetwerk als
het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel continu blijft
branden.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
24) 25)112)
Ga als volgt te werk om te starten:
❒verbind de plusklem (+) fig. 138 van
de hulpaccu alleen op het door de
pijl aangegeven punt van de
autoaccu (OK-aanduiding) en
nergens anders;
❒sluit met een tweede startkabel de
minklem(−)vandehulpaccu aan
op een massapunt
op de motor of
de versnellingsbak/transmissie van
de auto die gestart moet worden;
❒start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.Lees voor versies met het Start&Stop
systeem, in geval van starten met
een hulpaccu, de paragraaf
“Start&Stop systeem” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden.
BELANGRIJK
24) Verbind de minklemmen van de
twee accu’s niet rechtstreeks met
elkaar! Als de hulpaccu in een
ander voertuig is gemonteerd,
vermijden dat er per ongeluk
contact gemaakt wordt tussen de
metalen delen van beide
voertuigen.
25) Gebruik nooit een accusnellader
om de motor te starten, aangezien
dit kan leiden tot beschadiging
van de elektronische systemen en
de regeleenheden van de
ontsteking en de
brandstoftoevoer.
138A0K0247
178
NOODGEVALLEN
Page 189 of 288
2)
118) 119) 121)
BELANGRIJK Het afdichtmiddel van de
snelle bandenreparatiekit werkt bij
buitentemperaturen tussen –20 °C en
+50 °C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum.
OPPOMPEN
120) 122) 123) 124) 125) 126)
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 152 uit en draai de ringmoer B op
het ventiel van de band vast;❒controleer of de schakelaar A van de
compressor in stand0(uit) staat,
start de motor, steek de stekker in
het stopcontact in de bagageruimte
(zie fig. 154) of op de tunnelconsole
(zie fig. 155) en schakel de
compressor in door de schakelaar A
in standI(aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", is bereikt.
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter B fig. 153; doe dit bij
uitgeschakelde compressor om een
preciezere aflezing te verkrijgen;
151A0K0517
152A0K0518
153A0K0519
154A0K0520
155A0K0128
185
Page 204 of 288
ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTE
fig. 178
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Koplampsproeierpomp F09 30
ClaxonF10 15
AircocompressorF19 7,5
Achterruitverwarming F20 30
BrandstofpompF21 15
Aansteker/stopcontact F85 20
12V-stopcontactF86 20
IBS Sensor laadtoestand accu voor Start&Stop systeem F87 5
Ontwaseming buitenspiegels F88 7,5
200
NOODGEVALLEN
Page 209 of 288

ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met het Alfa Romeo Servicenetwerk
om deze handeling te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
Het verdient aanbeveling de accu
langzaam en met een laag ampèrage
gedurende ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
VERSIES ZONDER
Start&Stop SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
❒schakel de acculader in;❒schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.
VERSIES MET
Start&Stop SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒koppel de stekker A fig. 182 van de
accusensor C op de minklem D (–)
van de accu los (door op de knop B
te drukken);
❒sluit de pluskabel (+) van de
acculader aan op de plusklem E van
de accu en de minkabel (–) op de
klem van de sensor D zoals
aangegeven in de figuur;
❒schakel de acculader in. Schakel na
het opladen de acculader uit;
❒sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A terug
op de sensor C aan zoals
aangegeven in de figuur.
OPHEFFEN VAN HET
VOERTUIG
Als de auto opgeheven moet worden,
neem dan contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk dat uitgerust is
met garagekrikken en hefbruggen.
BELANGRIJK Bij versies met
zijbekleding moet men goed opletten bij
het plaatsen van de hefarmen.
182A0K0530
205
Page 210 of 288

SLEPEN VAN DE
AUTO
Het bij de auto geleverde sleepoog
bevindt zich in de gereedschapshouder
onder de bekleding van de
bagageruimte.
MONTAGE VAN HET
SLEEPOOG
Verwijder de dop A door op het
onderste gedeelte te drukken, neem
het sleepoog B uit de
gereedschapshouder en draai het
stevig op de schroefdraadpen aan de
voor- fig. 183) of achterzijde ((fig. 184).
135) 136) 137)BELANGRIJK
135) Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar MAR en
vervolgens naar STOP worden
gedraaid, zonder hem uit het
contactslot te nemen. Als
de sleutel uit het contactslot
wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot
ingeschakeld waardoor de auto
niet kan worden bestuurd.
Controleer tevens of de
versnellingsbak in de vrijstand
staat (controleer bij versies met
Alfa TCT automatische
transmissie of de keuzehendel in
de standNstaat)136) Onthoud dat tijdens het slepen
de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging
niet werken. Om die reden is meer
kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en
het stuur. Gebruik geen elastische
kabels voor het slepen. Vermijd
rukbewegingen. Zorg tijdens het
slepen dat er geen onderdelen
door de sleepverbinding kunnen
worden beschadigd. Neem bij het
slepen in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land
waarin wordt gereden en pas
uw rijgedrag aan. Start de motor
niet wanneer de auto wordt
gesleept. Maak voor de montage
van het sleepoog de schroefdraad
zorgvuldig schoon. Zorg ervoor
dat het sleepoog volledig in de
zitting is vastgeschroefd alvorens
de auto te slepen.
183A0K0623
184A0K0704
206
NOODGEVALLEN
Page 284 of 288

Ruitensproeiers van achterruit ........ 230
Ruitensproeiers voorruit ................. 230
Ruitensproeier/-wisser voorruit ....... 40
– Automatische
wis-/wasfunctie ......................... 41
Ruitenwissers/achterruitwisser
– wisserbladen ............................. 228
Ruitenwissers
– wisserbladen vervangen ............ 228
Safe Lock (systeem) ...................... 13
SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) .................................... 139
Schemersensor .............................. 38
Schuifdak ....................................... 52
Setup-menu ................................... 92
Skiluik ............................................ 50
Slepen van de auto ........................ 206
– Montage van het sleepoog ........ 206
“Smart Bag” systeem
(Meertraps frontairbags) ............... 152
Sneeuwkettingen .......................... 175
Snelheidsmeter .............................. 103
Stadslichten/dagverlichting (DRL)
– lamp vervangen ......................... 191
Stadslicht en dimlicht ..................... 38
Stadslichten/remlichten .................. 192
Standaard wielen en banden .......... 253
Start&Stop systeem ....................... 73
Stoelen .......................................... 17– Voorstoelen ............................... 17
Stopcontacten ............................... 50
Stuurinrichting ................................ 250
Stuurslot ........................................ 16
Stuurwiel ........................................ 20
Symbolen....................................... 10
Tankdop ....................................... 86
Tanken ....................................... 85-86
Technische gegevens ..................... 236
Toerenteller .................................... 103
Transmissie .................................... 247
Trip Computer ................................ 103
TRIP knop ...................................... 105
"Universeel" kinderzitje
monteren ..................................... 145
Veiligheidsgordels ......................... 138
– Gebruik ..................................... 138
Veilig kinderen vervoeren ................ 143
Velgbescherming (banden) ............. 252
Velgen
– verklaring van de velgcodes ...... 252
Vloeistoffen en smeermiddelen ....... 264
Vulinhouden ................................... 261
Welcome movement .................... 91
Wielen en banden .......................... 227
– bandenspanning ....................... 254
– een wiel vervangen .................... 179
– reservewiel ................................ 251
Wielen ............................................ 251
– velgen en banden ...................... 251
Wielophanging ............................... 249
Winterbanden ................................ 174
Zekeringen vervangen................... 196
Zijairbags (zijairbag -
hoofdairbag)................................. 156
Zijairbags (zijairbags voorin) ............ 156
Zonnekleppen ................................ 51
ALFABETISCH REGISTER