LET OP!
•ParkSense® is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet
in staat ieder voorwerp, inclusief kleine
obstakels, waar te nemen. Stoepranden
worden mogelijk tijdelijk of helemaal niet
gedetecteerd. Op kleine afstanden worden
obstakels boven of onder de sensoren niet
gedetecteerd.
• Bij gebruik van ParkSense® moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetecteerd.
Het is raadzaam om over uw schouder te
kijken, ook wanneer u gebruik maakt van
ParkSense®.WAARSCHUWING!
•Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense® ge-
bruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees bedacht op voetgangers, dieren, an-
dere voertuigen, obstakels en dode hoe-
ken, voordat u achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid en dient uw
aandacht voortdurend op de omgeving te
richten. Anders bestaat er een risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
• Het wordt sterk aanbevolen de afneem-
bare trekhaak te verwijderen voordat u
ParkSense® gaat gebruiken, wanneer u
de trekhaak niet nodig heeft. Als u dit niet
doet, kan persoonlijk letsel of schade aan
voertuigen ontstaan doordat de trekhaak-
kogel zich veel dichter bij het obstakel
bevindt dan de achterkant van de auto,
wanneer via de luidspreker een continue
toon klinkt. Afhankelijk van de afmetingen
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
en vorm van de trekhaak is het ook moge-
lijk dat de sensoren de trekhaak detecte-
ren en abusievelijk aangeven dat er een
obstakel achter de auto aanwezig is.
PARKSENSE®
PARKEERSENSOREN VOOR
EN ACHTER — INDIEN
AANWEZIG
Het ParkSense® parkeerhulpsysteem geeft tij-
dens het achter- of vooruit rijden, bijvoorbeeld
bij het inparkeren, met visuele en geluidssigna-
len de afstand tussen de achter- en/of voorkant
van de auto en een gedetecteerd obstakel aan.
Zie de voorzorgsmaatregelen voor gebruik van
het ParkSense® systeem voor de beperkingen
van dit systeem en aanbevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense® automa-
tisch de systeemstatus (ingeschakeld of uitge-
schakeld) hersteld die actief was voordat het
contact werd uitgeschakeld.
152
ParkSense® kan uitsluitend worden geactiveerd
wanneer de schakelhendel in de stand REVERSE
of DRIVE staat. Wanneer ParkSense® bij een
van deze standen van de schakelhendel wordt
ingeschakeld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer 11 km/u
(7 mph) of hoger. Het systeem wordt weer actief
als de rijsnelheid is gedaald tot minder dan onge-
veer 9 km/u (6 mph).
ParkSense® sensorenDe vier ParkSense® sensoren die zich in
achterkant/achterbumper bevinden, bewaken het
gebied achter de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensors kunnen in
horizontale richting obstakels op een afstand van
ongeveer 30 tot 200 cm van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obstakel.
De zes ParkSense® sensoren die zich in de
voorkant/voorbumper bevinden, bewaken het
gebied vóór de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensoren kunnen
obstakels detecteren over een afstand van on-
geveer 30 tot 120 cm (12 tot 47 inch) vanaf devoorkant/voorbumper in horizontale richting, af-
hankelijk van de plaats, het type en de stand
van het obstakel.
ParkSense® waarschuwingsschermHet ParkSense® waarschuwingsdisplay wordt
alleen weergegeven wanneer
"Sound and Dis-
play" (Geluid en weergave) wordt geselecteerd
in het deel met door de klant te programmeren
functies van het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) of van het Uconnect® sys-
teem (indien aanwezig). Raadpleeg voor meer
informatie de paragraaf "Elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC)/Persoonlijke instellin-
gen (door de klant te programmeren functies) "
of "Uconnect® instellingen" (indien aanwezig)
in het hoofdstuk "Het instrumentenpaneel".
Het ParkSense® waarschuwingsscherm be-
vindt zich in het elektronische voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Het geeft visuele waarschu-
wingen om de afstand tussen de achterkant/
achterbumper en/of de voorkant/voorbumper
en het gedetecteerde obstakel aan te geven.
Raadpleeg voor meer informatie "Elektronisch
Voertuig Informatie Centrum (EVIC) "in "Het
instrumentenpaneel".
ParkSense® displayHet waarschuwingsscherm wordt ingeschakeld
en geeft de actuele systeemstatus weer wan-
neer naar REVERSE of DRIVE wordt gescha-
keld en een obstakel is gedetecteerd.
Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel
aan met een enkele boog in het gebied links-
en/of rechtsachter op grond van de afstand van
het object en de plaats ten opzichte van het
voertuig.
Parkeerhulpsysteem gereed
153
ParkSense® in- en uitschakelenParkSense® kan worden in- en uitgeschakeld
met de ParkSense® schakelaar.
Wanneer de ParkSense® schakelaar
wordt ingedrukt om het systeem uit te
schakelen, wordt in de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf se-
conden de melding"PARKSENSE
OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld) weergegeven.
Raadpleeg de paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) "in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel "voor meer informatie hierover.
Als de schakelhendel in de stand REVERSE wordt
gezet en het systeem is uitgeschakeld, wordt in het
EVIC de melding "PARKSENSE OFF "(parkeer-
hulp uitgeschakeld) weergegeven zolang de scha-
kelhendel in REVERSE staat.
De LED in de ParkSense® schakelaar gaat aan
als ParkSense® is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense® schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als de
ParkSense® schakelaar wordt ingedrukt, en het
systeem service vereist, knippert de LED in de
ParkSense® schakelaar kort, en vervolgens
blijft de LED aan.
Onderhoud van ParkSense®
parkeerhulpsysteem
Wanneer het ParkSense® systeem een storing
heeft gedetecteerd, brengt de instrumenten-
groep een enkel geluidssignaal voort, en wordt
gedurende vijf seconden de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE WIPE REAR
SENSORS" (parkeerhulp niet beschikbaar, ach-
tersensoren reinigen), "PARKSENSE UNAVAI-
LABLE WIPE FRONT SENSORS" (parkeerhulp
niet beschikbaar, voorsensoren reinigen) of
"PARKSENSE UNAVAILABLE SERVICE RE-
QUIRED" (parkeerhulp niet beschikbaar, onder-
houd noodzakelijk) weergegeven. Als de scha-
kelhendel in de stand REVERSE wordt gezet
en het systeem een storing heeft gedetecteerd
in de voorsensoren, wordt in het EVIC de
melding "UNAVAILABLE" (niet beschikbaar)
weergegeven op de plaats van de voorsenso-
ren de afbeelding van de auto. Het systeem
blijft boog-waarschuwingen geven op de plaats
van de achtersensoren. Als de schakelhendel in
de stand REVERSE wordt gezet en het sys-
teem een storing heeft gedetecteerd in de ach-
tersensoren, wordt in het EVIC de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE WIPE REAR SENSORS"
(parkeerhulp niet beschikbaar, ach-
tersensoren reinigen) of "PARKSENSE UNA-
VAILABLE SERVICE REQUIRED" (parkeerhulp
niet beschikbaar, onderhoud noodzakelijk)
weergegeven zolang het voertuig in de stand
REVERSE staat. In deze staat werkt Park-
Sense® niet. Raadpleeg de paragraaf "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) "in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
Als de melding "PARKSENSE UNAVAILABLE
WIPE REAR SENSORS "(parkeerhulp niet be-
schikbaar, achtersensoren reinigen) of
"PARKSENSE UNAVAILABLE WIPE FRONT
SENSORS" (parkeerhulp niet beschikbaar, voor-
sensoren reinigen) wordt weergegeven in het
elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC),
moet u ervoor zorgen dat het achterpaneel/de
achterbumper en/of het voorpaneel/de voorbum-
per van de auto vrij is van sneeuw, ijs, modder,
vuil of andere obstakels en vervolgens het contact
opnieuw inschakelen. Als het bericht nog steeds
wordt weergegeven, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
156
Als de melding"PARKSENSE UNAVAILABLE
SERVICE REQUIRED" (parkeerhulp niet be-
schikbaar, onderhoud noodzakelijk) wordt
weergegeven in het EVIC, neemt u contact op
met een erkende dealer.
ParkSense® systeem reinigenReinig de ParkSense® sensoren met water,
een schoonmaakmiddel voor auto’s en een
zachte doek. Gebruik geen ruwe of harde doe-
ken. Maak de sensoren voorzichtig schoon (niet
hard drukken of borstelen). Anders kunnen de
sensoren beschadigd raken.
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik van het ParkSense®
systeem
OPMERKING:
• Houd de voor- en achterbumper vrij van
sneeuw, ijs, modder, stof en vuil om te
zorgen dat het ParkSense® systeem cor-
rect werkt.
• Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van ParkSense® nadelig beïnvloeden. •
Wanneer u ParkSense® uitschakelt,
wordt in de instrumentengroep de mel-
ding PARKSENSE OFF (parkeerhulp uit-
geschakeld) weergevenen. Bovendien
blijft ParkSense® uitgeschakeld totdat u
het opnieuw inschakelt, zelfs als u het
contact uit- en weer inschakelt.
• Als u de schakelhendel in de stand RE-
VERSE zet en ParkSense® is uitgescha-
keld, wordt in de instrumentengroep de
melding PARKSENSE OFF (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven zolang de
schakelhendel in de stand REVERSE
staat.
•
ParkSense®, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
• Reinig de ParkSense® sensoren regelma-
tig, maar let daarbij op dat u geen krassen
of andere schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensoren kan ertoe leiden dat het sys-
teem niet goed werkt. Mogelijk kan het
ParkSense® systeem hierdoor obstakels voor of achter de auto niet detecteren, of
geeft het systeem foutieve melding van
een obstakel voor of achter de auto.
• Gebruik de ParkSense® schakelaar om
het ParkSense® systeem uit te schakelen
wanneer voorwerpen, zoals fietsendra-
gers, trekhaken, enz., op minder dan
30 cm vanaf de achterkant/achterbumper
worden geplaatst. Als dit wel het geval is,
zal het systeem een nabijgelegen object
mogelijk interpreteren als een sensorpro-
bleem en wordt de melding PARKSENSE
UNAVAILABLE SERVICE REQUIRED
(parkeerhulp niet beschikbaar, onder-
houd noodzakelijk) weergegeven in de
instrumentengroep.
• Bij auto’s die zijn voorzien van een ach-
terklep, moet ParkSense® worden uitge-
schakeld wanneer de achterklep omlaag
of open is geklapt. De omlaag geklapte
achterklep zou ten onrechte kunnen wor-
den aangezien voor een obstakel achter
de auto.
157
LET OP!
•ParkSense® is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet
in staat ieder voorwerp, inclusief kleine
obstakels, waar te nemen. Stoepranden
worden mogelijk tijdelijk of helemaal niet
gedetecteerd. Op kleine afstanden worden
obstakels boven of onder de sensoren niet
gedetecteerd.
• Bij gebruik van ParkSense® moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetecteerd.
Het is raadzaam om over uw schouder te
kijken, ook wanneer u gebruik maakt van
ParkSense®.WAARSCHUWING!
•Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense® ge-
bruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees bedacht op voetgangers, dieren, an-
dere voertuigen, obstakels en dode hoe-
ken, voordat u achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid en dient uw
aandacht voortdurend op de omgeving te
richten. Anders bestaat er een risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
• Het wordt sterk aanbevolen de afneem-
bare trekhaak te verwijderen voordat u
ParkSense® gaat gebruiken, wanneer u
de trekhaak niet nodig heeft. Als u dit niet
doet, kan persoonlijk letsel of schade aan
voertuigen ontstaan doordat de trekhaak-
kogel zich veel dichter bij het obstakel
bevindt dan de achterkant van de auto,
wanneer via de luidspreker een continue
toon klinkt. Afhankelijk van de afmetingen
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
en vorm van de trekhaak is het ook moge-
lijk dat de sensoren de trekhaak detecte-
ren en abusievelijk aangeven dat er een
obstakel achter de auto aanwezig is.
PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA —
INDIEN AANWEZIG
Uw auto is mogelijk voorzien van een Park-
View® achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE is gezet. Het beeld wordt weergegeven
op het navigatie-/multimedia-radioscherm sa-
men met de waarschuwing "check entire sur-
roundings" (let op de gehele omgeving) aan de
bovenkant van het scherm. Na vijf seconden
verdwijnt deze waarschuwing. De ParkView®
camera bevindt zich aan de achterzijde van de
auto, boven de kentekenplaat.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld), wordt de ach-
158
ningssticker. (Als uw voertuig banden heeft met
een andere maat dan wordt aangegeven op de
bandenspanningssticker, moet u de juiste ban-
denspanning voor die banden achterhalen.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto uit-
gerust met een bandenspanningscontrolesys-
teem, dat ervoor zorgt dat het bandenspan-
ningslampje gaat branden wanneer de
spanning van een of meer banden veel te laag
is. Als het bandenspanningslampje gaat bran-
den, moet u zo snel mogelijk stoppen en uw
banden controleren en deze tot de juiste ban-
denspanning oppompen. Als u met een veel te
lage bandenspanning rijdt, raakt de band over-
verhit en kan de band defect raken. Een te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstof-
verbruik, vermindert de levensduur van de band
en kan het rij- en remgedrag van de auto
nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is geen
vervanging voor juist onderhoud van uw ban-
den. Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs wanneer de bandenspanning
nog niet het lage niveau heeft bereikt waarbij
het bandenspanningslampje gaat branden.Uw voertuig is ook uitgerust met een controle-
lampje voor storingen van het bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat gaat branden wan-
neer het systeem niet goed werkt. Het
controlelampje voor storingen van het banden-
spanningscontrolesysteem werkt in combinatie
met het bandenspanningslampje. Als het sys-
teem een storing detecteert, knippert het lampje
gedurende ongeveer één minuut, waarna het
continu gaat branden. Zolang er sprake van een
storing is, wordt deze reeks telkens herhaald
wanneer de auto wordt gestart. Als het storings-
lampje brandt, is het mogelijk dat lage banden-
spanning niet wordt gedetecteerd of gemeld.
Storingen van het bandenspanningscontrole-
systeem kunnen optreden om verschillende re-
denen, waaronder de installatie van vervan-
gende of alternatieve banden of wielen.
Controleer altijd het controlelampje voor storin-
gen van het bandenspanningscontrolesysteem
nadat een of meer banden of wielen van het
voertuig zijn vervangen om er zeker van te zijn
dat de vervangende of alternatieve banden en
wielen de juiste werking van het bandenspan-
ningscontrolesysteem niet verhinderen.LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is geop-
timaliseerd voor de originele banden en wielen.
De bandenspanning en waarschuwing van het
bandenspanningscontrolesysteem zijn inge-
steld voor de bandenmaat van uw auto. Het
gebruik van vervangende onderdelen met een
andere maat of van een ander of type kan leiden
tot een ongewenste werking van het systeem of
schade aan de sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de sensoren be-
schadigd raken. Gebruik geen bandenafdich-
tingsmiddelen uit blik of balansgewichten als de
auto is uitgerust met een bandenspanningscon-
trolesysteem, omdat dit schade aan de senso-
ren kan veroorzaken.
16. Scherm van elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC)/Kilometerteller
De kilometerteller geeft het aantal kilometers
aan dat de auto in totaal heeft gereden.
185
•Minuten instellen
In dit scherm kunt u de minuten instellen. De
schermtoets "Sync Time with GPS" (tijd syn-
chroniseren met GPS) mag niet zijn geselec-
teerd. Kies de schermtoetsen + of - om het getal
van de minuten te verhogen of te verlagen.
Nadat de instelling is voltooid, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren of kiest u de
schermtoets X om het instellingenscherm te
sluiten.
• Time Format (tijdindeling)
In dit scherm kunt u de notatie van de weerge-
geven tijd veranderen. Kies de schermtoets
"Time Format" (tijdnotatie) tot een vinkje naast
12-uurs of 24-uurs notatie verschijnt, wat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren.
Safety / Assistance (veiligheid/hulp)
Nadat u de schermtoets Safety / Assistance
(veiligheid/hulp) hebt gekozen, zijn de volgende
instellingen mogelijk. •
Front Collision Sensitivity (gevoeligheid
frontale botsing) - Indien aanwezig
De functie Forward Collision Warning (FCW)
kan worden ingesteld op Far (veraf) of Near
(dichtbij). De standaardinstelling van het FCW-
systeem is Far (veraf). Hierbij waarschuwt het
systeem u voor een mogelijke aanrijding met
een voertuig vóór u terwijl u nog op een relatief
grote afstand van dit voertuig rijdt. Dit geeft u de
langste reactietijd. Voor een meer dynamische
rijervaring kiest u de instelling Near (dichtbij).
Het systeem waarschuwt u dan voor een mo-
gelijk aanrijding wanneer de afstand tot uw
voorligger veel kleiner. Hierdoor is een meer
dynamische rijervaring mogelijk. Om de FCW-
status te wijzigen kiest u de schermtoets OFF
(uit), Near (dichtbij) of Far (veraf). Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar links.
Raadpleeg de paragraaf "Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)" in het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover. •
Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - Actief remmen: aan/uit
Het FCW-systeem bevat geavanceerde rembe-
krachtiging (ABA). Wanneer deze functie is
geselecteerd, oefent de ABA extra remdruk uit
wanneer de bestuurder onvoldoende remkracht
vraagt om een potentiële frontale botsing te
voorkomen. De ABA systeem wordt actief bij
8 km/u (5 mph). Om uw keuze te maken, drukt
u op de schermtoets Forward Collision Warning
(FCW) with Mitigation - Active Braking (Forward
Collision Warning (FCW) met risicobeperking -
Actief remmen), tot een vinkje naast de instel-
ling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is
geselecteerd. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu terug te
keren. Raadpleeg voor meer informatie de pa-
ragraaf "Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking" in het hoofdstuk "De functies
van uw auto"
• ParkSense® Parkeerhulp
De parkeersensoren achter tasten het gebied
achter de auto af op obstakels wanneer de
schakelhendel in de stand REVERSE staat en
de snelheid lager is dan 18 km/u. Het systeem
201
OPMERKING:
Wanneer uw auto schade heeft opgelopen in
het gebied waar zich de sensor bevindt, kan
het zijn dat de sensor niet meer juist uitge-
lijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet be-
schadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Als een sensor niet
correct is uitgelijnd, zal de dodehoekbewa-
king niet op de juiste manier werken.
•ParkView® achteruitrijcamera
Uw auto is mogelijk voorzien van een Park-
View® achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE is gezet. Het beeld wordt op het aan-
raakscherm van de radio weergegeven, samen
met een waarschuwing dat u op de hele omge-
ving moet blijven letten. Na vijf seconden ver-
dwijnt deze opmerking. De ParkView® camera
bevindt zich aan de achterzijde van de auto,
boven de kentekenplaat. Kies de schermtoets
ParkView® Backup Camera (ParkView® ach-
teruitrijcamera) tot een vinkje naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is ge-
kozen. Kies de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug te keren.
•
ParkView® Achteruitrijcameravertraging
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld), wordt de ach-
teruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging ingeschakeld), wordt het
beeld naar achteren met dynamische rasterlij-
nen weergegeven gedurende 10 seconden na-
dat uit de stand "REVERSE"is geschakeld,
tenzij de voorwaartse voertuigsnelheid hoger is
dan 12 km/u (8 mph), wordt de transmissie in de
stand "PARK" geschakeld, of wordt het contact
uitgeschakeld. Om de ParkView® achteruitrij-
cameravertraging in te stellen, drukt u op de
schermtoets "Controls"(Bedieningselementen),
vervolgens de schermtoets "Safety & Driving
Assistance" (Veiligheid en rijhulp). Kies de
schermtoets "Parkview Backup Camera Delay
(achteruitrijcameravertraging) om het Park-
View® vertraging in of uit te schakelen. •
Regensensor
Wanneer deze functie is geselecteerd, schakelt
het systeem automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.
Kies de schermtoets Rain Sensing (regensen-
sor) tot een vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is gekozen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
• Hill Start Assist — Indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, is het Hill
Start Assist (HSA) systeem actief. Raadpleeg
de paragraaf "Elektronische remregeling" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor informatie
over de werking en bediening van het systeem.
Kies de schermtoets Hill Start Assist tot een
vinkje naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren.
Lights (Verlichting)
Nadat u de schermtoets Lights (Verlichting)
hebt gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
203