Instrumenten en bedieningsorganen79
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur tot 0,5 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-Combi-dis‐
play.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Datum en tijd instellen
CD 400 en Navi 600
Druk op de toets CONFIG. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.
Selecteer Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
■ Tijd instellen : Wijzigt de op het dis‐
play weergegeven tijd.
■ Datum instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
■ Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
■ Datumopmaak instellen : Wijzigt de
datumindicatie tussen MM/DD/
JJJJ en DD.MM.JJJJ .
■ Tijd weergeven : Schakelt de tijds‐
indicatie op het display in/uit.
■ RDS-synchronisatie : Het RDS-sig‐
naal van de meeste VHF-zenders
stelt automatisch de tijd in. De
RDS-tijdsynchronisatie kan enkele
minuten in beslag nemen. Som‐
mige zenders zenden geen correct
tijdsignaal uit. Het is dan raadzaam de automatische tijdsynchronisatie
uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 101.
Tijds- en datuminstellingen
CD 600/Navi 950
104Instrumenten en bedieningsorganen
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Navigatie-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Auto-instellingen
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Ventilatorregeling : Verandert de
aanjagerregeling. De gewijzigde in‐
stelling wordt actief nadat het con‐
tact uit en opnieuw aan wordt ge‐ zet.
Airconditioning : Activeert of deacti‐
veert koeling.
Autom. ontwasemen : Ondersteunt
het ontvochtigen van de voorruit
door het automatisch selecteren van de vereiste instellingen en de
automatische aircomodus.
Autom. achterruitverwarming : Au‐
tomatische activering van achter‐
ruitverwarming.
■ Comfortinstellingen
Volume signaaltonen : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Autom. wisser achter bij achteruit :
Activeert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwisser
bij inschakelen achteruitversnel‐
ling.
■ Parkeersensor / botsherkenning
Parkeersensor : Activeert of deacti‐
veert ultrasoonparkeerhulp.
■ Wegverlichting
Duur bij uitstappen : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
Lokalisatielichten : Activeert of
deactiveert de welkomstverlichting.
■ Deurvergrendeling
Automatische vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie na‐
dat u begint te rijden.
Geen vergrendeling bij open deur :
Activeert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelfunctie
wanneer een portier openstaat.