114VEILIGHEIDLAMPJES
EN BERICHTENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGSTARTEN
EN RIJDEN
hoort de auto geblokkeerd te zijn als de
handrem vier of vijf tanden is aangetrok-
ken. Op sterke hellingen en bij een bela-
den auto moet de handrem negen of tien
tanden worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat
dan het Fiat Servicenetwerk de handrem
afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MARstaat, gaat op
het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje
x
branden.
Handrem uitschakelen:
❒
trek de hendel iets omhoog en druk op
de ontgrendelknop A;
❒
houd de knop Aingedrukt en laat de
hendel zakken. Het lampje
x
op het
instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de au-
to te voorkomen, moet bij het bedienen
van de handrem het rempedaal worden
ingetrapt.
PARKERENGa als volgt te werk:❒
zet de motor uit en trek de handrem
aan;
❒
schakel een versnelling in (de 1e als de
weg omhoog loopt, de achteruit als de
weg omlaag loopt) en zet de voorwie-
len iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blok-
keer de wielen dan met stenen of wiggen.
Laat de contactsleutel nooit in het con-
tactslot zitten omdat hierdoor de accu
ontlaadt. Neem bovendien de sleutel altijd
uit het contactslot als u de auto verlaat.
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het contactslot als
u de auto verlaat en neem de sleutel
mee.
ATTENTIE!
fig. 1
F0M0115m
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAKOm de versnellingen in te schakelen,
moet u het koppelingspedaal geheel in-
trappen en vervolgens de versnellings-
pook in de gewenste stand plaatsen (het
schakelschema staat op de knop van de
pook fig. 2).
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij
een stilstaande auto worden ingeschakeld.
Wacht bij een draaiende motor en een ge-
heel ingetrapt koppelingspedaal minstens
2 seconden, voordat u de achteruit in-
schakelt. Hiermee wordt voorkomen dat
de tandwielen beschadigen.
Ga als volgt te werk om de achteruit R
vanuit de vrijstand in te schakelen: trek de
schuifring Aonder de knop omhoog en
verplaats de pook naar rechts en vervol-
gens naar achteren fig. 2.
BELANGRIJK Gebruik het koppelingspe-
daal uitsluitend voor het overschakelen.
Laat tijdens het rijden de voet nooit – zelfs
niet licht – op het koppelingspedaal rus-
ten. Bij uitvoeringen voor bepaalde mark-
ten kan de regelelektronica van het kop-
pelingspedaal een foutief gebruik door de
bestuurder beschouwen als een storing. HANDREM fig. 1
De handrem bevindt zich tussen de voor-
stoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet
u de hendel omhoog trekken zodat de au-
to blokkeert. Op een vlakke ondergrond
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 114
119
VEILIGHEIDLAMPJES
EN BERICHTENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGSTARTEN
EN RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden ge-
bruikt waarvan de maximum toegestane
snelheid lager is dan de topsnelheid van
de auto (met een marge van 5%), dan
dient u in het interieur van de auto een
voor de bestuurder duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje te plaatsen met de
maximum toegestane snelheid wanneer
met die winterbanden wordt gereden
(overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuur-
baarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen). Wij raden u het gebruik
aan van sneeuwkettingen uit het Fiat
Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde
sneeuwkettingen voorzichtig gas om het
doorslippen van de aangedreven wielen
te voorkomen of zoveel mogelijk te be-
perken. Hierdoor wordt het breken van
de kettingen voorkomen en daarmee
beschadiging van de carrosserie en de
mechanische onderdelen.
BELANGRIJK Gebruik dunne sneeuwket-
tingen met een beperkte dikte van 9 mm.
WINTERBANDENGebruik winterbanden die dezelfde maat
hebben als de standaard geleverde banden.
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren
welke band het meest geschikt is voor het
doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de ban-
denspanning en het type winterbanden
exact aan de gegevens die staan vermeld
in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winter-
banden verminderen aanzienlijk als de pro-
fieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wanneer
er lange afstanden op de snelweg worden
gereden, minder dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik
van winterbanden tot die omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” geldt een maxi-
mum snelheid van 160 km/h; bij win-
terbanden met de indicatie “T” geldt
een maximum snelheid van 190 km/h;
bij winterbanden met de indicatie
“H” geldt een maximum snelheid
van 210 km/h. Deze maximum snel-
heden zijn in overeenstemming met
de huidige wetgeving.
ATTENTIE!
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 119
122VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
LAMPJES EN BERICHTENALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt er
bij bepaalde uitvoeringen ook een bijbe-
horende melding op het instrumentenpa-
neel en/of klinkt een geluidssignaal. Deze
meldingen zijn beknopt en uit voorzorg
en moeten als een aanvulling worden ge-
zien en niet als alternatief voor de infor-
matie in dit instructieboekje. Wij raden u
daarom aan dit instructieboekje goed door
te lezen. Houdt u bij een storing altijd
aan de aanwijzingen die in dit hoofd-
stuk beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die
op het display verschijnen, zijn onderver-
deeld in twee categorieën: ernstigesto-
ringen en minder ernstigestoringen.
De ernstigestoringen worden langdurig
“cyclisch” herhaald.De minder ernstigestoringen worden ge-
durende een kortere tijd “cyclisch” herhaald.U kunt de weergavecyclus van beide ca-
tegorieën onderbreken door op de knop
MENU ESCte drukken. Het lampje op
het instrumentenpaneel blijft branden, tot-
dat de oorzaak van de storing is verholpen.
Zie voor de meldingen bij uitvoeringen
met Dualogic-versnellingsbak, de infor-
matie in het bijgevoegde supplement.TE LAAG
REMVLOEI STOF NIVEAU(rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder het
minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
x
Als het lampje
x
tijdens het
rijden gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een
melding op het display), stop dan on-
middellijk en wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem
wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij
enkele uitvoeringen ook een akoestisch
signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, controleer dan of de
handrem niet is aangetrokken.
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 122
123
VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
STORING
AIRBAGSYSTEEM
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje continu blijft branden, geeft
dit een storing in het airbagsysteem aan.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
¬
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje ¬
gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de veilig-
heidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet ge-
activeerd worden bij een ongeval of,
in een zeer beperkt aantal gevallen,
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem direct
te laten controleren.
ATTENTIE!
Een defect lampje
¬
(lamp-
je gedoofd) wordt aangege-
ven doordat het lampje voor de
uitgeschakelde frontairbag aan pas-
sagierszijde
“
langer dan de nor-
male 4 seconden knippert.ATTENTIE!
TE HOGE KOELVLOEI -
STOFTEMPERATUUR
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als de motor te
warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten de
volgende maatregelen worden genomen:
❒bij normale rij-omstandigheden:
breng de auto tot stilstand, zet de mo-
tor af en controleer of het koelvloei-
stofniveau in het reservoir zich onder
het MIN-teken bevindt. Als dit het ge-
val is, wacht dan tot de motor is afge-
koeld, draai vervolgens langzaam en
voorzichtig de dop open, vul koelvloei-
stof bij en controleer of het peil zich tus-
sen het MIN- en MAX-teken op het re-
servoir bevindt. Controleer ook op de
aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na
het starten het lampje opnieuw gaat
branden, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
ç
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 123
124VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
(rood)
OLIEKWALITEIT
ONVOLDOENDE (alleen Multijet-
uitvoeringen met DPF - rood)
Als de contactsleutel op MARwordt ge-
zet, gaat het lampje branden; direct na het
aanslaan van de motor moet het lampje
doven.
Te lage motoroliedruk
Het lampje brandt continu (voor bepaal-
de uitvoeringen/markten, waar voorzien)
en verschijnt er een bericht op het display
wanneer het systeem detecteert dat de
motoroliedruk te laag is.
v
Als het lampje
v
tijdens
het rijden gaat branden (op
enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display), zet dan
onmiddellijk de motor uit en wendt
u tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
❒als de auto onder zware bedrijfs-
omstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het bergopwaarts trek-
ken van een aanhanger of met volbela-
den auto): verlaag de snelheid en breng,
als het lampje blijft branden, de auto tot
stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met
draaiende motor en geef iets gas voor
een snellere circulatie van de koel-
vloeistof. Zet vervolgens de motor uit.
Controleer het vloeistofniveau zoals
hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstan-
digheden is het raadzaam de motor en-
kele minuten te laten draaien met iets in-
getrapt gaspedaal voordat u de motor
uitzet.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
ACCU WORDT
NIET VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het moet
doven zodra de motor is aangeslagen (als
de motor stationair draait, kan het lampje
iets vertraagd doven).
Als het lampje blijft branden of knipperen:
wendt u onmiddellijk tot het Fiat Service-
netwerk.w
Oliekwaliteit onvoldoende
(alleen Multijet-uitvoeringen met DPF)
Het lampje knippert en er verschijnt (voor
bepaalde uitvoeringen/markten, waar voor-
zien) een bericht op het display. Afhanke-
lijk van de uitvoering kan het lampje op een
van de volgende wijzen knipperen:
– gedurende 1 minuut om de twee uur;
– tot de olie wordt ververst, waarbij het
lampje om de 3 minuten 5 seconden uit
blijft.
Na de eerste melding blijft het lampje na
iedere start knipperen op de eerder be-
schreven wijzen zolang de motorolie niet
is ververst. Er verschijnt een bijbehoren-
de melding op het display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten, waar voorzien).
Als dit lampje gaat knipperen betekent dit
niet dat er sprake is van een defect aan het
voertuig, maar wordt de klant gewaar-
schuwd over het feit dat het normale ge-
bruik van het voertuig heeft geleid tot de
noodzaak van olieverversing. Kwaliteits-
verlies van de motorolie wordt versneld
door:
– overwegend stadsgebruik van het voer-
tuig, waardoor de frequentie van het re-
generatieproces van het DPF toeneemt
– gebruik van het voertuig voor korte tra-
jecten, waardoor de motor de bedrijfs-
temperatuur niet kan bereikene
– herhaalde onderbrekingen van het re-
generatieproces, aangegeven door het
branden van het DPF-lampje.
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 124
125
VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
NIET GOED
GESLOTEN PORTIEREN
(rood)
Als een of meerdere portieren of de ach-
terklep niet goed gesloten zijn, gaat het
lampje branden (bij bepaalde uitvoeringen).
Op enkele uitvoeringen verschijnt de
bijbehorende melding op het display.
Als de auto in beweging is met geopen-
de portieren, dan klinkt er een akoestisch
signaal.
´
STORING
ELEKTRISCHE STUUR -
BE KRACHTIGING
“DUALDRIVE” (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje blijft branden, werkt de
elektrische stuurbekrachtiging niet meer
en is meer kracht nodig voor het draaien
van het stuur: wendt u tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de
bijbehorende melding op het display.
g
STORING EBD
(rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor tegelijkertijd
de waarschuwingslampjes
x
en
>
gaan
branden, dan is er een storing in het EBD-
systeem of is het systeem niet beschikbaar;
in dat geval kunnen bij hard remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
x
>MINIMUM
MOTOROLIEPEIL (rood)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het instrumen-
tenpaneel branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Het lampje (indien aanwezig) op het in-
strumentenpaneel gaat branden als het mo-
toroliepeil onder de minimum vastgestel-
de waarde is gedaald. Herstel in dit geval
het juiste motoroliepeil (zie “Niveaus con-
troleren” in het hoofdstuk “Onderhoud
en zorg”).
Op enkele uitvoeringen verschijnt de
bijbehorende melding op het display.
k
Als het lampje gaat branden,
moet de oude motorolie zo
snel mogelijk, en ieder geval binnen
500 km nadat het lampje is gaan
branden, worden ververst. Als deze in-
formatie niet in acht wordt genomen,
kan dit ernstige schade aan de motor
en het vervallen van de garantie tot
gevolg hebben. Het knipperen van dit
lampje heeft niets te maken heeft
met de hoeveelheid olie in de motor;
wanneer het lampje gaat knipperen
moet u dus absoluut geen olie aan de
motor toevoegen.
ATTENTIE!
Voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien:
Het lampje
v
gaat knipperen (op enke-
le uitvoeringen verschijnt ook een melding
op het display) als het systeem motorolie
van onvoldoende kwaliteit constateert.
Het knipperen van dit lampje duidt niet op
een defect aan de auto, maar geeft aan dat
door het normale gebruik van de auto de
olie moet worden ververst. Als de moto-
rolie niet wordt ververst, dan gaat na het
bereiken van een tweede drempel voor
het kwaliteitsverlies, ook het lampje
U
branden en wordt het motortoerental be-
perkt tot 3000 t/min.
Als de motorolie dan nog niet wordt ver-
verst, wordt na het bereiken van een der-
de drempel voor het kwaliteitsverlies, het
motortoerental beperkt tot 1500 t/min
om schade aan de motor te voorkomen.ATTENTIE! Om schade aan
de motor te voorkomen wordt
aangeraden de motorolie te
verversen, zodra het lampje
v
knippert. Wendt u tot
het Servicenetwerk Fiat.
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 125
126VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
U
gaat niet branden
of het gaat branden of knip-
peren tijdens het rijden (er verschijnt
bij bepaalde uitvoeringen ook een mel-
ding op het display), wendt u dan zo
snel mogelijk tot het Fiat Servicenet-
werk. De werking van het lampje
U
kan met speciale apparatuur door de
verkeerspolitie gecontroleerd worden.
Houdt u aan de wetgeving van het land
waarin u rijdt.Als het lampje knippert, moet het gaspe-
daal worden losgelaten zodat de motor
met lage toerentallen draait en het lamp-
je niet meer knippert; u kunt met matige
snelheid doorrijden waarbij rij-omstan-
digheden moeten worden vermeden die
kunnen leiden tot het opnieuw gaan knip-
peren van het lampje. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Storing motormanagementsysteemEOBD
Als u onder normale omstandigheden de
contactsleutel in stand MARdraait, dan
gaat het lampje branden. Het lampje moet
uitgaan als de motor is gestart. Het lamp-
je gaat eerst branden om de juiste werking
ervan aan te geven. Als het lampje blijft
branden of tijdens het rijden gaat branden:
❒continu branden:duidt op een defect in
het inspuit-/ontstekingssysteem. Dit kan
tot gevolg hebben dat schadelijke uit-
laatgasemissie toeneemt, de prestaties
verminderen, de auto slechter gaat rij-
den en het brandstofverbruik toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
U kunt onder deze omstandigheden door-
rijden zonder te veel van de motor te ei-
sen of met hoge snelheid te rijden. Als lang
met een brandend waarschuwingslampje
wordt doorgereden, kunnen beschadigin-
gen ontstaan. Wendt u zo snel mogelijk
tot het Fiat Servicenetwerk. Het lampje
dooft als de storing verdwijnt. De storing
wordt door het systeem in het geheugen
opgeslagen.
❒knipperend:duidt op een mogelijke
beschadiging van de katalysator (zie
“EOBD-systeem” in het hoofdstuk
“Dashboard en bediening”). STORING
INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
STORING
MOTORMANAGEMENT
SYSTEEM EOBD
(benzine-uitvoeringen
– geel)
Storing in inspuitsysteem
Als u onder normale omstandigheden de
contactsleutel in stand MARdraait, dan
gaat het lampje branden. Het lampje moet
uitgaan als de motor is gestart.
Als het lampje blijft branden of tijdens het
rijden gaat branden, dan duidt dit op een
storing in het inspuitsysteem. Dit kan tot
gevolg hebben dat de prestaties vermin-
deren, de auto slechter gaat rijden en het
brandstofverbruik toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
U kunt onder deze omstandigheden door-
rijden zonder te veel van de motor te ei-
sen of met hoge snelheid te rijden. Wendt
u in dit geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
U
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 126
127
VEILIGHEIDSTARTEN
EN RIJDENNOODGE -
VALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD
EN BEDIENINGLAMPJES
EN BERICHTEN
ç
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog onge-
veer 7 liter brandstof aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschuwings-
lampje knippert, dan is er een storing in het
systeem. Wendt u in dit geval tot het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.STORING ABS
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem
defect of niet beschikbaar is. In dat geval
blijft het remsysteem normaal werken,
maar zonder de mogelijkheden van het
ABS. Rijd voorzichtig verder en wendt u zo
snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
>
“
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “
brandt als de frontairbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag aan pas-
sagierszijde de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje
“
ongeveer 4 se-
conden branden en vervolgens 4 seconden
knipperen. Hierna moet het lampje doven.
Het lampje
“
geeft boven-
dien eventuele storingen van
het lampje
¬
aan. Dit wordt aange-
geven door het langer knipperen van
het lampje
“
dan de normale 4 se-
conden. In dat geval kan het lampje
¬
geen storingen in de airbag-/gor-
delspannersystemen aangeven. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact op
te nemen met het Fiat Servicenet-
werk om het systeem direct te laten
controleren.
ATTENTIE!
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDEL(rood)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
continu branden als bij stilstaande auto de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet
goed is omgelegd. Als de auto rijdt en de
veiligheidsgordel van de bestuurdersstoel
is niet goed omgelegd, dan gaat het lampje
knipperen. Het akoestische signaal (zoe-
mer) van het SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) kan permanent worden uitge-
schakeld door het Fiat Servicenetwerk.<
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 127