203
6
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde autogordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-netwerk. Raadpleeg de rubriek "Accessoires". Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel. Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
227
7
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Wiel verwisselen
Het gereedschap bevindt zich onder de vloer
Toegang tot het gereedschap
Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan, afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen. Gebruik het niet voor andere doeleinden. 1. Wielsleutel. Hiermee kan de wieldop worden verwijderd en kunnen de wielbouten worden losgedraaid. 2. Krik met geïntegreerde slinger. Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3. Gereedschap voor het ver wijderen van sierdoppen. Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de sierdoppen van de wielbouten worden verwijderd. 4. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in het dashboardkastje). Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd. 5. Sleepoog. Zie de paragraaf "Slepen van de auto".
In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap ver wisselen volgens de onderstaande procedure.
245
7
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los, Ver wijder het deksel en keer het om,
Toegang tot het gereedschap
Voordat u een zekering vervangt, dient u de oorzaak van de storing te achterhalen om deze te verhelpen, stroomverbruikers uit te schakelen, de auto stil te zetten met het contact uit, de defecte zekering te achterhalen met behulp van de zekeringtabel en de schema's op de volgende bladzijden.
Vervangen van een zekering
GoedDefect
Het vervangen van een zekering door een andere dan in de volgende tabellen genoemd, kan tot ernstige storingen leiden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Tang
Zekering vervangen
Voor ingrepen aan een zekering geldt: gebruik een speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te ver wijderen en te controleren of het smeltdraadje van de zekering intact is, vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur): een afwijkende stroomsterkte kan storingen veroorzaken (brand). Mocht de storing kort na het vervangen van de zekering terugkeren, laat dan de elektrische uitrusting controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Haal de tang van de achterzijde van het deksel waarop hij is bevestigd.
De tang voor het verwijderen van zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast in het dashboard.
247
7
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde).
Zekering n r.Ampère (A)Functies
F1515 12V-aansluiting.
F1615 A a n s t e ke r.
F2715 Autoradio.
F1820 Autoradio (+ accu).
Toegang tot de zekeringen
Maak het deksel los door het aan de
bovenzijde eerst links en vervolgens rechts los te trekken.
Versie 1 (FULL)
280
Onderhoud
308_nl_Chap08_verifications_ed02-2013
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel, of met de oliepeilstok.
Olie ver versen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het verversingsinterval voor uw auto. Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, is het gebruik van additieven in de motorolie niet toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A = maxi. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het oliepeil boven dit merkteken uitkomt. B = mini. Het motorolieniveau moet via de vulopening worden bijgevuld met het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie. Laat het oliepeil nooit onder dit merkteken uitkomen.
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid. Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen. Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
01
308_nl_Chap10c_SMEGplus_ed02-2013
"Airconditioning"
hiermee kunnen de temperatuur en de aanjagersnelheid worden ingesteld.
"Rijhulpsysteem"
hiermee kan de boordcomputer worden weergegeven en kunnen bepaalde functies van de auto worden ingeschakeld, uitgeschakeld of geconfi gureerd.
"Media"
hiermee kunnen de radio en de andere geluidsbronnen van het audiosysteem worden geselecteerd en kunnen foto's worden weergegeven.
"Navigatie"
hiermee kan de navigatie worden ingesteld en de bestemming worden gekozen (volgens uitvoering).
" Confi guratie "
hiermee kunnen de geluidssignalen, de grafi sche thema's en de lichtsterkte van de dashboardverlichting worden ingesteld en hebt u toegang tot een interactieve hulp met betrekking tot de belangrijkste uitrusting en verklikkerlampjes van de auto.
" Internetdiensten "
hiermee kan verbinding worden gemaakt met een portail met applicaties om eenvoudig, veilig en op een persoonlijke manier te surfen via een dongel die met abonnement verkrijgbaar is bij het PEUGEOT-netwerk.
"Telefoon"
hiermee kan een telefoon via Bluetooth worden verbonden.
ALGEMENE WERKING
294
02
296
308_nl_Chap10c_SMEGplus_ed02-2013
Bij draaiende motor wordt het geluid onderbroken door de toets in te drukken.
Bij afgezet contact wordt het systeem ingeschakeld door de toets in te drukken.
Volumeregeling (voor elke bron afzonderlijk, ook voor "Verkeersinformatie (TA)" en navigatieaanwijzingen).
Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):
- Radio "FM"/"AM"/"DAB" * .
- "USB"-stick.
- CD-speler (in het dashboardkastje) * .
- Jukebox * , na audiobestanden te hebben gekopieerd op het interne geheugen van het\
touchscreen.
- Telefoon aangesloten via Bluetooth en streaming-verzending Bluetooth.
- Mediaspeler aangesloten via de AUX-aansluiting (Jack, kabel niet meegeleverd).
Het is een "resistief" scherm dat voelbaar aangeraakt moet worden, met n\
ame bij bewegingen (door een lijst bladeren, scrollen over de kaart, en\
z.). Lichtjes aanraken is niet voldoende. Als het scherm met meerdere vingers wordt aangeraakt, worden de commando\
's niet opgevolgd.
Het scherm kan ook worden bediend als u handschoenen draagt. Dankzij dez\
e technologie kan het scherm bij elke temperatuur worden gebruikt.
BASISFUNCTIES
* Volgens uitrusting.
Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend do\
ekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet met een puntig voorwerp aan.
Raak het scherm niet met vochtige handen aan.
Als de auto langdurig in de zon heeft gestaan, kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.
Sneltoetsen: met behulp van de toetsen in de bovenste balk van het touch\
screen, is het mogelijk direct de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels afhankelijk van \
de geluidsbron) of de temperatuurregeling te kiezen.
04
3 11
308_nl_Chap10c_SMEGplus_ed02-2013
CD, MP3-CD, USB-speler
De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma, .aac, .fl ac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.
Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
WMA-bestanden moeten van het type WMA9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.: " ", ?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.
Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.
Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor\
het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.
Informatie en adviezen
Het systeem is geschikt voor externe USB-geluidsdragers, Blackberry's® of apparatuur van Apple® of apparatuur van Apple®® die op de USB-aansluiting in ® die op de USB-aansluiting in ®
het dashboardkastje (indien aanwezig) kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).
U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.
Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten.
Een USB-stick moet geformatteerd zijn naar FAT 16 of 32 om te kunnen worden afgespeeld.
MUZIEK
Als tegelijkertijd twee identieke apparaten zijn aangesloten (twee USB-sticks of twee Apple ® -spelers), werkt het systeem niet. Het is ® -spelers), werkt het systeem niet. Het is ®
wel mogelijk om tegelijkertijd een USB-stick en een Apple®-speler aan te sluiten.
Gebruik voor een goede werking bij voorkeur originele Apple ®
USB-kabels.