Rijden en bediening199
op auto's met een adaptieve cruise
control 3 191.
■ Frontaanrijdingswaarschuwing met
voorcamerasysteem
op auto's met traditionele cruise
control of geen 3 188.
Frontaanrijdingswaarschuwing op radarbasis Het systeem gebruikt de radarsensor
achter de radiateurgrille om voertui‐
gen te vinden die zich op een maxi‐
male afstand van 150 m direct voor u
bevinden.
Activering
Frontaanrijdingswaarschuwing werkt
automatisch bij snelheden boven
wandelsnelheid, als de instelling
Voorbereiding aanrijding niet uitge‐
schakeld is in het menu Persoonlijke instellingen 3 137.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het systeem kan op kort, gemiddeld of ver worden in‐gesteld.
Druk op E; de huidige instelling ver‐
schijnt op het DIC. Druk nogmaals op
E om de waarschuwingsgevoelig‐
heid aan te passen. De instelling
wordt ook getoond in de bovenste re‐ gel van het DIC.Let op: de instelling voor de gevoelig‐
heid van het alarm wordt gedeeld met
de afstand tot voorligger van de adap‐ tieve cruise control. Door de gevoe‐
ligheid van de waarschuwing te wijzi‐
gen, wordt dus ook de afstand tot
voorligger van de adaptieve cruise
control gewijzigd.
200Rijden en bediening
De bestuurder alarmeren
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instru‐
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.
Wanneer de afstand tot een voorlig‐
ger te kort wordt of wanneer u een
ander voertuig te snel nadert en er een botsing dreigt, verschijnt het bot‐ singswaarschuwingssymbool op het
DIC. Tegelijkertijd klinkt er een waar‐ schuwingszoemer.
Trap het rempedaal in als de situatie
dit vereist.
Instellingen
Instellingen kunt u veranderen in het
menu Voorbereiding aanrijding in de
persoonlijke instellingen 3 137.
Frontaanrijdingswaarschuwing
met voorcamerasysteem De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐
bruikt het camerasysteem in de voor‐
ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 meter di‐ rect voor u bevinden.
Activering
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u , als deze niet is gedeac‐
tiveerd via V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het systeem kan
op kort, gemiddeld of ver worden in‐
gesteld.
Druk op V; de huidige instelling ver‐
schijnt op het DIC. Druk nogmaals op
V om de waarschuwingsgevoelig‐
heid aan te passen.
Rijden en bediening201
De bestuurder alarmeren
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instru‐
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.
Wanneer de afstand tot een voorlig‐
ger te kort wordt of wanneer u een
ander voertuig te snel nadert en er een botsing dreigt, verschijnt het bot‐ singswaarschuwingssymbool op het
DIC.
Tegelijkertijd klinkt er een geluidssig‐ naal. Trap het rempedaal in als de si‐
tuatie dit vereist.
Deactivering
Het systeem kan worden gedeacti‐
veerd. Druk op V totdat het volgende
bericht op het DIC verschijnt.
Algemene informatie voor beide
uitvoeringen van frontaanrij‐
dingswaarschuwing
9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende ver‐
keers-, weers- en zichtomstandig‐ heden.
De bestuurder moet onder het rij‐
den altijd zijn of haar onverdeelde
aandacht aan het verkeer geven.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te
remmen.
Systeembeperkingen
Het systeem is ontworpen om alleen
bij voertuigen te waarschuwen, maar
het kan ook op andere metalen struc‐
turen reageren.
In de volgende gevallen detecteert de frontaanrijdingswaarschuwing wel‐
licht geen voorliggers of kunnen de prestaties van de sensor beperkt zijn:
212Rijden en bediening
Let op
Het parkeerhulpsysteem herkent automatisch een af fabriek gemon‐
teerde trekhaak. Het systeem wordt
gedeactiveerd zodra u de stekker
erin steekt.
Als gevolg van externe akoestische
of mechanische storingen is het mo‐ gelijk dat de sensor een niet-be‐
staand object (echostoring) herkent.
De geavanceerde parkeerhulp rea‐
geert eventueel niet op veranderin‐ gen van de parkeerplek nadat u met het parkeren bent begonnen.
Let op
Bij het inschakelen van een vooruit‐ versnelling en het overschrijden van een bepaalde snelheid wordt de par‐keerhulp achter bij het uitschuiven
van het draagsysteem achterzijde
gedeactiveerd.
Bij het eerst inschakelen van de ach‐ teruitversnelling detecteert de par‐
keerhulp het draagsysteem achter‐ zijde en klinkt er een zoemer. Druk
kort op r of D om de parkeer‐
hulp te deactiveren.Let op
Na gebruik moet de geavanceerde
parkeerhulp worden gekalibreerd.
Voor optimale begeleiding tijdens het parkeren is een rijafstand van
ten minste 35 km, inclusief een aan‐
tal bochten, nodig.
Blindehoeksysteem Het blindehoeksysteem detecteert en
meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elke buitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
De sensoren van het systeem bevin‐
den zich in de bumper aan de linker-
en rechterzijde van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
■ auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
■ voetgangers, fietsers of dieren
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen, een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op.
Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van rij‐
strook te wisselen.
Let op
Als de passerende auto minstens 10 km/u sneller rijdt dan de gepas‐
seerde auto, wordt het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel niet verlicht.
234Verzorging van de auto
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, bijv.
het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening inscha‐ kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Eventueel wettelijk verplichte infor‐matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindtu op onze website. Laat dit werk uit‐
sluitend over aan een erkend autode‐
montagebedrijf.
Auto's op gas moeten worden afge‐
voerd door een speciaal daartoe be‐
voegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
338TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............297, 301
Aanduidingen op banden ..........270
Aangeslagen lampenglazen ......152
Aanhangerstabilisatie ................232
Aanhanger trekken ....................228
Aansteker .................................. 112
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 233
Accu ........................................... 238
Achterlichten .............................. 250
Achterruitverwarming ................... 37
Achteruitkijkcamera ...................213
Achteruitrijlichten .......................152
Actieve hoofdsteunen ..................41
Actieve noodrem......................... 202
Adaptief rijlicht (AFL) .........146, 245
Adaptieve cruise control .....124, 191
Adaptive Forward Lighting .........123
Afmetingen auto ........................315
Afslagverlichting ......................... 146
Airbag deactiveren ....................... 55
Airbag-deactivering .................... 118
Airbag en gordelspanners .........118
Airbagsysteem ............................. 53
Airconditioning ........................... 158
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 166Alarmknipperlichten ...................150
Algemene informatie .................. 228
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 167
Andere auto slepen ...................291
Antiblokkeersysteem .................180
Antiblokkeersysteem (ABS) .......120
Armsteun ..................................... 49
Armsteun met opbergruimte ........65
Asbakken ................................... 112
Autogegevens ............................ 301
Automatische antiverblinding ......34
Automatische verlichting ............ 144
Automatische versnellingsbak ...175
Automatisch vergrendelen ...........26
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 290
Auto stallen ................................. 233
B Bagageruimte ........................ 27, 86
Bagageruimte-afdekking .............91
Banden- en velgmaat veranderen ............................. 275
Bandenreparatieset ...................277
Bandenspanning .......................270
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 122, 271
Bandenspanningswaarden ........317
Batterijspanning .........................135
339
Bedieningsorganen....................105
Bekerhouders .............................. 63
Bekleding .................................... 294
Beladingsinformatie ...................103
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 188
Beveiliging van de auto ................30
Binnenspiegels ............................. 34
Binnenverlichting .......................153
Blindehoeksysteem ....................212
Bolle vorm .................................... 32
Boordgereedschap .....................268
Boordinformatie .........................131
Brandstof .................................... 220
Brandstofkeuzeschakelaar ........114
Brandstofmeter .......................... 113
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 227
Brandstof voor benzinemotoren 220
Brandstof voor dieselmotoren ...221
Brandstof voor rijden op LPG .....221
Buitenspiegels .............................. 32
Buitentemperatuur .....................109
C
Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................. 16, 106
Code ........................................... 131
Conformiteitsverklaring ...............332
Contactslotstanden ....................168Controlelampen ..................112, 116
Controle over de auto ................167
Controles .................................... 234
Cruise control ....................124, 188
D Dagrijlicht ................................... 146
Dagteller .................................... 113
Dak ............................................... 37
Dakbelasting ............................... 103
Dakdrager .................................. 102
Diefstalalarmsysteem ..................30
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 240
Dimlicht of grootlicht ...................143
Draagsysteem achterzijde ............67
Driepuntsgordel ........................... 51
Driver Information Center ...........124
E EHBO ......................................... 100
Elektrisch bediende ruiten ...........35
Elektrische aansluitingen ...........111
Elektrische handrem ...........120, 181
Elektrische handrem defect ........120
Elektrische stoelverstelling ..........47
Elektrische verstelling ..................32
Elektrisch systeem...................... 261
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 183Elektronische rijprogramma's ....177
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ...121
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 183
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............121
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............160
Event Data Recorders (EDR) .....335
F
Fietsendrager ............................... 67
Flex-Fix-systeem .......................... 67
FlexOrganizer .............................. 96
Frontaal airbagsysteem ...............53
Frontaanrijdingswaarschuwing ...198
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................134
Gereedschap ............................. 268
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................99
Gloeilamp vervangen ................241
Gordels ......................................... 50
Gordelverklikker ......................... 118
Gordijnairbagsysteem .................. 55