1042. Instrumentenpaneel
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
●Energiemonitor
Geeft de status van het hybridesysteem weer. (Blz. 106)
●Lexus Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Automatisch weergegeven als dit systeem wordt gebruikt (Blz. 219)
Het multi-informatiedisplay wordt be-
diend met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel.
Een item selecteren/pagina wijzigen
Enter/instellen
Terugkeren naar het vorige scherm
Indrukken:
Geeft het scherm weer dat is vast-
gelegd onder
Wanneer geen scherm is vastgelegd, wordt het rijinformatiescherm weergegeven.
Ingedrukt houden:
Legt het scherm dat op dat moment wordt weergegeven vast onder
(Blz. 591)
Het registratiebevestigingsscherm wordt weergegeven. Als het geselecteerde
scherm niet kan worden vastgelegd, wordt een foutmelding weergegeven.
De weergegeven onderwerpen kunnen worden gewijzigd door op of van
de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel te drukken om te selecte-
ren en op of te drukken.
■Actueel brandstofverbruik*1
Geeft het actuele brandstofverbruik weer
■Gemiddeld brandstofverbruik (sinds resetten*2/sinds starten/sinds tanken)*1
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer sinds respectievelijk het reset-
ten van de functie, het starten van het hybridesysteem en het tanken
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
■Gemiddelde rijsnelheid (sinds resetten*2/s i n d s s t a r t e n )*1
Geeft de gemiddelde rijsnelheid weer sinds respectievelijk het resetten van
de functie en het starten van het hybridesysteem
■Verstreken tijd (sinds resetten*2/s i n d s s t a r t e n )*1
Geeft de verstreken tijd weer sinds respectievelijk het resetten van de functie
en het starten van het hybridesysteem
Bedienen van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel
1
2
3
4
Rijinformatie
1052. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Afstand (actieradius/sinds starten)*1
Geeft respectievelijk de berekende maximale afstand weer die nog kan wor-
den gereden met de resterende brandstof en de gereden afstand sinds het
starten van het hybridesysteem.
• Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstofverbruik.
Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gereden, afwijken van de
weergegeven afstand.
• Als er een kleine hoeveelheid brandstof wordt getankt, wordt de weergave moge-
lijk niet bijgewerkt.
Zet tijdens het tanken het contact UIT. Als brandstof wordt getankt terwijl het con-
tact niet UIT staat, wordt de weergave mogelijk niet bijgewerkt.
■Energiemonitor
Blz. 106
■Display uit
Er wordt een leeg scherm weergegeven
*1: Wordt weergegeven wanneer het item wordt ingesteld op “Rijinfo 1” of “Rijinfo 2”.
(Blz. 591)
*2: De functie kan worden gereset door de van de bedieningstoetsen van het instru-
mentenpaneel langer dan 1 seconde in te drukken als het te resetten item wordt weer-
gegeven. Als er meer dan één te resetten item is, verschijnt het itemselectiescherm.
■Weergave systeemcontrole
Nadat het contact AAN is gezet, wordt de startafbeelding weergegeven en wordt de
werking van het systeem gecontroleerd. Als de systeemcontrole is voltooid, wordt het
normale scherm weer weergegeven.
■Pop-updisplay
Onder bepaalde omstandigheden wordt tijdelijk een pop-updisplay weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
De volgende pop-updisplays kunnen worden in- en uitgeschakeld. (Blz. 591)
• Display van de routebegeleiding van het aan het navigatiesysteem gekoppelde sys-
teem (indien aanwezig)
• Display van binnenkomende oproepen van het handsfree-systeem (indien aanwezig)
■Bij het losnemen en aansluiten van de accukabels
De rij-informatie wordt gereset.
■LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of lichte puntjes verschijnen. Dit verschijnsel is ken-
merkend voor LCD-schermen en u kunt het scherm zonder problemen blijven gebrui-
ken.
OPMERKING
■Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het informatiedisplay te
gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het informatiedisplay trager reageren
en worden wijzigingen mogelijk met enige vertraging weergegeven.
1303-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informatiedisplay wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven om onverwachte ongevallen of diefstal van de auto te voorkomen als
gevolg van onjuist gebruik. Wanneer er een waarschuwingsmelding wordt weergege-
ven, neem dan de juiste maatregelen op basis van de weergegeven melding.
(Blz. 523)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschre-
ven in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
■Energiebesparende functie (auto's met instapfunctie)
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de batterij van
de elektronische sleutel en de 12V-accu leeg raken wanneer de auto gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt.
●In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden.
• De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op een
afstand van ongeveer 2 m van de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer niet
gebruikt.
●Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer niet gebruikt
is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier worden ontgrendeld. Pak in
dat geval de greep van het bestuurdersportier vast of gebruik de afstandsbediening of
de mechanische sleutel om de portieren te ontgrendelen.
■Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering
maken gebruik van zwakke radiogolven. In de volgende situaties kunnen storingen
optreden in de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto, waardoor het
Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering moge-
lijk niet goed werken:
(Oplossingen: Blz. 568)
●Wanneer de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
●In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation, radiozender,
videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven aanwezig zijn
●Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
AlarmSituatieCorrectieprocedure
Buiten de auto hoor-
baar alarm klinkt één
keer gedurende 5
seconden (auto's met
instapfunctie)Er is geprobeerd de auto te ver-
grendelen terwijl er nog een
portier geopend was.Sluit alle portieren en ver-
grendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt herhaaldelijk
Het contact werd in de stand
ACC gezet terwijl het bestuur-
dersportier geopend was (het
bestuurdersportier werd ge-
opend terwijl het contact in de
stand ACC stond).
Zet het contact UIT en sluit
het bestuurdersportier.
1844-2. Rijprocedures
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
*: Gebruik normaal gesproken stand D voor een laag brandstofverbruik en weinig
geluid.
Blz. 237
■Als stand P wordt ingeschakeld
Breng de auto volledig tot stilstand
en activeer de parkeerrem. Druk
vervolgens op de schakelaar voor
stand P.
Wanneer de schakelstand gewijzigd
is naar P, gaat de indicator in de
schakelaar branden.
Controleer of de indicator voor
stand P brandt in de positie-indicator.
■Wijzigen van de schakelstand vanuit stand P
●Bedien de selectiehendel terwijl u het rempedaal stevig intrapt. Als u de
selectiehendel bedient zonder dat u het rempedaal intrapt, klinkt de zoe-
mer en is schakelen niet mogelijk.
●Controleer bij het selecteren van de schakelstand of de schakelstand
gewijzigd is in de gewenste stand door de positie-indicator in het instru-
mentenpaneel te controleren.
●De schakelstand kan niet rechtstreeks gewijzigd worden van P naar B.
Doel van de schakelstanden
SchakelstandDoel of functie
PParkeren van de auto/inschakelen van het hybridesysteem
RAchteruit
NNeutraalstand
(Toestand waarbij het vermogen niet wordt overgebracht)
DNormaal rijden*
BMotorremwerking of sterk afremmen wanneer het gaspedaal
is losgelaten op steile hellingen omlaag, enz.
Selecteren van een rijmodus
Schakelaar stand P
1854-2. Rijprocedures
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Schakelstanden
●Wanneer het contact UIT staat, kan de schakelstand niet worden gewijzigd.
●Wanneer het contact AAN staat (het hybridesysteem werkt niet), kan de schakelstand
alleen worden gewijzigd in N. De schakelstand wordt gewijzigd in N, zelfs wanneer de
selectiehendel in stand D of R wordt gezet en gehouden.
●Wanneer het controlelampje READY brandt, kan de schakelstand worden gewijzigd
van P in D, N of R.
●Wanneer het controlelampje READY knippert, kan de schakelstand niet vanuit P in een
andere stand worden gezet, ook al wordt de selectiehendel bediend. Wacht totdat het
controlelampje READY na het knipperen blijft branden en bedien vervolgens de selec-
tiehendel nogmaals.
●De schakelstand kan alleen vanuit D rechtstreeks gewijzigd worden naar B.
Als bovendien wordt getracht om de schakelstand te wijzigen door de selectiehendel in
een andere stand te zetten of op de schakelaar stand P te drukken in één van de vol-
gende situaties, klinkt er een zoemer en is schakelen niet meer mogelijk of wordt de
schakelstand automatisch gewijzigd naar N. Selecteer in dat geval een geschikte scha-
kelstand.
●Situaties waarbij schakelen niet mogelijk is:
• Als wordt getracht om vanuit P een andere stand in te schakelen door de selectie-
hendel te bewegen zonder dat het rempedaal wordt ingetrapt.
• Als wordt getracht om de selectiehendel vanuit stand P of N in stand B te zetten.
●Situaties waarbij de schakelstand automatisch gewijzigd wordt naar N:
• Wanneer op de schakelaar voor stand P wordt gedrukt terwijl de auto rijdt.
*1
• Als wordt getracht de selectiehendel in stand R te zetten terwijl de auto vooruit-
rijdt.
*2
• Als wordt getracht de selectiehendel in stand D te zetten terwijl de auto achteruit-
rijdt.
*3
• Als wordt getracht om de selectiehendel vanuit stand R in stand B te zetten.
*1: De schakelstand verandert mogelijk in P wanneer met zeer lage snelheid wordt
gereden.
*2: De schakelstand verandert mogelijk in R als met lage snelheid wordt gereden.
*3: De schakelstand verandert mogelijk in D als met lage snelheid wordt gereden.
■Waarschuwingszoemer achteruitrijden
Wanneer de selectiehendel in stand R wordt gezet, klinkt er een zoemer om de bestuur-
der te informeren dat de schakelstand R is ingeschakeld.
■Remwerking van de motor
Wanneer schakelstand B geselecteerd is, wordt er op de motor afgeremd als u het gas-
pedaal loslaat.
• Wanneer er met hoge snelheden wordt gereden, voelt u, in vergelijking met normale
auto's met een benzinemotor, de motorremwerking minder.
• Er kan met de auto geaccelereerd worden zelfs wanneer schakelstand B geselecteerd
is.
Als er continu in stand B wordt gereden, zal het brandstofverbruik hoog zijn. Kies nor-
maal gesproken stand D.
1924-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Dagrijverlichting
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, worden de parkeer-
lichten voor automatisch ingeschakeld (op een grotere lichtsterkte) wanneer het hybri-
desysteem wordt gestart en de parkeerrem wordt gedeactiveerd. Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het donker.
■Sensor koplampregeling
■Automatisch uitschakelsysteem verlichting
●Wanneer de lichtschakelaar in de stand of staat: De koplampen worden
automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet.
●Wanneer de lichtschakelaar in stand staat: De koplampen en alle verlichting
worden automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de lichtschakelaar
een keer in de stand UIT en daarna weer in de stand
of .
■Automatische verticale koplampverstelling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading om verblinding van andere weggebruikers door de kop-
lampen te voorkomen.
■Zoemer verlichting (indien aanwezig)
Een zoemer klinkt als het contact UIT of in stand ACC wordt gezet en het bestuurders-
portier wordt geopend terwijl de verlichting is ingeschakeld.
■Energiebesparende functie 12V-accu
Om te voorkomen dat de 12V-accu van de auto ontladen raakt wanneer de koplampen
en/of de achterlichten aan zijn terwijl het contact UIT wordt gezet, schakelt de energie-
besparende functie van de 12V-accu alle verlichting na ongeveer 20 minuten automa-
tisch uit. Wanneer het contact AAN wordt gezet, wordt de energiebesparende functie
van de 12V-accu uitgeschakeld.
Onder de volgende omstandigheden wordt de energiebesparende functie van de 12V-
accu eenmaal uitgeschakeld en vervolgens weer geactiveerd. Alle verlichting gaat 20
minuten nadat de energiebesparende functie van de 12V-accu weer is geactiveerd auto-
matisch uit:
●Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend
●Wanneer een portier wordt geopend of gesloten
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 591) De werking van de sensor kan in negatieve zin
beïnvloed worden als er iets over de sensor
heen geplaatst wordt of als er iets op de ruit
wordt aangebracht waardoor de sensor wordt
afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste manier
de hoeveelheid omgevingslicht signaleren,
waardoor het automatische koplampsysteem
mogelijk onjuist functioneert.
237
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Rijmodusselectieschakelaar
Normale modus
ECO-modus
Geschikt voor het verminderen van het
brandstofverbruik, omdat het koppel
dat correspondeert met de mate waarin
het gaspedaal wordt ingetrapt geleide-
lijker wordt afgegeven dan onder nor-
male omstandigheden en de werking
van het airconditioningsysteem (verwar-
men/koelen) wordt geminimaliseerd.
Wanneer de rijmodusselectieschakelaar naar links gedraaid wordt, gaat het controle-
lampje ECO MODE in het instrumentenpaneel branden.
Druk op de schakelaar om de rijmodus te wijzigen naar de normale modus.
Sportmodus
Gebruik deze modus wanneer de auto snel en soepel moet reageren, bijvoorbeeld
bij het rijden in bergachtige gebieden of tijdens het inhalen.
Wanneer de rijmodusselectieschakelaar naar rechts gedraaid wordt, gaat het contro-
lelampje SPORT MODE in het instrumentenpaneel branden.
Druk op de schakelaar om de rijmodus te wijzigen naar de normale modus.
■Werking van de airconditioning in de ECO-modus
De ECO-modus regelt het verwarmen/koelen en de aanjagersnelheid van het aircondi-
tioningsysteem om brandstof te besparen (Blz. 415, 422). Stel de aanjagersnelheid af
of schakel de ECO-modus uit om de prestaties van de airconditioning te verbeteren.
■Automatisch uitschakelen van de sportmodus
De sportmodus wordt automatisch uitgeschakeld als na het rijden in deze stand het con-
tact UIT wordt gezet.
De rijmodi kunnen worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstandighe-
den.
1
2
3
251
4 4-6. Rijtips
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Rijden met een hybrideauto
◆Gebruik van de ECO-modus
Bij gebruik van de ECO-modus kan het koppel dat correspondeert met de
mate waarin het gaspedaal wordt ingetrapt geleidelijker worden afgegeven
dan onder normale omstandigheden. Bovendien wordt de werking van de air-
conditioning (verwarmen/koelen) geminimaliseerd zodat er minder brand-
stof verbruikt wordt. (Blz. 237)
◆Gebruik van de hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de naald van de hybridesysteemindica-
tor binnen de Eco-zone te houden. (Blz. 98)
◆Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel in stand D als u moet wachten bij een verkeerslicht of
als u in druk verkeer rijdt. Selecteer stand P wanneer de auto geparkeerd
wordt. Als u stand N gebruikt, is er geen positief effect op het brandstofver-
bruik. In stand N werkt de benzinemotor, maar kan er geen elektriciteit wor-
den opgewekt. Ook bij gebruik van de airconditioning, enz. wordt het
vermogen van het batterijpakket (tractiebatterij) verbruikt.
◆Bedienen van het gaspedaal/rempedaal
●Rijd zo vloeiend mogelijk. Voorkom onnodig snel accelereren en hard
remmen. Wanneer geleidelijk wordt geaccelereerd en gedecelereerd,
worden de voordelen van de elektromotor (tractiemotor) beter benut,
zodat het brandstofverbruik van de benzinemotor lager is.
●Voorkom herhaaldelijk accelereren. Herhaaldelijk accelereren put het bat-
terijpakket (tractiebatterij) uit waardoor er meer brandstof wordt verbruikt.
Het batterijpakket kan worden opgeladen door tijdens het rijden het gas-
pedaal iets te laten opkomen.
◆Bij het remmen
Rem rustig en tijdig. Er kan meer elektrische energie bewaard blijven tijdens
het decelereren.
Besteed aandacht aan de volgende punten om zuinig en milieuvriendelijk te
rijden: