MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Laat de trekhaak door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie monteren,
in overeenstemming met de extra
en/of aanvullende aanwijzingen van de
fabrikant van de trekhaak.
De trekhaak moet voldoen aan de
huidige richtlijn 94/20/EC en latere
wijzigingen.
Voor elke versie moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale aanhangergewicht van het
voertuig waarop de trekhaak wordt
gemonteerd.
Gebruik voor de elektrische aansluiting
een gestandaardiseerde
stekkerverbinding die op een speciale
beugel op de trekhaak kan worden
gemonteerd. Het voertuig moet ook
worden voorzien van een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger. Gebruik voor de elektrische
aansluiting een 7- of 13-polige 12VDC
stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen). Volg de aanwijzingen
van de fabrikant van het voertuig en/of
van de fabrikant van de trekhaak op.
Een elektrisch geregelde rem of lier
moet direct vanaf de accu worden
gevoed, met een kabel met een
diameter van minstens 2,5 mm
2.BELANGRIJK Schakel de elektrisch
rem of lier alleen bij draaiende motor in.
Naast de aansluitingen mag het
elektrische systeem van het voertuig
uitsluitend aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op een kabel voor interne
verlichting van de aanhanger van niet
meer dan 15 W. Gebruik voor de
aansluitingen de speciale regeleenheid
met een accukabel met een doorsnede
van minimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De trekhaak doet de
lengte van het voertuig toenemen.
Indien een trekhaak op versies met
lange wielbasis wordt geïnstalleerd,
mag er alleen een verwijderbare
trekhaak geïnstalleerd worden, wegens
overschrijding van de limiet van 6 meter
voor de totale lengte van het voertuig.
Als er geen aanhanger is
aangekoppeld, moet de trekhaak uit
zijn bevestiging worden verwijderd,
zodat de originele lengte van het
voertuig niet wordt overschreden.BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.
Installatieschema voor
Bestel-versies fig. 170
De trekhaakstructuur moet bevestigd
worden in de punten die zijn
aangegeven met het symbool Ø, met in
totaal 6 M10x1,25-schroeven en 4
M12-schroeven.
De platen binnen het frame moeten een
minimum dikte hebben van 5 mm.
MAX. GEWICHT OP KOGEL: 100/120
kg afhankelijk van het laadvermogen
(zie tabel “Gewichten” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
133)
Om de trekhaak te kunnen installeren,
moet de bumper worden aangepast
volgens de aanwijzingen in de
montageset van de leverancier.
188
STARTEN EN RIJDEN
11-3-2014 16:50 Pagina 188
WINTERBANDENHet Fiat Servicenetwerk kan u
adviseren over de meest geschikte
band voor elk gebruik.
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan
4 mm. Vervang in dergelijke gevallen
de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden,
lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het
gebruik van winterbanden daarom
uitsluitend tot de omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als winterbanden worden
gebruikt met een maximum toegestane
snelheid die lager is dan de topsnelheid
van het voertuig (plus een marge van
5%), dan moet in de passagiersruimte
een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane
snelheid wanneer met winterbanden
wordt gereden (conform de
EU-richtlijnen).Monteer op de vier wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
het remmen en voor een betere
bestuurbaarheid.
Denk eraan dat de draairichting van de
banden niet omgedraaid mag worden.
135)
BELANGRIJK
135) De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie
“Q” is 160 km/h; 190 km/h voor
winterbanden met de indicatie “T”
en 210 km/h voor winterbanden
met de indicatie"H". U dient zich
echter altijd aan de
snelheidsbeperkingen in de
wegenverkeerswetgeving te
houden.
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen.
Sneeuwkettingen mogen alleen op de
banden van de voorwielen
(aandrijfwielen) gemonteerd worden.
Het gebruik van sneeuwkettingen
uit het assortiment Lineaccessori Fiat
wordt aanbevolen. Controleer de
spanning van de sneeuwkettingen na
enkele tientallen meters rijden.
42)
BELANGRIJK Bedien het gaspedaal
uiterst voorzichtig als sneeuwkettingen
gemonteerd zijn; voorkom of beperk
het risico op doorslippen van de
aandrijfwielen die breuk van de ketting
en bijgevolg beschadiging van de
carrosserie of de mechanische
onderdelen kunnen veroorzaken.
BELANGRIJK Gebruik voor versies met
225/75 R16 banden, sneeuwkettingen
met een max. dikte van 16 mm.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
195
11-3-2014 16:50 Pagina 195
MOTOR STARTENGa onmiddellijk naar het Fiat
Servicenetwerk als het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel continu blijft
branden.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
Het is raadzaam om de accu door het
Fiat Servicenetwerk te laten
controleren/vervangen.
136)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten:
❒til het kapje A fig. 175 op om de
plusklem van de accu toegankelijk te
maken.
❒verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu’s met
een startkabel;
❒sluit een andere kabel aan op de
minklem (–) van de hulpaccu en
het massapunt zoals aangegeven in
fig. 176;
❒start de motor;
❒verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het dichtstbijzijnde
Fiat Servicepunt.BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of
van een helling af te laten rijden. Op die
manier kan brandstof in de katalysator
terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.
175
F1A0351
176
F1A0352
198
NOODGEVALLEN
11-3-2014 16:50 Pagina 198
❒als het na 10 minuten nog steeds niet
mogelijk is om minstens 3 bar te
krijgen, maak dan de doorzichtige
vulleiding van het ventiel los, neem de
12V-stekker uit en verplaats
vervolgens het voertuig ongeveer 10
meter naar voren, zodat de
afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de
band kan verdelen; pomp de band
vervolgens weer op;
❒als het na deze handeling nog steeds
niet mogelijk is om na 10 minuten
minstens 3 bar te verkrijgen, rijd dan
niet verder omdat de band te ernstig
beschadigd is en de snelle
bandenreparatiekit niet de vereiste
afdichting kan garanderen. Wendt u
zich tot het Fiat-servicenetwerk.
❒als de bandenspanning vermeld in de
paragraaf "Bandenspanning" in het
hoofdstuk "Technische gegevens"
is bereikt, rijd dan onmiddellijk weg;❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer de bandenspanning
opnieuw; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van minstens 3 bar
wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij
draaiende motor en aangetrokken
handrem) vermeld in de paragraaf
"Bandenspanning" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", ga weer
rijden en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde garage van een Fiat
dealer.
ALLEEN VOOR
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN SPANNING
De compressor kan ook worden
gebruikt voor het herstellen van de
spanning.
❒Trek de handrem aan.
❒Draai de ventieldop los, neem de
vulleiding C fig. 195 met de
snelkoppeling uit en sluit hem
rechtstreeks op het ventiel van de
band aan.
❒Steek de stekker in het
dichtstbijzijnde 12V-stopcontact en
start de motor.
❒Draai de schakelaar rechtsom in de
stand herstel bandenspanning.❒Schakel de compressor in door op
de aan/uit schakelaar te drukken.
Pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Bandenspanning" in het
hoofdstuk "Technische gegevens", is
bereikt.
OPMERKING Als de band moet
worden leeggemaakt, druk dan op de
speciale toets B getoond in fig. 196.
Voor een preciezere aflezing wordt
geadviseerd om bij uitgeschakelde
compressor de druk op de drukmeter
te controleren, zonder de schakelaar uit
de reparatiestand te verplaatsen194
F1A0335
195
F1A0185
206
NOODGEVALLEN
11-3-2014 16:50 Pagina 206
154) Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats
aan, om eraan te herinneren dat
de band behandeld is met de
snelle bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Rijd niet harder dan 80 km/h.
Vermijd bruusk accelereren en
remmen.
155) Rijd niet verder als de
bandenspanning onder 3 bar is
gedaald: de snelle
bandenreparatiekit Fix & Go
automatic kan de vereiste
afdichting niet garanderen omdat
de band te ernstig beschadigd
is. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
156) Informeer het servicepunt dat
de band gerepareerd is met de
snelle bandenreparatiekit.
Overhandig de informatiefolder
aan het personeel dat de met de
snelle reparatiekit behandelde
band moet repareren.
157) Als andere banden worden
gebruikt dan de banden die bij het
voertuig geleverd zijn, kan de
reparatie waarschijnlijk niet
mogelijk zijn. Bij vervanging van
de banden is het raadzaam de
door de fabrikant goedgekeurde
banden te monteren. Wendt u zich
tot het Fiat-servicenetwerk.
BELANGRIJK
43) Als de band door vreemde
voorwerpen lek is gelaakt, kan de
kit gebruikt worden voor
beschadigingen in het loopvlak of
de schouder van de band met
een diameter van maximaal 4 mm.
BELANGRIJK
2) Vervang het busje als de
houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken. Laat
het busje en het afdichtmiddel
niet in het milieu achter. Verwerk
het busje en het afdichtmiddel
overeenkomstig de nationale en
plaatselijke voorschriften.
EEN LAMP
VERVANGENALGEMENE INSTRUCTIES
44)158) 159)
❒Als een lamp niet functioneert,
controleer dan of de betreffende
zekering is doorgebrand alvorens de
lamp te vervangen. Om de
zekeringen te vinden wordt verwezen
naar de paragraaf “Zekeringen
vervangen” in dit hoofdstuk.
❒controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
lamp altijd de hoogte van de
lichtbundel van de koplampen;
208
NOODGEVALLEN
11-3-2014 16:50 Pagina 208
BELANGRIJK De binnenkant van de
koplamp kan licht beslagen zijn: dit
duidt niet op een defect, maar wordt
veroorzaakt door een lage temperatuur
en de luchtvochtigheidsgraad. De
condens zal snel verdwijnen wanneer
de koplampen ingeschakeld worden.
De aanwezigheid van druppels in de
koplamp duidt daarentegen op infiltratie
van water. Wendt u zich tot het Fiat
servicenetwerk.
BELANGRIJK
44) Raak alleen het metalen
gedeelte van halogeenlampen
aan. Het aanraken van het
lampglas met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur
van de lamp reduceren. Als het
lampglas per ongeluk toch wordt
aangeraakt, wrijf het dan schoon
met een doekje bevochtigd met
alcohol en laat het vervolgens
drogen.
BELANGRIJK
158) Wijzigingen of reparaties aan
het elektrische systeem die niet
correct zijn uitgevoerd en waarbij
geen rekening wordt gehouden
met de technische
systeemgegevens, kunnen
storingen veroorzaken die tot
brand kunnen leiden.
159) In halogeenlampen bevindt zich
gas onder druk; als ze breken,
kunnen er glassplinters
wegschieten.
209
11-3-2014 16:50 Pagina 209
STADSLICHT/
DAGRIJLICHTEN (LEDS)
Dit zijn led-lampjes. Neem voor het
vervangen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
STADSLICHT/
DAGRIJLICHTEN
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒verwijder het rubberen
beschermdeksel A fig. 201;
❒draai de lamphouder B fig. 202
linksom;
❒verwijder de lamp door hem weg te
trekken en vervang hem;
❒duw voorzichtig op de lamp en draai
hem linksom ("bajonetsluiting") om
hem te verwijderen;❒monteer de lamphouder B door hem
rechtsom te draaien en controleer of
hij goed vastzit.
❒monteer het beschermdeksel A fig.
201.
GROOTLICHTGa als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒verwijder het rubberen
beschermdeksel C fig. 201;
❒maak de lamphouder A fig. 203 uit
de clips opzij B los en verwijder
hem;
❒maak de stekker los;
❒monteer de nieuwe lamp, waarbij het
profiel van het metalen gedeelte in de
uitsparing in de reflector moet vallen;
oefen druk uit om de lamp aan de
clips opzij te bevestigen;
❒sluit de stekker weer aan;
❒monteer het rubberen
beschermdeksel C fig. 201.
DIMLICHT
Met gloeilampen201
F1A0314
202
F1A0386
203
F1A0315
204
F1A0316
213
11-3-2014 16:50 Pagina 213
Zekeringenkast in rechter stijl in
interieur
(voor bepaalde versies/markten)
Verwijder het beschermdeksel fig. 227
voor toegang tot de zekeringenkast
fig. 226.
BELANGRIJK
45) Vervang een doorgebrande
zekering nooit door metalen
draden of ander materiaal.
BELANGRIJK
160) Vervang een zekering nooit
door een exemplaar met een
hogere stroomsterkte (ampère);
BRANDGEVAAR. Als een
hoofdzekering (MEGA-FUSE,
MIDIFUSE) doorbrandt, neem dan
contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
161) Alvorens een zekering te
vervangen, moet men controleren
of de contactsleutel uit het slot
is genomen en of alle
stroomverbruikers uit staan en/of
zijn uitgeschakeld.
162) Als de zekering opnieuw
doorbrandt, neem dan contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
163) Als een hoofdzekering voor
veiligheidssystemen
(airbagsysteem, remsysteem),
motorsystemen (motorsysteem,
transmissiesysteem) of de
stuurinrichting doorbrandt, neem
dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
226
F1A0217
227
F1A0218
221
11-3-2014 16:50 Pagina 221