36Externe apparaten
Luisterboek:
1. Druk hierop om de audiobooks op
de iPod te bekijken.
2. Selecteer de naam van een audi‐ oboek om een lijst met alle audio‐boeken te bekijken.
3. Selecteer een audiobook uit de lijst om het afspelen te beginnen.
Afspelen vanaf een iPhone ®
of
iPad ®
Deze functie ondersteunt de het/de
volgende iPhone-model of iPad-mo‐ dellen:
■ iPhone (2G, 3G, 3GS, 4, 4S en 5)
■ iPad (1G, 2G)
Ga op dezelfde manier te werk zoals eerder beschreven voor gebruik van
een iPod.
Spreek voor het gebruiken van stem‐ herkenning of het afspelen van mu‐
ziek een mediacommando en dan
" Artiest … afspelen. ", "Album …
afspelen ", "Liedje … afspelen. " of
" Genre … afspelen. " uit.
Stemherkenning 3 63.Problemen oplossen met
iPhone, iPod Touch en iPad
Wanneer een iPhone, iPod Touch of
iPad via USB en Bluetooth verbonden
is, klinkt er bij het selecteren van de
iPod-bron op het Infotainmentsys‐
teem wellicht geen audio. Als er tij‐
dens het beluisteren van de iPod-
bron een gesprek binnenkomt en er
geen audio voor de iPod achter de
bron is, ga dan naar het Airplay-pic‐
togram op het apparaat en selecteer
de dockconnector of ontkoppel de
dockconnector en sluit deze weer aan
op het apparaat. Afhankelijk van de
versie van het besturingssysteem op
het apparaat kan sommige functiona‐ liteit verschillen.AUX-ingang
Ga als volgt te werk als er al een rand‐ apparaat aangesloten is, maar er mo‐
menteel een andere bron actief is:
■ Druk op SOURCE om door alle be‐
schikbare schermen met audio‐
bronnen te bladeren totdat het
bronscherm AUX is geselecteerd.
■ Gebruik stemherkenning en zeg "Front aux afspelen | Spelen AUX |
Spelen Voorkant AUX " om het
randapparaat te beluisteren.
Stemherkenning 3 63.
Audio via Bluetooth
Indien aanwezig, kan er muziek van
een gekoppeld Bluetooth-apparaat worden afgespeeld.
"Een telefoon/apparaat koppelen" on‐ der Bluetooth 3 70.
Muziek via een Bluetooth-apparaat
afspelen:
1. Schakel het apparaat in en koppel
en verbind het.
2. U kunt muziek op een van de vol‐
gende manieren starten:
Externe apparaten37
◆ Druk op de Startpagina op de
schermtoets BT Audio.
◆ Druk op SOURCE totdat BT
Audio wordt geselecteerd.
◆ Druk op de knop SRC op de stuurbedieningsknoppen totdat
BT Audio geselecteerd is.
Stuurbedieningsknoppen 3 5.
◆ Gebruik stemherkenning 3 70.
De muziek kan worden bediend met de Infotainment-bedieningsorganen
of bedieningsorganen op het appa‐
raat. Wanneer een telefoon door au‐
dio via Bluetooth met het systeem
verbonden is, zijn de telefoonsignalen en -geluiden wellicht niet hoorbaar op
de telefoon totdat Bluetooth wordt
ontkoppeld. Signaalfuncties kunnen
per telefoon variëren. Controleer de
informatie van de fabrikant van de te‐
lefoon voor ondersteuning van signa‐ len.
Menu BT Audio
Druk op de schermtoets Menu en het
volgende kan verschijnen:Door elkaar : Druk op de knop
TUNE/MENU om de willekeurige
volgorde in of uit te schakelen. Niet
alle apparaten ondersteunen de func‐ tie Willekeurige volgorde.
Bij het selecteren van BT Audio werkt
de interne muziekspeler van het Blue‐
tooth-apparaat afhankelijk van de sta‐ tus van het apparaat wellicht niet. Bijalle apparaten werkt het starten en
afspelen van audio anders. Contro‐
leer bij het afspelen van audio via
Bluetooth op het Infotainmentsys‐
teem of de juiste audiobron op het ap‐ paraat wordt afgespeeld. Wanneer deauto stil staat, gebruik dan het appa‐
raat om het afspelen te starten.
Wanneer u BT Audio als bron selec‐
teert, kan het Infotainmentsysteem
omschakelen naar het scherm
Onderbroken zonder dat er audio
klinkt. Druk op het apparaat op Afspe‐
len of druk op r om het afspelen te
starten. Dit kan gebeuren afhankelijk
van hoe het apparaat via Bluetooth
communiceert.Sommige telefoons ondersteunen het
verzenden van informatie over strea‐
ming audio via Bluetooth voor weer‐
gave op het Infotainmentsysteem. Wanneer het Infotainmentsysteem
deze informatie ontvangt, controleert
het of er album art beschikbaar is en
geeft de radio deze weer.
Controleer bij het afspelen van mu‐
ziek op het Infotainmentsysteem
vanaf een Bluetooth-apparaat of het
Bluetooth-apparaat gedeblokkeerd is en of de gewenste muziek-app op het startscherm verschijnt.
Bij iPhone/iPod touch en iPad appa‐
raten werkt audio via Bluetooth niet
als het apparaat tegelijkertijd via USB
en Bluetooth verbonden is.
Afbeeldingen weergevenU kunt afbeeldingen van een USB-
apparaat bekijken.
Let op
Voor uw eigen veiligheid werken
sommige functies onderweg niet.
Navigatie57
Talen (Languages)Druk op de toets Instellingen op de
Startpagina of de toets CONFIG op
de console om de menuopties te ope‐
nen. Draai de knop TUNE/MENU of
tik op de schuifbalk om door de be‐
schikbare opties te scrollen. Druk op
de knop TUNE/MENU of druk op
Talen (Languages) om de talen weer
te geven. De gewenste taal selecte‐
ren.
Tijd en datum
Druk vanuit de toets Tijd en datum
hierop om het menu Tijd en datum
weer te geven.
Automatische klokupdate : Na het ac‐
tiveren past deze functie de klok au‐ tomatisch aan.
Tijd instellen : druk op + of - om de
uren en minuten op de klok hoger of
lager te zetten.
Datum instellen : Druk op + of - om de
datum vooruit of achteruit te zetten.
Tijdnotatie instellen : Druk op de
schermtoets 12 uur voor de stan‐
daardtijd en 24 uur voor de militaire
tijd.
Druk op de schermtoets Terug om de
aanpassingen op te slaan.
Radio-instellingen Druk op de toets Instellingen op de
Startpagina of de toets CONFIG op
de console om de menuopties te ope‐ nen.
Draai de knop TUNE/MENU of tik op
de schuifbalk om door de beschik‐
bare opties te scrollen.
Druk op de knop TUNE/MENU of druk
op Radio-instellingen om het menu
met de radio-instellingen te tonen.
Druk op deze functie om wijzigingen
aan weergegeven radio-informatie,
voorkeuzepagina's en Automatische
volumeregeling toe te brengen.
De Radio-instellingen zijn:Automatische volumeregeling : selec‐
teer Uit, Laag , Middelhoog of Hoog
voor de gevoeligheid om het volume
automatisch aan te passen om zo de
effecten van ongewenste achter‐
grondruis te minimaliseren die kun‐
nen voorkomen uit het wijzigende
wegoppervlakken, rijsnelheden of
open ruiten. Deze functie werkt het
best bij een laag volume waarbij de
achtergrondruis doorgaans luider dan
het volume van het geluidssysteem
is.
Gracenote-opties : druk hierop voor
in-/uitschakelen van Normaliseren
voor betere stemherkenning en me‐
diagroeperingen.
Cd-speler 3 25, USB 3 32, randap‐
paratuur 3 32 en audio via Bluetooth
3 32.
Startvolume : druk hierop om het
maximale volumeniveau bij het op‐
starten in te stellen. Dit volume zal
worden gebruikt zelfs als een hoger
volume was ingesteld wanneer het In‐
fotainmentsysteem werd uitgescha‐
keld.
58Navigatie
Aantal favoriete pagina's: Druk hierop
om het aantal weer te geven FAV-pa‐
gina's te selecteren.
Softwareversieinformatie : Druk
hierop om informatie over het sys‐
teem en updatesoftware indien be‐
schikbaar weer te geven.
Telefooninstelling
Bluetooth 3 70.
Navigatie-instellingen Druk op de toets Instellingen op de
Startpagina om naar het instellingen‐
menu te gaan.
Draai aan de knop TUNE/MENU of tik
op de schuifbalk totdat de optie Navigatie-instellingen verschijnt. Se‐
lecteer deze functie om wijzigingen in Gesproken instructie , Verkeersinstel‐
lingen , Waarschuwingen routebege‐
leiding , Trajectmarkering en
Opgeslagen bestemmingen
verwijderen aan te brengen.
Diverse instellingen van het naviga‐
tiesysteem zijn beschikbaar via
Instellingen . Sommige opties zijn al‐
leen beschikbaar nadat een route isgepland. Druk op Navigatie-
instellingen om naar de instellingen
van het navigatiesysteem te gaan.
Gesproken instructie
Met het menu Gesproken instructie
kunt u de functies voor gesproken
aanwijzingen wijzigen.
Gesproken instructies navigatiesys‐
teem : selecteer de toets Aan of Uit om
de gesproken instructies onderweg
op een geplande route in of uit te
schakelen. Waarschuwingen ver‐
keersinformatie : selecteer de toets
Aan of Uit om de gesproken verkeers‐
berichten onderweg op een geplande route in of uit te schakelen.
Navigatievolume : selecteer
Navigatievolume om het volume van
de gesproken aanwijzingen te wijzi‐
gen.Verkeersinstellingen
Druk hierop om het menu Verkeers‐
instellingen weer te geven.
Verkeersgebeurtenissen (Aan/Uit):
druk hierop om de verkeersberichten
in of uit te schakelen.
Waarschuwingen verkeersinformatie
(Aan/Uit): druk hierop om de gespro‐
ken verkeersberichten in of uit te
schakelen.
Waarschuwing bij betere route : druk
hierop voor een instructie als er een
betere route beschikbaar is.
70TelefoonTelefoonBluetooth®................................... 70
Tekstberichten ............................. 79Bluetooth®
Bij voertuigen met Bluetooth-techno‐
logie kan het systeem communiceren met vele mobiele telefoons. Zo kunt u:
■ Handenvrij bellen en gebeld wor‐ den.
■ Het adresboek of de contactenlijst van de mobiele telefoon delen methet voertuig.
Om eventuele afleiding tot een mini‐
mum te herleiden, moet u vóór het rij‐ den wanneer de auto is geparkeerd
het volgende doen:
■ Vertrouwd raken met de functies van de mobiele telefoon. Telefoon‐
boek en contactenlijsten duidelijk
organiseren, alsook dubbele of zel‐ den gebruikte gegevens verwijde‐
ren. Programmeer indien mogelijk
de snelkiesfunctie of andere snel‐
koppelingen.
■ Bedieningen en werking van het In‐
fotainmentsysteem controleren.
■ Mobiele telefoon(s) koppelen met het voertuig. Het systeem werkt
mogelijk niet met alle mobiele tele‐foons. Raadpleeg "Een telefoon
koppelen" in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
■ Als de mobiele telefoon beschikt over voicedialing, leert u die functi‐
onaliteit gebruiken om het adres‐
boek of de contactenlijst te openen.
Raadpleeg "Voice pass-thru" in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
■ Raadpleeg "Telefoonnummers op‐ slaan en verwijderen" in dit hoofd‐
stuk voor meer informatie.9 Waarschuwing
Wanneer u mobiele telefoon ge‐
bruikt, wordt u mogelijk afgeleid
wanneer u te lang of te vaak kijkt
naar het scherm van de telefoon of
het Infotainment(navigatie)sys‐
teem. Als u te lang of te vaak niet
op de weg let, kunt u een ongeluk
veroorzaken dat kan leiden tot let‐ sels of de dood. Richt uw aan‐
dacht op het rijden.
Telefoon71
OverzichtBij voertuigen met Bluetooth-techno‐
logie kan het systeem communiceren
met vele mobiele telefoons en appa‐
raten. Zo kunt u:
■ Handenvrij bellen en gebeld wor‐ den.
■ Het adresboek of de contactenlijst van de mobiele telefoon delen met
het voertuig. De contactenlijst ver‐
schijnt alleen wanneer die telefoon
verbonden is.
■ Bellen door middel van stemher‐ kenning.
Het systeem werkt in de stand AAN/
START, ACC/ACCESSOIRE of Ver‐
traagde uitschakeling stroom.
Het bereik van het Bluetooth-systeem bedraagt maximaal 9 meter.
Het Infotainmentsysteem kan met de
meeste Bluetooth-telefoons worden
verbonden. De beschikbare snufjes
en functies kunnen per apparaat ver‐
schillen.
Op het belschermpje van de huidige telefoon kan een afbeelding van de
contactpersoon uit de contactenlijstop uw telefoon verschijnen. Niet alle
telefoons zijn compatibel met deze
functie.
Bluetooth-bedieningsorganen Gebruik de toetsen op het Infotain‐
mentsysteem en het stuurwiel om het
Bluetooth-systeem te bedienen.
Afstandsbediening op stuurwiel
3 (indrukken om te praten) : druk
hierop om binnenkomende oproepen
aan te nemen en stemherkenning te
starten.
x /n (oproep dempen/beëindigen) :
druk hierop om een binnenkomende oproep te weigeren of om stemher‐
kenning te annuleren.
+ (Volume) : druk op + of - om het
volume hoger of lager te zetten.
Infotainmentsysteembedieningen
Voor informatie over het navigeren in
het menusysteem met de Infotain‐
mentbedieningsorganen 3 12
: (Telefoon) : druk hierop om het
hoofdmenu Telefoon te openen.Stemherkenning
Het stemherkenningssysteem ge‐
bruikt commando's om het systeem te bedienen en telefoonnummers te kie‐
zen. Bij het gebruik van stemherken‐
ning:
het systeem herkent gesproken com‐ mando's mogelijk niet als er veel ach‐
tergrondruis is.
u hoort een toon die aangeeft dat het
systeem gereed is voor een gespro‐
ken commando. Wacht op de toon en
spreek dan.
spreek duidelijk op een kalme en na‐ tuurlijke wijze.
Stemherkenning 3 63.
Audiosysteem Geluid komt door de voorste luidspre‐kers van het audiosysteem in de auto
en schakelt het audiosysteem tijdelijk
uit. Gebruik de knop VOL/ m tijdens
een oproep om het volume te wijzi‐
gen. Het aangepaste volume wordt
onthouden voor latere gesprekken.
Het systeem heeft een minimumvo‐
lume.
72Telefoon
Audio via Bluetooth
Zie Audio via Bluetooth 3 32.
Koppelen met Infotainmentbe‐ dieningsorganen Een mobiele telefoon waarbij Blue‐
tooth is ingeschakeld moet worden
gekoppeld en dan verbonden met de
auto voordat deze kan worden ge‐
bruikt. Raadpleeg de gebruikers‐
handleiding van de fabrikant van uw
mobiele telefoon voor Bluetooth-func‐
ties voordat u de mobiele telefoon
koppelt.
Informatie over koppelen ■ Een mobiele telefoon waarbij Blue‐
tooth is ingeschakeld en een audio‐ speler kunnen tegelijkertijd aan het
systeem worden gekoppeld.
■ Aan het Bluetooth-systeem kunnen
maximaal vijf apparaten wordengekoppeld.
■ Het koppelingsproces wordt ge‐ blokkeerd, wanneer het voertuig
rijdt.■ Koppelen gebeurt slechts eenma‐ lig, tenzij de koppelgegevens op de
mobiele telefoon wijzigen of de mo‐ biele telefoon uit het systeem wordt
gewist.
■ Slechts één gekoppelde mobiele telefoon kan tegelijkertijd verbon‐den zijn met het Bluetooth-sys‐
teem.
■ Als er zich meerdere gekoppelde mobiele telefoons binnen het bereik
van het systeem bevinden, maakt
het Infotainmentsysteem verbin‐
ding met de eerste telefoon op de
lijst of met de telefoon die al eerder verbonden was.
Een telefoon/apparaat koppelen 1. Druk op de toets CONFIG of : .
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparaat koppelen
(telefoon) . Op het Infotainment‐
systeem verschijnt " Koppelt". Als
het apparaat een viercijferige pin‐
code (PIN) ondersteunt, wordt
deze weergegeven. De PIN wordt
gebruikt in stap 5.4. Start het koppelingsproces op de mobiele telefoon die aan de auto
moet worden gekoppeld. Raad‐
pleeg de handleiding van de fabri‐ kant van de mobiele telefoon.
5. Zoek naar en selecteer het appa‐ raat achter het merk en model vande auto in de lijst op de mobiele
telefoon. Ga bij het invoeren van
het PIN uit stap 3 of het bevesti‐
gen van de zescijferige codecom‐ binaties te werk volgens de in‐
structies op de mobiele telefoon.
Het systeem herkent na het kop‐
pelen de nieuw verbonden tele‐
foon.
6. Als de telefoon vraagt om accep‐ teren van de verbinding of toe‐
staan van downloaden van de
contactenlijst, selecteer dan altijd accepteren om dit toe te staan.
Zonder accepteren ervan is de
contactenlijst wellicht niet be‐
schikbaar. Bij sommige telefoons
verschijnt er een verbindingsver‐
zoek of contactenlijstverzoek als
vervolgkeuzelijst bovenaan het
Telefoon73
schermpje. Open de vervolgkeu‐zelijst, zoek naar het verbindings-/
contactenlijstverzoek en accep‐
teer het.
7. Koppel extra telefoons op de‐ zelfde manier.
Alle gekoppelde en verbonden
telefoons/apparaten in een lijst
weergeven
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
Een gekoppeld(e) telefoon/apparaat
wissen
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
4. Selecteer de te verwijderen tele‐ foon en volg de aanwijzingen op
het scherm.
Verbinden met andere telefoon
Als u wilt verbinden met een andere
telefoon, moet de nieuwe telefoon
zich in de auto bevinden en gereedzijn om verbonden te worden met het
Bluetooth-systeem voordat het pro‐
ces wordt gestart.
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
4. Selecteer de nieuwe te verbinden
telefoon en volg de aanwijzingen
op het scherm.
Koppelen met stemherkenning Een mobiele telefoon waarbij Blue‐tooth is ingeschakeld moet worden
gekoppeld en dan verbonden met de
auto voordat deze kan worden ge‐
bruikt. Raadpleeg de gebruikers‐
handleiding van de fabrikant van de
mobiele telefoon voor Bluetooth-func‐
ties voordat u de mobiele telefoon
koppelt.
Een telefoon koppelen 1. Druk op :. Het systeem rea‐
geert met " Geef een commando. ",
gevolgd door een toon.
2. Zeg " Apparaat koppelen ". Het
systeem reageert met " Zoek op
uw telefoon naar Bluetoothapparaten. Selecteer … en voer
het pinnummer in dat op het
scherm wordt gegeven. "
3. Start het koppelingsproces op de telefoon die moet worden gekop‐
peld.
4. Zoek naar en selecteer het appa‐ raat achter het merk en model vande auto in de lijst op de mobiele
telefoon. Ga bij het invoeren van
het PIN of het bevestigen van de
zescijferige codecombinaties te
werk volgens de instructies op de
mobiele telefoon. Het systeem re‐
ageert met " Succesvol gekoppeld
met … ".
5. Herhaal stappen 1-4 om andere telefoons te koppelen.
Alle gekoppelde en verbonden
telefoons in een lijst weergeven
Het systeem kan alle mobiele tele‐
foons die eraan gekoppeld zijn in een lijst weergeven. Als een gekoppelde
mobiele telefoon ook aan de auto ge‐ koppeld is, reageert het systeem met
" is verbonden " achter de naam van
die telefoon.