18Kort en bondig
Automatische versnellingsbak
3 170.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 260,
3 304.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 234.
■ Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuwof ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 38,
3 49, 3 58.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ Contactsleutel: zet de sleutel in stand 2.
Aan/Uit-knop: druk gedurende en‐
kele seconden op
Engine Start/Stop totdat de groene
LED brandt.
■ Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
■ Trap de koppeling en rem in.
■ Automatische versnellingsbak in stand P of N.
■ Trap het gaspedaal niet in.
Kort en bondig19
■ Contactslot: draai de sleutel naarstand 3 en laat deze los.
Aan/Uit-knop: druk op
Engine Start/Stop en laat deze los.
■ Na korte tijd start de motor.
Motor starten 3 161.
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen.
■ Zet de hendel in de neutrale stand.
■ Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald bij de stand
AUTOSTOP op de toerenteller of
door een controlelampje op de instru‐
mentengroep.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop-startsysteem 3 163.
160Rijden en bediening
Accessoiremodus: druk één keer op
Engine Start/Stop zonder het koppe‐
lings- of rempedaal in te trappen. De
gele LED in de toets brandt. Het
stuurslot wordt losgezet en sommige
elektrische functies werken, contact
is uit.
Contactmodus: houd
Engine Start/Stop gedurende
6 seconden ingedrukt zonder het kop‐
pelings- of rempedaal in te trappen.
De groene LED in de toets brandt, de dieselmotor gloeit voor. De controle‐
lampen branden en de meeste elek‐
trische functies werken.
Motor starten: trap het koppelingspe‐
daal (handgeschakelde versnellings‐
bak) of het rempedaal (automatische
versnellingsbak) in en druk nogmaals
op Engine Start/Stop . Laat de toets
los nadat de motor gestart is.
Contact uit: druk in elke modus kort
op Engine Start/Stop of wanneer de
motor draait en de auto stilstaat.
Sommige functies blijven actief totdat het bestuurdersportier wordt ge‐
opend, mits het contact eerder al aan
was.Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden: druk langer dan
2 seconden op Engine Start/Stop of
druk tweemaal kort binnen
5 seconden 3 161.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch wan‐
neer:
■ de auto stilstaat.
■ het contact uitgeschakeld is.
■ het bestuurdersportier geopend is.
Zet het stuurslot los door het bestuur‐ dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan, om‐
dat het stuurslot dan niet kan wor‐ den ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij storing
Bij een storing in de elektronische
sleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Open het opbergvak middenconsole
door de armsteun op te tillen. Leg de
elektronische sleutel in het zender‐ vak. Trap het koppelingspedaal
(handgeschakelde versnellingsbak)
Rijden en bediening161
of het rempedaal (automatische ver‐
snellingsbak) in en druk op
Engine Start/Stop .
Motor uitschakelen door weer op
Engine Start/Stop te drukken. Haal de
elektronische sleutel uit het zender‐
vak.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de bat‐
terij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 23.
Zie voor ontgrendelen of vergrende‐
len van de portieren Storing in hand‐
zendermodule of elektronisch sleutel‐ systeem 3 24.
Vertraagde uitschakeling
stroom De volgende elektronische systemen
kunnen werken tot het bestuurders‐
portier is geopend of gedurende
10 minuten nadat het contact werd
uitgeschakeld:
■ elektrisch bediende ruiten
■ zonnedak
■ stekkerdozenMotor starten
Auto's met contactschakelaar
Handgeschakelde versnellingsbak:
koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Dieselmotor: draai de sleutel naar
stand 2 om voor te gloeien totdat de
controlelamp ! dooft.
Draai de sleutel even in stand 3 en
laat deze weer los: een automatische regeling bedient de startmotor met
een kort interval totdat de motor
draait, zie Automatische startmotor‐
regeling.
Tijdens een Autostop kan de motor
gestart worden door het koppelings‐
pedaal in te trappen 3 163.
Auto's met Aan/Uit-knop
Handgeschakelde versnellingsbak:
koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
162Rijden en bediening
Druk op Engine Start/Stop en laat
deze weer los: een automatische re‐
geling bedient de startmotor met een
kort interval totdat de motor draait; zie Automatische startmotorregeling.
Voordat u de motor opnieuw start of
uitschakelt terwijl de auto stilstaat,
drukt u eenmaal kort op
Engine Start/Stop .
Tijdens een Autostop kan de motor gestart worden door het koppelings‐
pedaal in te trappen 3 163.
Uitschakelen in noodsituatie
tijdens het rijden
Als de motor tijdens het rijden in een
noodsituatie moet worden uitgescha‐
keld, drukt u langer dan 2 seconden
op Engine Start/Stop of drukt u twee‐
maal kort binnen 5 seconden.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor van
de auto tijdens het rijden kan ver‐
lies van rem- of stuurbekrachtiging
veroorzaken. Hulp- en airbagsys‐
temen zijn uitgeschakeld. De ver‐
lichting en remlichten gaan uit.
Schakel daarom de motor en het
contact alleen in een noodsituatie
tijdens het rijden uit.
De auto starten bij lage
temperaturen Het is mogelijk om de motor zonderbijkomende verwarming te starten tot
-25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn ver‐
eist. Bij temperaturen onder -30 °C
moet de automatische versnellings‐
bak gedurende ca. 5 minuten worden
verwarmd. De keuzehendel moet in
stand P staan.
Automatische
startmotorregeling
Deze functie regelt de startprocedure
van de motor. De bestuurder hoeft de sleutel niet op stand 3 te houden of
Engine Start/Stop niet ingedrukt te
houden. Het eenmaal actieve sys‐
teem zal de motor automatisch blijven
ronddraaien tot deze start. Vanwege
de controleprocedure begint de motor na een korte vertraging te lopen.
Mogelijke redenen voor het niet star‐
ten van de motor:
■ Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐bak).
■ Rempedaal niet ingetrapt of keuze‐
hendel niet in P of N (automatische
versnellingsbak).
■ Time-out opgetreden.
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral wan‐
neer de motortemperatuur koud is.
Deze beperking is er om het smeer‐
systeem de motor volledig te laten be‐
schermen.
332Klantinformatie
Krik
Vertaling van de oorspronkelijke
conformiteitsverklaring
Conformiteitsverklaring conform EG-
richtlijn 2006/42/EC
Bij deze verklaren wij dat het product: Productaanduiding: Krik
Type/GM onderdeelnummer:
13348505, 13504504
voldoet aan de bepalingen van richt‐
lijn 2006/42/EC.
Gehanteerde technische normen:GMN9737=krikkenGM 14337=standaarduitrusting
krik - hardwaretestsGMN5127=voertuigintegriteit -
takelen en opkrik‐
ken bij onderhouds‐ stationGMW15005=standaarduitrusting
krik en reserve‐
band, boordtestISO TS 16949=kwaliteitsborgings‐
systemenOndergetekende is bevoegd tot het
samenstellen van de technische do‐
cumentatie.
Rüsselsheim, 31 januari 2014
was getekend
Hans-Peter Metzger
Engineering Group Manager Chassis & Structure
Adam Opel AG
D-65423 RüsselsheimRegistratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders
(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto Een groot aantal elektronische com‐
ponenten van uw auto bevat gege‐
vensopslagmodules die tijdelijk of
permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen
en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen, mo‐
dules, systemen of de omgeving.
■ bedrijfsomstandigheden van sys‐ teemcomponenten (bijv. vulni‐veaus)
■ statusberichten van de auto en de componenten ervan (bijv. aantalwielomwentelingen / rotatiesnel‐
heid, afremming, dwarsacceleratie)
■ storingen en defecten in belangrijke
systeemcomponenten