Rijden en bediening175
Als er zich een van de volgende om‐
standigheden voordoet tijdens een
Autostop, dan zal de motor automa‐
tisch door het stop-startsysteem wor‐ den herstart:
■ Het stop-startsysteem is manueel uitgeschakeld
■ de motorkap is open
■ de veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en het be‐
stuurdersportier is geopend
■ de motortemperatuur is te laag
■ het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau
■ het remvacuüm is niet voldoende
■ de auto reed minstens stapvoets
■ het aircosysteem vereist het starten
van de motor
■ de airconditioning wordt handmatig
ingeschakeld
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht in het Driver Information Cen‐ tre.Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de elek‐
trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Parkeren ■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Trek altijd de handrem aan. Trek de
handbediende handrem aan zon‐
der de ontgrendelknop in te druk‐ ken. Op aflopende of oplopende
hellingen zo stevig mogelijk. Trap
tegelijkertijd de rem in om de be‐
dieningskracht te verminderen.
Trek de elektrische handrem aan
door gedurende ongeveer
één seconde aan schakelaar m te
trekken.
■ Motor en ontsteking uitschakelen. Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot vergrendelt.■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van de ontsteking de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan voor het uitscha‐ kelen van de ontsteking de achter‐
uitversnelling inschakelen of de
keuzehendel in stand P zetten. Bo‐
vendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
■ Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐
den geactiveerd, wordt de motor au‐
tomatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot stilstand komt.
Rijden en bediening195
Opgeslagen snelheid hervattenAls het systeem ingeschakeld, maar
niet geactiveerd is, het stelwiel naar
RES/+ draaien bij een snelheid hoger
dan 50 km/u om de opgeslagen
snelheid te hervatten.
Afstand tot voorligger instellen Als de adaptieve cruise control een
voorligger met een lagere snelheid
constateert, zal deze de rijsnelheid
aanpassen om de geselecteerde af‐
stand tot de voorligger te behouden.
De afstand tot de voorligger kan op
kort, gemiddeld en ver worden inge‐
steld.Druk op de knop E: de huidige in‐
stelling verschijnt op het Driver Infor‐
mation Center. Druk opnieuw op E
om de afstand tot voorligger te wijzi‐
gen. De instelling wordt ook getoond
in de bovenste regel van het Driver
Information Centre.
De geselecteerde afstand tot voorlig‐
ger wordt aangegeven via de af‐
standsbalken in de adaptieve cruise
control-pagina.
Let op: de instelling voor afstand tot
voorligger wordt gedeeld met de ge‐ voeligheid van het alarm van de fron‐
taanrijdingswaarschuwing.
Voorbeeld: Als stand 3 (ver) is gese‐
lecteerd, wordt de bestuurder sneller
gewaarschuwd voor een mogelijke
aanrijding, ook als de adaptieve
cruise control niet geactiveerd of in‐
geschakeld is.9 Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende ver‐
keers-, weers- en zichtomstandig‐ heden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Rijden en bediening201
Let op: de instelling voor de gevoelig‐
heid van het alarm wordt gedeeld met de afstand tot voorligger van de adap‐
tieve cruise control. Door de gevoe‐
ligheid van de waarschuwing te wijzi‐
gen, wordt dus ook de afstand tot
voorligger van de adaptieve cruise
control gewijzigd.
De bestuurder alarmeren
Bij het te snel naderen van een ander
voertuig, verschijnt de aanrijdings‐
waarschuwingpagina in het Driver In‐ formation Centre. Tegelijkertijd klinkt
er een geluidssignaal. Trap het rem‐
pedaal in als de situatie dit vereist.
Instellingen Instellingen kunt u veranderen in het
menu Voorbereiding aanrijding in de
persoonlijke instellingen 3 138.
Frontaanrijdingswaarschuwing
met voorcamerasysteem De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐
bruikt het camerasysteem in de voor‐
ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 meter di‐ rect voor u bevinden.
Activering
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u , als deze niet is gedeac‐
tiveerd via de knop V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem instellen
De gevoeligheid van het systeem kan
op kort, gemiddeld of ver worden in‐
gesteld.
202Rijden en bediening
Druk op de knop V: de huidige instel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center. Druk opnieuw op V om
de gevoeligheid van het systeem te
wijzigen.De bestuurder alarmeren
Bij het te snel naderen van een ander
voertuig, verschijnt de aanrijdings‐
waarschuwingpagina in het Driver In‐ formation Centre. Tegelijkertijd klinkt
er een geluidssignaal. Trap het rem‐
pedaal in als de situatie dit vereist.
Deactivering
Het systeem kan worden gedeacti‐
veerd. Druk op de knop V totdat het
volgende bericht op het Driver Infor‐
mation Center verschijnt.
Rijden en bediening213Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elke buitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
De sensoren van het systeem bevin‐ den zich in de bumper aan de linker-
en rechterzijde van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen: ■ Auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen.
■ Voetgangers, fietsers of dieren.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen, een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op.
Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van rij‐
strook te wisselen.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐
symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de
waarschuwingssymbolen B als nor‐
maal verlicht aan de betreffende
zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐ tiveren in het menu Instellingen op het
Info-display, persoonlijke instellingen 3 138.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De systeemsensor dekt een zone van ong. 3 meter aan beide zijden van de
auto. De zone begint bij elke buiten‐
spiegel en strekt zich ongeveer
3 meter naar achteren uit. De zone is
ongeveer tussen de 0,5 meter en
2 meter hoog, vanaf de grond.
234Verzorging van de auto
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, waar‐
onder het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening inscha‐ kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindtu op onze website. Laat dit werk uit‐
sluitend over aan een erkend autode‐ montagebedrijf.
Auto's op gas moeten worden afge‐
voerd door een speciaal daartoe be‐
voegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
332TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............295, 299
Aanduidingen op banden ..........270
Aangeslagen lampenglazen ......155
Aanhangerstabilisatie ................232
Aanhanger trekken ....................229
Aansteker .................................. 112
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 233
Accu ........................................... 238
Achterlichten .............................. 250
Achterruitverwarming ................... 38
Achteruitkijkcamera ...................214
Achteruitrijlichten .......................155
Actieve hoofdsteunen ..................42
Actieve noodrem......................... 204
Adaptief rijlicht (AFL) .........149, 245
Adaptieve cruise control .....124, 192
Adaptive Forward Lighting .........123
Afmetingen auto ........................316
Afslagverlichting ......................... 149
Airbag deactiveren ....................... 56
Airbag-deactivering .................... 118
Airbag en gordelspanners .........118
Airbagsysteem ............................. 54
Airconditioning ........................... 161
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 169Alarmknipperlichten ...................153
Algemene informatie .................. 228
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 170
Andere auto slepen ...................289
Antiblokkeersysteem .................181
Antiblokkeersysteem (ABS) .......120
Armsteun ............................... 49, 50
Armsteun met opbergruimte ........65
Asbakken ................................... 112
Autogegevens ............................ 299
Automatische antiverblinding ......35
Automatische verlichting ............ 147
Automatische versnellingsbak ...177
Automatisch vergrendelen ...........27
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 288
Auto stallen ................................. 233
B Bagageruimte ........................ 28, 86
Bagageruimte-afdekking .............91
Banden- en velgmaat veranderen ............................. 274
Bandenreparatieset ...................275
Bandenspanning .......................270
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ............................... 122, 271
Bandenspanningswaarden ........319
Batterijspanning .........................135
333
Bedieningsorganen....................105
Behouden stroom uit .................171
Bekerhouders .............................. 63
Bekleding .................................... 293
Beladingsinformatie ...................102
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 189
Beveiliging van de auto ................31
Binnenspiegels ............................. 35
Binnenverlichting .......................156
Blindehoeksysteem ....................213
Bolle vorm .................................... 33
Boordgereedschap .....................268
Boordinformatie .........................132
Brandstof .................................... 221
Brandstofkeuzeschakelaar ........114
Brandstofmeter .......................... 113
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 227
Brandstof voor benzinemotoren 221
Brandstof voor dieselmotoren ...221
Brandstof voor rijden op LPG .....221
Buitenspiegels .............................. 33
Buitentemperatuur .....................109
C Car Pass ...................................... 23
Centrale vergrendeling ................25
Claxon ................................. 16, 106
Code ........................................... 132
Conformiteitsverklaring ...............329Contactslotstanden ....................171
Controlelampen ..................112, 116
Controle over de auto ................170
Controles .................................... 234
Cruise control ....................124, 189
D
Dagrijlicht ................................... 149
Dagteller .................................... 113
Dak ............................................... 38
Dakbelasting ............................... 102
Dakdrager .................................. 101
Detectiesystemen .......................206
Diefstalalarmsysteem ..................31
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 240
Dimlicht of grootlicht ...................146
Draagsysteem achterzijde ............67
Driepuntsgordel ........................... 52
Driver Information Center ...........125
E
EHBO ......................................... 100
Elektrisch bediende ruiten ...........36
Elektrische aansluitingen ...........111
Elektrische handrem ...................120
Elektrische stoelverstelling ..........47
Elektrische verstelling ..................33
Elektrisch systeem...................... 261Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 184
Elektronische rijprogramma's ....179
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) .........185
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) en
Traction Control-systeem .......121
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............121
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............163
Event Data Recorders (EDR) .....329
F
Fietsendrager ............................... 67
Flex-Fix-systeem .......................... 67
FlexOrganizer .............................. 95
Frontaal airbagsysteem ...............54
Frontaanrijdingswaarschuwing ...199
G
Geavanceerde parkeerhulp ........209
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................134
Gereedschap ............................. 268
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................99
Gloeilamp vervangen ................241