Page 13 of 255

Kort en bondig11
1Elektrische ruitbediening .......32
2 Buitenspiegels ......................29
3 Cruise control .....................156
Snelheidsbegrenzer ............158
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 159
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 136
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 122
Omgevingsverlichting ......... 126
Parkeerlichten .....................123
Knoppen voor Driver
Information Center ................98
6 Instrumenten ........................ 87
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 80
8 Driver Information Center ...... 98
9 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers .................. 8210 SPORT-modus ................... 154
Centrale vergrendeling .........22
Alarmknipperlichten ...........121
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 92
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................92
Tour-modus ........................ 154
11 Info-Display ........................ 103
12 Status-LED alarmsysteem ...27
13 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 136
14 Handschoenenkastje,
afsluitbaar ............................. 71
15 Traction Control-systeem ...152
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............153
Parkeerhulpsystemen .........162
Lane Departure Warning ...176
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 14116 Verwarming en ventilatie ....128
17 AUX-ingang, USB-ingang ....10
18 12 V-aansluiting ....................86
19 Bedieningsschakelaar
softtop .................................. 35
Centrale ruitschakelaar ........32
20 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................149
Automatische
versnellingsbak ..................146
21 Handrem, handmatig of
elektrisch bediend ...............150
22 Contactslot met stuurslot ...139
23 Claxon .................................. 81
Bestuurdersairbag ...............62
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 188
25 Opbergvak ........................... 72
Zekeringenkast ..................205
26 Stuurwiel instellen ................80
27 Lichtschakelaar ..................114
Instellen koplampreikwijdte 117
Page 30 of 255

28Sleutels, portieren en ruiten
1. Sluit het kofferdeksel, de motor‐kap, de ruiten en de softtop.
2. Druk op de knop o. De led in de
knop o brandt maximaal
10 minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Ter voorkoming van vals alarm wordt
de interieurbewaking gedeactiveerd
als de softtop open is. De LED in de
toets o brandt niet.
Als alleen de ruiten open zijn, werkt
de interieurbewaking beperkt en
brandt de LED in de toets o.
Het statusbericht verschijnt op het
Driver Information Centre.Status-led
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:
Led
aan=test, inschakelvertraging.Led
knip‐
pert
snel=portieren, kofferdeksel,
softtop of motorkap niet
compleet gesloten, of sys‐
teemstoring.Status nadat systeem is geactiveerd:Led
knippert
lang‐
zaam=systeem is geactiveerd.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto door indrukken van c wordt het diefstala‐
larmsysteem gedeactiveerd. Door
lang indrukken wordt het openen van
de softtop geactiveerd.
Alarm Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐ tijd knipperen de alarmknipperlichten.
Het aantal en de duur van de alarm‐
signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
Page 156 of 255

154Rijden en bediening
Uitschakelen
Voor een sportiever gedrag kunnen
ESC en TC afzonderlijk worden ge‐
deactiveerd:
■ knop b kort indrukken: alleen Trac‐
tion Control-systeem is inactief, ESC blijft actief, k licht op
■ knop b gedurende min.
5 seconden ingedrukt houden: TC
en ESC worden gedeactiveerd, k
en n lichten op.
Ook verschijnt de geselecteerde mo‐
dus als statusbericht op het Driver In‐
formation Center.
Als de auto na het deactiveren van
ESP de drempelwaarde overschrijdt,
activeert het systeem ESP opnieuw voor de duur van de overschrijding
wanneer het rempedaal één keer
wordt ingetrapt.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op de toets b te drukken.
Wanneer de TC voorheen was uitge‐
schakeld, worden zowel TC als ESC
opnieuw geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.
Interactief rijsysteem Flex Ride
Het Flex Ride-systeem laat u uit drie
rijmodi kiezen:
■ SPORT-modus: druk op de toets SPORT , de LED brandt.
■ TOUR-modus: druk op de toets TOUR , de LED brandt.
■ NORMAL modus: beide toetsen SPORT en TOUR zijn niet inge‐
drukt, geen enkele LED brandt.U deactiveert de SPORT- en TOUR-
modus door de bijbehorende toets
nogmaals in te drukken.
In elke rijmodus maakt Flex Ride een
netwerkverbinding met de volgende systemen:
■ Elektronische dempingsregeling (CDC).
■ Gaspedaalbediening.
■ Stuurinrichting.
■ Elektronische stabiliteitsregeling (ESC).
■ Antiblokkeersysteem (ABS) met cornering brake control (CBC)
(remcontrole in de bochten).
■ Automatische versnellingsbak.