2294-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
●Permanent uitschakelen van het scherm.
Houd de toets AUTO gedurende 12 tot 15 seconden ingedrukt.
Het scherm wordt na 6 seconden uit- en ingeschakeld. Blijf de toets inge-
drukt houden totdat het scherm opnieuw wordt uitgeschakeld.
De indicator moet oranje gaan knipperen.
Het scherm wordt niet automatisch opnieuw ingeschakeld nadat het con-
tact UIT en AAN is gezet.
●Handmatig inschakelen van het scherm.
Druk op de toets AUTO. De indicator moet groen worden.
■Beschrijving scherm
Het scherm van het Rear View Monitor-systeem wordt weergegeven als de
selectiehendel in stand R wordt gezet terwijl het contact AAN staat.
Voertuigbreedtereferentielijn
Deze lijn geeft een richting aan wanneer de auto achteruit wordt ingeparkeerd.
De weergegeven breedte is groter dan de werkelijke breedte van de auto.
Voertuighartlijn
Deze lijnen geven naar schatting het midden van de auto boven de grond aan.
Afstandslijn (rood)
De lijn toont de afstand achter de auto, een punt op ongeveer 0,5 m van de bum-
perrand.
Afstandslijn (blauw)
De lijn toont de afstand achter de auto, een punt op ongeveer 1 m van de bumper-
rand.
Display Lexus Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Type met Lexus display-audiosysteem: Als een obstakel wordt gesignaleerd terwijl
de Lexus Parking Assist-sensor in werking is, verschijnt in de rechter bovenhoek
van het scherm een display.
Gebruik van het Rear View Monitor-systeem
1
2
3
4
5
2354-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
De vaste rijlijnen lopen helemaal verkeerd
De camerapositie is niet recht.
Laat de auto nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
• De auto staat schuin (de auto is zwaar
beladen, de bandenspanning is te laag
als gevolg van een lekke band, enz.).
• De auto wordt gebruikt op een helling.Als dit gebeurt als gevolg van deze oor-
zaken, duidt dat niet op een storing.
Rijd achteruit terwijl u de omgeving van
de auto visueel controleert.
WA A R S C H U W I N G
■Gebruik van het Rear View Monitor-systeem
Het Rear View Monitor-systeem is een aanvullend systeem om u te assisteren bij het
achteruitrijden. Controleer bij het achteruitrijden eerst de omgeving van de auto visu-
eel en kijk ook in de spiegels voordat u verder gaat.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om een ongeval te voorkomen
waarbij ernstig letsel kan ontstaan:
●Vertrouw tijdens het achteruitrijden nooit uitsluitend op het Rear View Monitor-sys-
teem. De weergave en positie van de rijlijnen op het scherm wijken mogelijk af van de
werkelijke situatie.
Wees voorzichtig, net als bij het achteruitrijden met elke andere auto.
●Rijd langzaam achteruit, waarbij u de rijsnelheid regelt via het rempedaal.
●De gegeven instructies zijn slechts richtlijnen.
Wanneer en in welke mate er bij het parkeren aan het stuurwiel moet worden
gedraaid, is afhankelijk van de verkeerssituatie, het wegdek, de staat van de auto, enz.
Houd hier rekening mee wanneer u gebruikmaakt van het Rear View Monitor-sys-
teem.
●Controleer voordat u de auto parkeert of er voldoende ruimte is voor uw auto.
●Gebruik het Rear View Monitor-systeem in de volgende gevallen niet:
• Op een glad of modderig wegdek of in sneeuw
• Bij het gebruik van sneeuwkettingen of het reservewiel
• Wanneer de achterklep niet volledig gesloten is
• Op wegen die niet recht en niet vlak zijn, zoals bochten en hellingen.
●Bij lage temperaturen wordt het scherm mogelijk donkerder of wordt het beeld
mogelijk onduidelijk. Het beeld kan vervormd zijn wanneer de auto rijdt of het beeld
op het scherm is mogelijk niet zichtbaar. Controleer voordat u verdergaat de omge-
ving van de auto visueel en kijk ook in de spiegels.
●Als de banden worden vervangen door banden met een andere maat, wijzigt moge-
lijk de positie van de vaste rijlijnen op het scherm.
●De camera is voorzien van een speciale lens. De afstanden tot objecten en voetgan-
gers die op het scherm worden weergegeven, verschillen mogelijk van de werkelijke
afstanden. (Blz. 231)
Waarschijnlijke oorzaakOplossing
2424-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Hill Start Assist Control
Schakel de Hill Start Assist Control in
door het rempedaal helemaal in te
trappen wanneer de auto volledig stil-
staat.
Er klinkt eenmaal een zoemer om aan te
geven dat het systeem is ingeschakeld.
Ook gaat het controlelampje Traction
Control knipperen.
■Voorwaarden voor werking Hill Start Assist Control
●Het systeem werkt onder de volgende omstandigheden:
• De schakelstand een andere stand dan P is.
• De parkeerrem niet is geactiveerd.
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
●De Hill Start Assist Control werkt niet wanneer het controlelampje van de Traction
Control brandt.
■Hill Start Assist Control
●Wanneer de Hill Start Assist Control in werking is, blijven de remmen automatisch
geactiveerd nadat de bestuurder het rempedaal heeft losgelaten. De remlichten en het
derde remlicht gaan branden.
●De Hill Start Assist Control werkt gedurende ongeveer 2 seconden nadat het rempe-
daal is losgelaten.
●Als het controlelampje Traction Control niet gaat knipperen en de zoemer niet klinkt
wanneer het rempedaal volledig wordt ingetrapt, verminder dan licht de druk op het
rempedaal (laat de auto niet achteruitrollen) en trap het vervolgens weer stevig in.
Controleer als het systeem nog steeds niet werkt of aan de hierboven beschreven
voorwaarden is voldaan.
■Zoemer Hill Start Assist Control
●Wanneer de Hill Start Assist Control wordt geactiveerd, klinkt de zoemer eenmaal.
●In de volgende situaties wordt de Hill Start Assist Control uitgeschakeld en klinkt de
zoemer tweemaal.
• Er wordt binnen ongeveer 2 seconden nadat het rempedaal is losgelaten niet weg-
gereden.
• Druk op de schakelaar voor stand P.
• De parkeerrem is geactiveerd.
• Het rempedaal wordt weer ingetrapt.
• Het rempedaal werd gedurende ten minste 3 minuten ingetrapt.
Assisteert bij het wegrijden en houdt zelfs na het loslaten van het rempedaal
kort de remdruk vast bij het wegrijden op een (gladde) helling.
2434-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Als het controlelampje Traction Control gaat branden
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een erkende Lexus-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
WA A R S C H U W I N G
■Hill Start Assist Control
●Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start Assist Control. De Hill Start Assist Control
werkt mogelijk niet effectief op steile hellingen en op met ijs bedekte wegen.
●In tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill Start Assist Control niet bedoeld om de
auto gedurende langere tijd op zijn plaats te houden. Gebruik de Hill Start Assist
Control niet om de auto op een helling op zijn plaats te houden omdat dat kan leiden
tot een ongeval.
5258-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
Geeft aan dat een of meerdere portieren niet goed
gesloten zijn
Het systeem geeft tevens aan welk portier niet goed
gesloten is.
Als de rijsnelheid 5 km/h is, klinkt er een zoemer om
aan te geven dat een of meerdere portieren of de ach-
terklep niet goed gesloten zijn.
Controleer of alle portieren gesloten zijn.
Geeft aan dat de motorkap niet geheel gesloten is
Sluit de motorkap.
Geeft aan dat de achterklep niet geheel gesloten is
Als de rijsnelheid 5 km/h is, klinkt er een zoemer om
aan te geven dat de achterklep niet goed gesloten is.
Sluit de achterklep.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Lexus
Parking Assist-sensor
Alle sensorlampjes knipperen.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
5268-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Lexus
Parking Assist-sensor
Alle sensorlampjes gaan branden.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat een Lexus Parking Assist-sensor vuil is of
bedekt is met ijs
Alle sensorlampjes knipperen.
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig de sensor.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat een Lexus Parking Assist-sensor vuil is of
bedekt is met ijs
Alle sensorlampjes gaan branden.
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig de sensor.
Geeft aan dat het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de
selectiehendel in stand N staat.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat het gaspedaal los en zet de selectiehendel in
stand D of R.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
(Knippert)
5528-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Bij gebruik van het compacte reservewiel
●Houd er rekening mee dat het compacte reservewiel speciaal ontworpen is voor
gebruik onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder een andere auto.
●Monteer niet gelijktijdig meer dan één reservewiel onder uw auto.
●Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een standaardband.
●Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en schakel-
handelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
■Bij gebruik van het compacte reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat de vol-
gende systemen niet goed werken:
■Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto is gemon-
teerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelheden. Het niet
opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval en ernstig letsel.
■Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het gereedschap en de krik weer goed zijn opgeborgen
en bevestigd. Dit om te voorkomen dat een van deze voorwerpen bij een aanrijding of
bij hard remmen letsel veroorzaakt.
■Bij het opbergen van de lekke band
●Zet de rugleuningen achter weer in de oorspronkelijke stand.
●Maak de band vast met een speciale bevestigingsriem. Anders kan de lekke band bij
plotseling remmen of een aanrijding naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• ABS en Brake Assist
•VSC
•TRC
• Cruise control (indien aanwezig)
•Dynamic Radar Cruise Control
(indien aanwezig)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)•EPS
•Rear View Monitor-systeem
(indien aanwezig)
• Lexus Parking Assist Monitor
(indien aanwezig)
• Lexus Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
• Navigatiesysteem (indien aanwezig)
5999-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
9
Specificaties van de auto
■Lexus Parking Assist-sensor* (Blz. 219)
*: Indien aanwezig
■Waarschuwingszoemer achteruit (Blz. 185)
■Buitenspiegels (Blz. 157)
■Alarm* (Blz. 86)
*: Indien aanwezig
FunctieStandaard-
instellingPersoonlijke
voorkeurs-
instelling
Wa a r s c h u w i n g s v o l u m e
(Het waarschuwingsvolume
kan worden ingesteld)
31 - 5O––O
Display
(Automatische weergave van
de Lexus Park Assist kan wor-
den ingeschakeld/uitgescha-
keld)
AanUitO––O
Afstand
(Afstandsregeling kan wor-
den geselecteerd)
LangKortO––O
1234
FunctieStandaard-
instellingPersoonlijke
voorkeurs-
instelling
Signaal (zoemer) wanneer de
selectiehendel in stand R staatIntermitterendEenmalig–––O
1234
FunctieStandaard-
instellingPersoonlijke
voorkeurs-
instelling
Automatisch wegklappen/uit-
klappen
Gekoppeld aan
het vergrende-
len/ontgrende-
len van de por-
tierenUit
–––OGekoppeld aan
bediening start-
knop
1234
FunctieStandaard-
instellingPersoonlijke
voorkeurs-
instelling
Schakelt het alarm uit wan-
neer de portieren worden
ontgrendeld met de mechani-
sche sleutel
UitAan–––O
1234