128VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
STORING VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
Voorgloeien
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het lamp-
je dooft als de voorgloeibougies de voor-
af ingestelde temperatuur hebben bereikt.
Start de motor, zodra het lampje gedoofd
is.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentempe-
ratuur kan het lampje zeer kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een sto-
ring is in de voorgloei-installatie. Wendt
u zo snel mogelijk tot het Fiat Service-
netwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
m
WATER IN
BRANDSTOFFILTER
AANWEZIG
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er water in
het dieselfilter zit.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
c
Water in het brandstofsys-
teem kan het inspuitsysteem
ernstig beschadigen en de mo-
tor kan onregelmatig gaan
draaien. Als het lampje
c
gaat branden
(bij bepaalde uitvoeringen verschijnt
ook een bericht op het display), wendt
u dan zo snel mogelijk tot het Fiat Ser-
vicenetwerk om de condens te laten af-
tappen. Als het lampje direct na het
tanken gaat branden, bestaat de mo-
gelijkheid dat er tijdens het tanken wa-
ter in de brandstoftank is gekomen: zet
in dat geval onmiddellijk de motor uit
en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 128
129
VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat bij de volgende omstan-
digheden branden.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een storing
in de motoroliedruksensor. Wendt u zo
snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk
om de storing te laten verhelpen.
Storing Start&Stop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing
is in het Start&Stop-systeem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
Storing buitenverlichting
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
6.
Brandstofnoodschakelaar
geactiveerd
Het lampje gaat branden als de brand-
stofnoodschakelaar is ingeschakeld.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
è
DEFECTE
BUITENVERLICHTING
(geel)
Het lampje gaat branden (bepaalde uit-
voeringen) als er een storing is in een van
de volgende systemen:
– buitenverlichting
– remlichten
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers
– kentekenplaatverlichting
– dagverlichting (d.r.l.) (voor bepaalde uit-
voeringen/markten).
De storing kan betreffen: doorbranden
van een of meer lampen, doorbranden van
de bijbehorende zekering of een onder-
breking in de elektrische verbinding.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje è
branden.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-
behorende melding op het display.
W
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Het lampje gaat branden als de mistach-
terlichten worden ingeschakeld.
4
STORING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
– FIAT CODE
(geel)
Een brandend lampje (op enkele uitvoe-
ringen verschijnt ook een melding op het
display) geeft een storing aan in het Fiat
Code-systeem of, indien aanwezig, in het
diefstalalarm: wendt u in dat geval zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Y
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 129
130VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
STORING ESP
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het rij-
den blijft branden en het lampje op de
knop ASR OFFgaat branden, wendt u
dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
OpmerkingAls het lampje knippert tij-
dens het rijden, dan geeft dit aan dat het
ESP in werking is getreden.
á
STORING
HILL HOLDER
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje gaat branden, is er een sto-
ring in het Hill Holder-systeem. Wendt
u in dat geval zo snel mogelijk tot het
Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje
á
branden.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een
bijbehorende melding op het display.*
VERSLETEN
REMBLOKKEN
(geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden als de remblokken voor ver-
sleten zijn; laat deze in dat geval zo snel
mogelijk vervangen.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een
bijbehorende melding op het display.
d
REINIGING VAN
ROETFILTER (DPF)
BEZIG (alleen Multijet-
uitvoeringen met DPF –
geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven. Het
lampje gaat continu branden om de
bestuurder er op te wijzen dat het DPF-
systeem het regeneratieproces moet uit-
voeren om de verzadiging met verontrei-
nigende stoffen (partikels) te verhelpen.
Het lampje gaat niet bij iedere regenera-
tie van het roetfilter branden, maar alleen
als de rijomstandigheden vereisen dat de
bestuurder er op attent wordt gemaakt.
Om het lampje te laten doven moet de
auto doorrijden, totdat het regeneratie-
proces is voltooid. Dit duurt gemiddeld
15 minuten. De optimale omstandigheden
om het proces te voltooien, worden be-
reikt wanneer de auto 60 km/h rijdt bij
een toerental boven 2000 toeren/min.
Het branden van het lampje duidt niet op
een defect aan de auto. Het is dus niet no-
dig om de auto naar de garage te brengen.
Als het lampje gaat branden, verschijnt op
het display een bijbehorende melding
(voor bepaalde uitvoeringen/markten).
h
De rijsnelheid moet altijd
worden aangepast aan de
verkeerssituatie en de weersomstan-
digheden en u dient zich altijd aan de
geldende verkeerswetgeving te hou-
den. U kunt de motor ook uitzetten
met een brandend DPF-lampje; het
herhaaldelijk onderbreken van het re-
generatieproces kan echter een vroeg-
tijdige verslechtering van de motor-
oliekwaliteit veroorzaken. Het is
daarom aan te raden altijd te wach-
ten tot het lampje gedoofd is voordat
u de motor uitzet en de hierboven be-
schreven aanwijzingen op te volgen.
Het is niet aan te raden het regene-
ratieproces van het DPF te voltooien
bij een stilstaande auto.
ATTENTIE!
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 130
133
VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENLAMPJES
EN BERICHTENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGNOODGE-
VALLEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 134
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 135
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX&GO automatic .............................................................. 140
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 145
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ........................................................................ 147
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN ........................................................................ 152
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 153
ACCU OPLADEN ............................................................... 161
OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................................... 162
SLEPEN VAN DE AUTO .................................................... 163
N N
O O
O O
D D
G G
E E
V V
A A
L L
L L
E E
N N
In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en
garantiehandleiding vermeld staat.
U kunt ook de site www.fiat.com raadplegen voor de dichtstbijzijnde vestiging van het
Fiat Servicenetwerk.
133-164 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 133
134VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENLAMPJES
EN BERICHTENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGNOODGE-
VALLEN
MOTOR STARTENNOODSTART
Als het lampje
Y
op het instrumen-
tenpaneel constant blijft branden, wendt
u dan onmiddellijk tot het Fiat Service-
netwerk.
STARTEN MET EEN HULPACCU
fig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor worden
gestart met een hulpaccu, die ten minste
dezelfde capaciteit moet hebben als de
lege accu. Ga voor het starten als volgt te werk:
❒
verbind de pluspolen (+teken nabij de
pool) van de beide accu’s met een start-
kabel;
❒
sluit een tweede startkabel aan op de
minpool (–) van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting
Eop de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
❒
start de motor;
❒
neem als de motor draait, de kabels in
de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet aan-
slaat, blijf dan niet proberen maar wendt
u tot het Fiat Servicenetwerk.BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet direct met elkaar:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd
aan boord van een andere auto, mogen
tussen deze auto en de auto met de lege
accu niet per ongeluk metalen delen met
elkaar in verbinding staan.
BELANGRIJKRaadpleeg de paragraaf
"Start&Stop-systeem" in het hoofdstuk
"Dashboard en bediening" voordat een au-
to met Start&Stop-systeem met een hulp-
accu wordt gestart.
Deze startprocedure mag al-
leen worden uitgevoerd door
deskundige personen, omdat onjuiste
handelingen vonken kunnen veroor-
zaken. De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Vermijd het contact
met de huid en de ogen. Kom ook niet
dicht bij een accu met open vuur of
een brandende sigaret en veroorzaak
geen vonken.
ATTENTIE!
fig. 1
F0M0659m
133-164 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 134
143
VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENLAMPJES
EN BERICHTENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGNOODGE-
VALLEN
❒
controleer of de schakelaar D-fig. 10
van de compressor in stand 0 (uitge-
schakeld) staat, start de motor, steek
de stekker E-fig. 11in de dichtstbij-
zijnde contactdoos en schakel de com-
pressor in door schakelaar D-fig. 10
in stand I(ingeschakeld) te zetten.
Pomp de band op tot de juiste ban-
denspanning is bereikt (zie de paragraaf
“Bandenspanning” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”). Controleer de bandenspanning op de
manometer F-fig. 10. Voor een nauw-
keurige aflezing moet de compressor
worden uitgeschakeld;
❒
als u er niet in slaagt binnen 5 minuten
de bandenspanning op ten minste
1,5 bar te krijgen, koppel dan de com-
pressor los van het ventiel en de con-
tactdoos en verplaats vervolgens de au-
to ongeveer 10 meter naar voren of
naar achteren, zodat de afdichtvloeistof
in de band verdeeld wordt; pomp de
band vervolgens weer op;
❒
als u er ook dan niet in slaagt om, bin-
nen 5 minuten na inschakeling van de
compressor, de spanning op ten minste
1,8 bar te brengen, mag niet verder
worden gereden, omdat de band te erg
beschadigd is en de reparatieset de ver-
eiste wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk;
❒
als de band op de juiste spanning is ge-
bracht (zie de paragraaf “Bandenspan-
ning” in het hoofdstuk “Technische ge-
gevens”), vertrek dan onmiddellijk;
fig. 10
F0M0202m
fig. 11
F0M0203m
fig. 12
F0M0364m
Plaats de sticker op een voor
de bestuurder goed zichtba-
re plaats om aan te geven dat de
band behandeld is met de snelle ban-
denreparatieset. Rijd voorzichtig
vooral in bochten. Rijd niet harder
dan 80 km/h. Vermijd bruusk accele-
reren en remmen.
ATTENTIE!
❒
stop na ongeveer 10 minuten en con-
troleer opnieuw de bandenspanning;
vergeet niet de handrem aan te
trekken;
Als de bandenspanning on-
der 1,8 bar is gedaald, mag
niet verder worden gereden: de snel-
le reparatieset Fix&Go automatic
kan de vereiste wegligging niet ga-
randeren omdat de band te erg
beschadigd is. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
133-164 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 143
144VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENLAMPJES
EN BERICHTENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGNOODGE-
VALLEN
❒
als een spanning van ten minste 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de correc-
te bandenspanning (met draaiende mo-
tor en aangetrokken handrem) en rijdt
verder;
❒
rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk.
ALLEEN VOOR HET
CONTROLEREN
EN HERSTELLEN
VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt
voor het herstellen van de bandenspan-
ning. Maak de snelkoppeling los en verbind
de koppeling direct met het ventiel van de
band fig. 13; op deze manier wordt de
spuitbus niet met de compressor verbon-
den en wordt de afdichtvloeistof niet in de
band gespoten. PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen
van de spuitbus:
❒
maak de koppeling A-fig. 14los;
❒
draai de te vervangen spuitbus linksom
en trek de spuitbus omhoog;
❒
plaats de nieuwe spuitbus en draai de
spuitbus rechtsom;
❒
sluit de koppeling Aaan op de spuitbus
en plaats de doorzichtige vulbuis Bin
het daarvoor bestemde vak.
U moet absoluut aangeven
dat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder aan
het personeel dat de met de ban-
denreparatieset behandelde band
repareert.
ATTENTIE!
fig. 13
F0M0365m
fig. 14
F0M0206m
133-164 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 144
145
VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENLAMPJES
EN BERICHTENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGNOODGE-
VALLEN
GLOEILAMP
VERVANGENALGEMENE AANWIJZINGEN❒
Als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorge-
brand is, voordat u de lamp vervangt:
zie voor de plaats van de zekeringen de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk;
❒
controleer voordat u een lamp vervangt
of de contacten niet zijn geoxideerd;
❒
vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen;
❒
als u een gloeilamp in de koplamp hebt
vervangen, controleer dan om veilig-
heidsredenen altijd of de afstelling nog
goed is.BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de
koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt
niet op een defect, maar is een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
een lage temperatuur en de luchtvochtig-
heidsgraad, en verdwijnt snel als de kop-
lampen worden ingeschakeld. De aanwe-
zigheid van druppels aan de binnenzijde
van de koplamp duidt daarentegen op het
binnendringen van water: wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:A
Glasfittinglampen: deze zijn voorzien
van een klemfitting. Verwijder de lamp
door de lamp uit de houder te trekken.
BGloeilampen met bajonetfitting: ver-
wijder de lamp uit de houder door
hem iets in te drukken en linksom te
draaien.
CBuislampen: verwijder de lamp door
hem uit de veercontacten los te
maken.D-E
Halogeenlampen: verwijder de lamp
door de borgveer los te haken uit
de zitting. Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het me-
talen gedeelte. Als u de bol
met uw vingers aanraakt, zal
de lichtopbrengst van de lamp terug-
lopen en kan ook de levensduur be-
perkt worden. Als u de bol per onge-
luk toch hebt aangeraakt, moet u de
bol schoonwrijven met een doekje met
alcohol en daarna laten drogen.
Modificaties of reparaties
aan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd en
waarbij geen rekening wordt gehou-
den met de technische specificaties
van het systeem, kunnen storingen in
de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE!
fig. 15
F0M0207m
133-164 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 145