2074-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E■Energiebesparende functie
Onder de volgende omstandigheden gaan de koplampen en overige verlich-
ting na 20 minuten automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt:
●De koplampen en/of achterlichten branden.
●De lichtschakelaar staat in stand of .
●Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Het contact wordt UIT
gezet.
●Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Het contact wordt UIT gezet.
Deze functie wordt onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
●Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Als het contact AAN wordt
gezet.
●Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Als het contact AAN wordt
gezet.
●Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend.
●Wanneer een portier wordt geopend of gesloten.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 489)
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
2114-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Ruitenwisser met regensensor
Als wordt geselecteerd, beginnen de ruitenwissers automatisch
te wissen als de sensor signaleert dat het regent. De wissnelheid
wordt automatisch afgestemd op de hoeveelheid neerslag en de rij-
snelheid.
Als is geselecteerd, kan de gevoeligheid van de sensor als
volgt worden afgesteld door aan de schakelaarring te draaien:
Uit
Stand AUTO
Lage snelheid ruitenwis-
sers
Hoge snelheid ruitenwis-
sers
Enkele slag
Verhoogt de gevoeligheid
Verlaagt de gevoeligheid
1
2
3
4
5
6
7
2124-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F_WE_52D53E
Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeiers en ruitenwissers
De ruitenwisser maakt automa-
tisch een aantal wisbewegingen
nadat de sproeier in werking is
getreden.
(Na enkele slagen volgt een
pauze en maken de wissers
nog een slag om de laatste
druppels te verwijderen.)
■De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
■Regensensor (auto's met ruitenwisser met regensensor)
●Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Als de ruitenwisserscha-
kelaar in de stand wordt gezet terwijl het contact AAN staat, werken
de ruitenwissers één keer om aan te geven dat de stand AUTO is geacti-
veerd.
●Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Als de ruitenwisserschake-
laar in de stand wordt gezet terwijl het contact AAN staat, werken de
ruitenwissers één keer om aan te geven dat de stand AUTO is geactiveerd.
8
●De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de voor-
ruit valt of als er insecten o.i.d. op de
voorruit zitten.
2134-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E●Wanneer de sensorgevoeligheidsring in de stand AUTO naar een hoge
gevoeligheid wordt gedraaid, werken de ruitenwissers één keer om aan te
geven dat de gevoeligheid is verhoogd.
●Als de temperatuur van de regensensor 90°C of hoger is, of -15°C of lager,
werkt de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschakelaar
in dat geval in een andere modus dan AUTO.
■Als er geen vloeistof uit de ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en contro-
leer als dat het geval is of de sproeierkop niet verstopt is.
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers kunnen onverwachts in werking treden als de sensor
wordt aangeraakt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl
de ruitenwissers in de stand AUTO staan. Let erop dat uw vingers, enz. niet
bekneld raken als de ruitenwissers in werking treden.
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloei-
stof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit
warm is. De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht
belemmeren. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
OPMERKING
■Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet omdat hierdoor de voorruit beschadigd kan
worden.
■Als er geen ruitensproeiervloeistof uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
■Wanneer een sproeier verstopt raakt
Laat in dat geval uw auto echter wel zo snel mogelijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken
met een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
3177-1. Onderhoud en verzorging
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E■Lichtmetalen velgen (indien aanwezig)
●Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel. Gebruik geen
harde borstels of schuurmiddelen. Gebruik geen sterke of bijtende oplos-
middelen.
Gebruik hetzelfde neutrale reinigingsmiddel en dezelfde was als die
gebruikt wordt voor de carrosserie.
●Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld na
een lange rit bij warm weer, nog warm zijn.
●Spoel het reinigingsmiddel op de velgen direct na het gebruik af.
●Zorg er, om de glans van de wielen te behouden, voor dat er geen heet
water (bijvoorbeeld van een stoomreiniger) direct op komt.
■Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
WAARSCHUWING
■Bij het schoonmaken van de voorruit (auto's met ruitenwisser met
regensensor)
●Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is
geplaatst met de hand wordt aangeraakt
●Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor
wordt gehouden
●Als iets tegen de voorruit stoot
●Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de
regensensor
■Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de motorruimte komt. Anders kan er brand in
elektrische componenten, enz. ontstaan.
■Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de uitlaatpijpen
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijpen heet worden.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijpen niet aan totdat deze vol-
doende zijn afgekoeld, aangezien het aanraken van een hete uitlaatpijp
brandwonden kan veroorzaken.
Zet de ruitenwisserschakelaar in de
stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in de volgende gevallen onverwacht
in werking treden. Hierdoor kunnen uw
handen bekneld raken en kunt u ernstig
letsel oplopen, en hierdoor kunnen de
ruitenwisserbladen beschadigd raken.Uit
3187-1. Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
■Aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) voorkomen
●Was de auto zo spoedig mogelijk:
• Na het rijden in een kustgebied
• Na het rijden over gepekelde wegen
• Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
• Als er zich dode insecten, insecten- of vogelpoep op de lak bevinden
• Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeel-
tjes of chemische stoffen
• Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
• Als er brandstof op de lak is gemorst
●Laat krassen of steenslagschade onmiddellijk repareren.
●Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de opslag gaan corroderen.
■Schoonmaken van de verlichting aan de buitenzijde
●Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Deze kunnen de verlichting beschadigen.
●Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
■Voorzorgsmaatregelen bij het plaatsen en verwijderen van de antenne
●Controleer voordat u gaat rijden of de antenne geplaatst is.
●Zorg ervoor dat als de antenne wordt verwijderd, bijvoorbeeld voordat de
auto door een wasstraat wordt gereden, de antenne op een geschikte
plaats wordt opgeborgen zodat deze niet wegraakt. Plaats voor u wegrijdt
de antenne weer in de oorspronkelijke positie.
■Bij gebruik van een autowasserette (auto's met ruitenwissers met
regensensor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in werking treden waardoor de ruitenwisserbladen beschadigd kunnen
raken.
■Voorkomen van beschadiging van de antenne
Verwijder de antenne onder de volgende omstandigheden:
●Als de antenne het plafond dreigt te raken in een garage en dergelijke
●Als de auto wordt afgedekt door een afdekhoes
3487-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Toyota beveelt aan om de banden ongeveer elke 10.000 km van
plaats te wisselen om een gelijkmatig slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssys-
teem dat gebruik maakt van bandenspanningssensoren en -zenders
om een lage bandenspanning te signaleren voordat deze tot proble-
men leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder door middel van een waarschuwingslampje gewaar-
schuwd. (Blz. 409)
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspan-
ningssensoren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst wor-
den, moeten de identificatiecodes van deze componenten worden
geregistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschuwings-
systeem en moet het bandenspanningswaarschuwingssysteem wor-
den geïnitialiseerd. Laat de ID-codes van de bandenspanningssenso-
ren en -zenders registreren door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. (Blz. 350)
■Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden
geïnitialiseerd onder de volgende omstandigheden:
●Verwisselen van voor- en achterwielen met een verschillende
bandenspanning
●Bij het wijzigen van de bandenspanning (bijvoorbeeld omdat u de
rijsnelheid aanzienlijk gaat veranderen)
●Als de bandenmaat wordt aangepast
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitiali-
seerd, wordt de actuele bandenspanning als referentiespanning
beschouwd.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig)
Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
3507-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een
unieke identificatiecode. Bij het vervangen van een bandenspan-
ningssensor en -zender is het noodzakelijk om de identificatiecode te
registreren. Laat de identificatiecodes registreren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Wanneer moeten banden worden vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
●De banden beschadigingen vertonen, zoals insnijdingen, scheuren of bar-
sten die zo diep zijn dat het binnenmateriaal zichtbaar wordt en bulten die
duiden op een interne beschadiging
●Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u er
niet zeker van bent.
■Vervangen van banden en wielen (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Als de identificatiecodes van de bandenspanningssensor en -zender niet zijn
geregistreerd, werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet goed.
Na ongeveer 10 minuten rijden gaat het waarschuwingslampje lage banden-
spanning gedurende 1 minuut knipperen en het blijft daarna branden om aan
te geven dat er een storing in het systeem aanwezig is.
■Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd door gekwalificeerd werk-
plaatspersoneel worden gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks met de
banden is gereden en de banden niet beschadigd lijken te zijn.
■Brede banden (auto's met 195/50R16 banden)
In het algemeen slijten brede banden eerder en kan de grip op besneeuwde
en/of gladde wegen beperkt zijn in vergelijking met standaard banden.
Gebruik daarom winterbanden of sneeuwkettingen op besneeuwde en/of
gladde wegen en rijd voorzichtig waarbij u uw snelheid aanpast aan de
weersomstandigheden en de toestand van de weg.
Registreren van identificatiecodes (auto's met bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem).