Page 49 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
2. Verwijder de bougiedop.
3. Verwijder de bougie zoals weergege-ven, met de bougiesleutel van de extra
gereedschapsset, die apart is meege-
leverd bij de aankoop van de machine. Controleren van
de bou gies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen isolator rond de centrale elektrode
licht tot gemiddeld bruin verkleurd is
(de ideale kleur als normaal met het
voertuig wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor dezelfde kleur hebben.
OPMERKINGWanneer een bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.
3. Controleer bij elke bougie of de elek-troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang indien nodig.
4. Meet de elektrodenafstand met een draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
Een bou gie aan bren gen
1. Reinig het oppervlak van de bougie- pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
1. Bougiekap
2. Bout
1. Bougiedop
2
1
1
1. Bougiesleutel
1
Voor geschreven bou gie:
NGK/CPR7EA-9
1. Elektrodenafstand
Elektro denafstan d:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
U2DED0D0.book Page 9 Monday, June 17, 2013 3:19 PM
Page 50 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
2. Breng de bougie aan met behulp vande bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter
zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.3. Installeer de bougiedop.
4. Monteer de bougiekap door de bou-ten aan te brengen.
DAU47113
Motorolie en oliefilterpatroonVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en houd deze rechtop. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan
het niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot rust te laten komen.
4. Verwijder de olievuldop en veeg de motoroliepeilstok schoon. Steek de
peilstok terug in de olievulopening
(zonder vast te draaien) en verwijder
dan opnieuw om het olieniveau te
controleren.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
5. Als de motorolie bij of beneden demerkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van de
aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)1. Olievuldop
1. Motoroliepeilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
1
32
U2DED0D0.book Page 10 Monday, June 17, 2013 3:19 PM
Page 51 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
6. Steek de peilstok in de vulopening endraai dan de olievuldop vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zon der vervan gin g van oliefilterpatroon)
1. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de mo- tor om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de olieaf- tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.OPMERKINGSla de stappen 4–6 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.4. Verwijder de oliefilterpatroon met eenoliefiltersleutel.
OPMERKINGDe Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.5. Smeer een dun laagje schone motor-
olie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKINGZorg dat de O-ring correct aanligt.6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon meteen oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
1. Olieaftapplug
2. Pakking
2
1
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
1
2
1. O-ring
1. Momentsleutel
2. Oliefilterpatroon
1
2
U2DED0D0.book Page 11 Monday, June 17, 2013 3:19 PM
Page 52 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
7. Monteer de olieaftapplug met eennieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
8. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppelin g te
voorkomen ( de motorolie smeert
immers ook de koppelin g) mo gen
g een chemische a dditieven worden
toe gevoe gd. Ge bruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een ho gere kwaliteit dan
g especificeer d. Ge bruik ook g een
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of ho gere aan dui din g.
Zor g d at er g een verontreini gin gen
in het carter terecht komen.9. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10402
Zet de motor direct af als het waarschu-
win gslampje olieniveau knippert of blijft
b ran den en laat het voertui g controleren
d oor een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in or de is.10. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug:43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aan bevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid :
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon: 3.70 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpa-
troon: 4.00 L (4.23 US qt, 3.52 Imp.qt)
U2DED0D0.book Page 12 Monday, June 17, 2013 3:19 PM
Page 53 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
DAU47081
Het luchtfilterelement vervangenHet luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfil terelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Om het luchtfilterelement te vervan gen
1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de bouten te verwijderen.
2. Trek het luchtfilterelement uit. 3. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zor g ervoor dat het filterelement
g oe d aanli gt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uit genomen,
hier door kunnen de zui ger(s) en/of
cilin der(s) overmati g versleten ra-
ken.
[DCA10482]
4. Monteer het luchtfilterdeksel door de
bouten aan te brengen.
DAU21385
De vrije sla g van d e gas greep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 4.0–6.0 mm
(0.16–0.24 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
1. Bout
2. Luchtfilterdeksel
2
1
1
1. Luchtfilterelement
1
1. Vrije slag van gasgreep
1
U2DED0D0.book Page 13 Monday, June 17, 2013 3:19 PM
Page 54 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21567
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Ban denspannin g
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rij den met deze machine met een on-
juiste ban denspannin g kan lei den tot
verlies van de controle met mo gelijk ern-
sti g letsel of overlij den tot gevol g.
De ban dspannin g moet wor den ge-
controleer d en af gestel d terwijl de
b an den kou d zijn (wanneer de tem-
peratuur van d e ban den gelijk is aan
d e om gevin gstemperatuur).
De ban dspannin g moet wor den
aan gepast aan de rijsnelhei d en het
totale gewicht van rij der, passa gier,
b ag ag e en accessoires d a
t voor dit
mo del is vast gestel d.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaa d uw machine nooit te zwaar. Rij-
d en met een te zwaar b elaste machine
kan lei den tot een on geval.Ban denspannin g (g emeten op kou-
d e ban den):
0–90 k g (0–198 l b):
Voor: 225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter: 250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Voo r m o dellen zon der ABS 90–
206 k g (198–454 l b)
Voo r m o dellen met ABS 90–202
k g (198–445 l b):
Voor: 250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
280 kPa (2.80 kgf/cm², 41 psi)
Maximale belastin g*:
Voor modellen zonder ABS 206 kg
(454 lb)
Voor modellen met ABS 202 kg (445
lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas- sagier, bagage en accessoires
U2DED0D0.book Page 14 Monday, June 17, 2013 3:19 PM
Page 55 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10462
Monteer altijd voor- en achterbanden
van hetzelfde merk en type. Verschillen-
de banden kunnen het weggedrag van
de machine veranderen, wat kan leiden
tot een ongeval.Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden voor dit model goed-
gekeurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
Voorband:Maat:
100/90-19M/C 57H
Fabrikant/model: BRIDGESTONE/EXEDRA G721 F
Achterband: Maat: 150/80B16M/C 71H
Fabrikant/model: BRIDGESTONE/EXEDRA G722 F
U2DED0D0.book Page 15 Thursday, October 24, 2013 2:16 PM
Page 56 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
Rijd niet te snel d irect na het ver-
wisselen van een ban d. Het b and-
oppervlak dient eerst te zijn
in gere den voor dat het zijn optimale
ei genschappen verkrij gt.
DAU21963
GietwielenLet ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren of
kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden
tot gevolg hebben.
DAU55643
Vrije sla g van koppelin gshen del
afstellenDe vrije slag van de koppelingshendel dient
5.0–10.0 mm (0.20–0.39 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppelings-
hendel los.
2. Draai de stelbout van de koppelings- speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelbout richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Borgmoer (koppelingshendel)
3. Vrije slag van koppelingshendel
12
3
(a)
(b)
U2DED0D0.book Page 16 Monday, June 17, 2013 3:19 PM