Page 47 of 211

Stoelen, veiligheidssystemen45
comfortgeleider weg te nemen en op
te bergen. Schuif de geleider weer in zijn opbergclip.
Gebruik van de
veiligheidsgordel tijdens de
zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag mo‐
gelijk over het bekken lopen om
druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐ lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het afgaan worden de airbags bin‐
nen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op ex‐plosieve wijze in werking treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
bevindt zich de regelelektronica van
het airbagsysteem en de gordel‐
spanners. In dit gebied geen mag‐
netische voorwerpen plaatsen.
Afdekkingen van airbags niet be‐
plakken of met andere materialen
bedekken.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐ tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders ver‐
valt de typegoedkeuring van de
auto.
Bij het ontplooien van de airbags kun‐ nen de vrijkomende hete gassen
brandwonden veroorzaken.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 74.
Kinderveiligheidssystemen op
de passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :
Page 160 of 211

158Verzorging van de autoKoplampafstelling
De koplampen zijn al gericht en hoe‐
ven niet verder te worden bijgesteld.
In landen waar het verkeer aan de
andere kant van de weg rijdt, hoeft het dimlicht niet te worden bijgesteld.
Na schade door een ongeval zijn de
koplampen wellicht niet meer goed
gericht. Raadpleeg een werkplaats
als het dimlicht moet worden bijge‐ steld.Gloeilamp vervangen
Contact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of por‐
tieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de kop‐
lampen vanuit de motorruimte.
Halogeenlampen9 Waarschuwing
Halogeenlampen bevatten druk‐
gas en kunnen barsten als u deze laat vallen of krast. U of anderen
kunt/kunnen letsel oplopen. Ga te
werk volgens de instructies op de
verpakking van de lamp.
Halogeenkoplampen
Groot-/dimlicht
1. Draai de kap linksom van de ach‐
terkant van de koplamp compleet.
Page 209 of 211

207
Profieldiepte ............................... 174
Programmeerbaar opladen ........132
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 202
Regelbare instrumentenverlichting .............93
Regeneratief remmen .................119
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 201
Remmen ............................ 116, 155
Remsysteem ................................ 76
Remvloeistof ...................... 155, 189
Richtingaanwijzer ........................74
Richtingaanwijzers ....................... 92
Rugleuning van zitplaatsen achterin neerklappen ................61
Ruiten ........................................... 33
Rijmodi........................................ 111 Rijregelsystemen ........................119
Rijverlichting .......................... 12, 79
S Service ............................... 104, 188
Service-display ............................ 71
Service-informatie ...................... 188
Sjorogen ...................................... 63
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19Sneeuwkettingen .......................175
Snelheidsmeter ............................ 69
Spiegelverstelling ..........................8
SPORT-modus ............................ 77
Sproeiervloeistof ........................155
Startbeveiliging ......................31, 79
Starten en bedienen ...................106
Starthulp gebruiken ...................180
Stoelpositie .................................. 38
Stoelverstelling ........................7, 39
Storingsindicatielamp ..................75
Stroomtarievenschema............... 132
Stuurbedieningsknoppen .............65
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 65
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 145
Te laag brandstofpeil ...................79
Top-Tether-bevestigingsogen ......56
Traction Control .........................119
Traction Control-systeem UIT....... 78 Trekken............................... 147, 183
Typeplaatje ................................ 191
Tijdelijke oplaadmodus annuleren ................................ 132
Tijdelijke oplaadmodus negeren. 132U
Uitlaatgassen ............................. 114
Uitstapverlichting .........................95
Ultrasoonparkeerhulp .................126
USB-poort ..................................... 59
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 174
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................42
Velgen en banden .....................170
Verbanddoos ............................... 63
Vergrendelingssysteem ...............28
Verkeersbordherkenning ............130
Verlengingsmodus actieradius ...111
Verlichtingsfuncties....................... 95
Vertraagde uitschakeling stroom 107
Vertraagde vergrendeling .............26
Vervangen van de accu ................20
Verwarmde spiegels ....................32
Verwarming ................................. 40
Verwarming met behulp van de motor ......................................... 20
Verzorging .................................. 185
Verzorging exterieur ..................185
Verzorging interieur ...................187
Voertuig gereed ............................ 79