Page 57 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
OPMERKINGSla de stappen 5–9 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
6. Verwijder het oliefilterelement en de o-
ring.7. Controleer de o-ring op beschadiging
en vervang hem indien nodig.
8. Monteer het nieuwe oliefilterelement
en een o-ring.
9. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKINGZorg dat de O-ring correct aanligt.
10. Breng de onderlegring en de olieaf-
tapplug aan en zet de plug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.OPMERKINGControleer of de onderlegring correct aan-
ligt.11. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
1. OliefilterdekselZAUM1120
1
1. Oliefilterelement
2. O-ring
3. Oliefilterdeksel
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)1
2
3
ZAUM0712
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
Zonder vervanging van het oliefilte-
relement:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.50 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt)
U2DMD1D0.book Page 13 Thursday, October 24, 2013 3:58 PM
Page 58 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11671
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.12. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
13. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
14. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-7.)
DAU20067
EindoverbrengingsolieHet eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en re-
pareren. Bovendien dient de eindoverbren-
gingsolie als volgt te worden ververst op de
tijdstippen vermeld in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de eindover-
brengingsolie op door enkele minuten
te rijden en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de ge-
bruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de o-ring uit het
eindoverbrengingshuis.5. Verwijder de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de pakking om
de olie uit het eindoverbrengingshuis
te laten stromen.
1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
1. Aftapplug versnellingsbakolieZAUM1123ZAUM0703
1
U2DMD1D0.book Page 14 Thursday, October 24, 2013 3:58 PM
Page 59 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
6. Monteer de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de nieuwe pak-
king en zet de bout vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
7. Vul met de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen eindoverbren-
gingsolie. WAARSCHUWING! Zorg
ervoor dat geen vreemde materia-
len in het eindoverbrengingshuis te-
rechtkomen. Zorg ervoor dat geen
olie op de band of het wiel terecht-
komt.
[DWA11312]
8. Plaats de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vuldop vast.
9. Controleer het eindoverbrengingshuis
op olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM3043
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
2. Open het voorste opbergcomparti-
ment A. (Zie pagina 3-18.)OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.3. Controleer het koelvloeistofniveau via
het kijkglas.
OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.4. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor het mini-
mumniveau bevindt, verwijder dan pa-
neel A. (Zie pagina 6-8.)
5. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15162]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.21 L (0.22 US qt, 0.18 Imp.qt)
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveauZAUM1029
2 1
Coolant Lev
elCoolant L
evelH
ighH
igh
LowLo
w
U2DMD1D0.book Page 15 Thursday, October 24, 2013 3:58 PM
Page 60 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout wa-
ter, dit is schadelijk voor de motor.
Als er in plaats van koelvloeistof
water is gebruikt, vervang dit dan
zo snel mogelijk door koelvloeistof,
anders is het systeem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het anti-
vriesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10473]
6. Sluit de reservoirdop en breng vervol-
gens het paneel aan.
7. Sluit het voorste opbergcomparti-
ment.
DAU33032
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUM3370
Luchtfilterelementen en aftap-
slangen luchtfilter en v-snaarbe-
huizingHet luchtfilterelement moet worden vervan-
gen en het luchtfilterelement in de v-snaar-
behuizing moet worden gereinigd volgens
de intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema. Reinig
de luchtfilterelementen vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement uit.
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir:
0.32 L (0.34 US qt, 0.28 Imp.qt)ZAUM10301
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
3. LuchtfilterelementZAUM11241
22
3
U2DMD1D0.book Page 16 Thursday, October 24, 2013 3:58 PM
Page 61 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
Reinigen van de luchtfilteraftapslangen
1. Controleer of zich in de aftapslangen
aan de onderzijde van het luchtfilter-
huis water of vuil heeft verzameld.
Links
2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
Reinigen van het luchtfilterelement in de
v-snaarbehuizing
1. Verwijder de luchtfilterdeksels op de
v-snaarbehuizing door de schroeven
te verwijderen.2. Verwijder het luchtfilterelement en
blaas vervolgens het vuil weg met
perslucht zoals getoond.
3. Controleer het luchtfilterelement op
beschadiging en vervang het indien
nodig.4. Breng het luchtfilterelement aan met
de gekleurde kant naar buiten.
5. Bevestig de luchtfilterdeksels in de v-
snaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen. LET OP: Zorg ervoor
dat elk filterelement goed aanligt in
de behuizing. Laat de motor nooit
draaien met de filterelementen uit-
genomen, hierdoor kunnen de zui-
ger(s) en/of cilinder(s) overmatig
versleten raken.
[DCA10532]
1. Aftapslang luchtfilterZAUM11261
1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Schroef
1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizingZAUM1125
1
ZAUM0706
U2DMD1D0.book Page 17 Thursday, October 24, 2013 3:58 PM
Page 62 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21877
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
1. Vrije slag van gasgreep
ZAUM0053
U2DMD1D0.book Page 18 Thursday, October 24, 2013 3:58 PM
Page 63 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is aan
de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden voor dit model goed-
gekeurd door Yamaha Motor Co., Ltd. Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
190 kPa (1.90 kgf/cm², 28 psi)
Achter:
220 kPa (2.20 kgf/cm², 32 psi)
YP125R 90–185 kg (198–408 lb)
YP125RA 90–181 kg (198–399 lb):
Voor:
210 kPa (2.10 kgf/cm², 30 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Maximale belasting*:
YP125R 185 kg (408 lb)
YP125RA 181 kg (399 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
12
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U2DMD1D0.book Page 19 Thursday, October 24, 2013 3:58 PM
Page 64 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het band-
oppervlak dient eerst te zijn
ingereden voordat het zijn optimale
eigenschappen verkrijgt.
DAU21963
GietwielenLet ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren of
kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden
tot gevolg hebben. Voorband:
Maat:
120/70-15 M/C 56P(METZELER)-
56S(MICHELIN)
Fabrikant/model:
METZELER / FEELFREE
MICHELIN / CITYGRIP
Achterband:
Maat:
140/70-14 M/C 68P(METZELER)-
68S(MICHELIN)
Fabrikant/model:
METZELER / FEELFREE
MICHELIN / CITYGRIP
U2DMD1D0.book Page 20 Thursday, October 24, 2013 3:58 PM