❒zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat
niet haperend werkt;
❒vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook steeds als de
gordelspanners werden geactiveerd.
❒Gebruik water en neutrale zeep
om de gordels met de hand te
wassen. Spoel de gordels en laat ze
in de schaduw drogen. Gebruik
nooit agressieve reinigingsmiddelen,
bleekmiddel, verf of andere stoffen
die het weefsel van de gordel kunnen
aantasten;
❒zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen gegarandeerd
als ze droog blijven;
❒vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
98) De gordelspanner kan slechts
één maal gebruikt worden. Nadat
ze in werking zijn getreden
moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen
worden.
99) Zorg dat de gordelband nooit
gedraaid is. Het bovenste
gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst
liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over het
bekken (zoals aangegeven in fig.
153) en dus niet over de buik
liggen. Steek nooit voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.)
tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
152
F1A0148
153
F1A0149
154
F1A0150
157
11-3-2014 16:50 Pagina 157
100) Voor optimale bescherming
moet de rugleuning rechtop gezet
worden, moet men goed tegen
de rugleuning aanzitten en moet
de gordel goed aansluiten op
de borst en het bekken. Draag
altijd veiligheidsgordels, zowel
voor- als achterin! Rijden zonder
veiligheidsgordels doet bij ongeval
het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan
zelfs de dood tot gevolg hebben.
101) Het demonteren of aanpassen
van onderdelen van de
veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste
verboden. Werkzaamheden aan
deze onderdelen moeten worden
uitgevoerd door gekwalificeerd en
erkend personeel. Wend u altijd
tot het Fiat Servicenetwerk.
102) Nadat een gordel aan een
zware belasting is blootgesteld
(bijvoorbeeld bij een ongeval),
moet de gordel compleet met de
verankeringen,
bevestigingsbouten en de
gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade
is, kan de gordel toch verzwakt
zijn.103) Elke gordel kan slechts een
enkele persoon beschermen.
Vervoer nooit kinderen op
de schoot van inzittenden met één
veiligheidsgordel voor beiden fig.
154. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam
van een inzittende.
BELANGRIJK
25) Werkzaamheden die leiden tot
stoten, trillingen of plaatselijke
verhittingen in de zone rond de
gordelspanner (hoger dan 100°C
gedurende ten hoogste zes uur)
kunnen de gordelspanners
beschadigen of onbedoeld in
werking doen treden. Neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze
componenten.
KINDEREN VEILIG
VERVOERENOm een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle passagiers zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen.
Dit geldt des te meer voor kinderen.
Dit is een wettelijke verplichting in alle
EU-landen, conform de Europese
richtlijn 2003/20/EC.
Vergeleken met volwassen is het hoofd
van kleine kinderen in verhouding met
de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en
de botstructuur van kinderen zijn nog
niet volledig ontwikkeld. Kinderen
moeten daarom met geschikte
beveiligingssystemen worden
beschermd die verschillen van de
veiligheidsgordels voor volwassenen.
De onderzoeksresultaten naar de beste
bescherming van kinderen zijn
opgenomen in de Europese
verordening ECE-R44. Deze
verordening bepaalt het verplichte
gebruik van kinderzitjes en verdeelt
deze in vijf groepen:
158
VEILIGHEID
11-3-2014 16:50 Pagina 158
172
VEILIGHEID
11-3-2014 16:50 Pagina 172
Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.164
F1A0374
Wanneer de passagiersairbags (front-
en zijairbags, voor bepaalde versies/
markten) weer worden ingeschakeld,
dooft de led.
Wanneer het voertuig wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt de led
circa 8 seconden, als ten minste 5
seconden na de vorige uitschakeling
zijn verstreken. Als dit niet het geval is,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Als het voertuig binnen 5 seconden
opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan
de led gedoofd blijven. Controleer in dit
geval de correcte ledwerking, schakel
het voertuig uit, wacht minstens 5
seconden en schakel weer in.
Tijdens de eerste 8 seconden geeft het
branden van de led niet de werkelijke
toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
heeft alleen tot doel om de correcte
werking ervan te controleren.Ook in landen waarin de
uitschakelfunctie van de
passagiersbescherming niet geboden
wordt, wordt de test van de led
uitgevoerd, welke minder dan een
seconde gaat branden wanneer de
sleutel naar MAR wordt gedraaid, en
vervolgens weer dooft. De led naast het symbool
fig. 164
op het dashboard geeft de toestand
van de passagiersbescherming aan. Als
de led niet brandt, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
BELANGRIJK De frontairbags en/of
zijairbags kunnen geactiveerd worden
bij krachtige stoten aan de onderzijde
van de carrosserie (bijv. heftige botsing
tegen drempels of stoepranden, grote
gaten of verzakkingen in het wegdek
etc.).
BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd
wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk
en duidt niet op het begin van een
brand. Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig met een fijn poederlaagje
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.
BELANGRIJK Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.Als het voertuig wordt gesloopt, moet
men het airbagsysteem onwerkzaam
laten maken door het Fiat
Servicenetwerk. Bij verkoop van het
voertuig moet de nieuwe eigenaar op
de hoogte worden gebracht van de
gebruiksaanwijzing van de airbags en
bovengenoemde waarschuwingen,
en moet dit "Instructieboek" aan de
nieuwe eigenaar worden overhandigd.
BELANGRIJK Gordelspanners, front-
en zijairbags worden op verschillende
manieren geactiveerd, afhankelijk van
het type botsing. Als een of meerdere
van deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
BELANGRIJK
112) Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het
gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens
het opblazen te voorkomen.
113) Steek nooit het hoofd, de armen
of ellebogen uit het raam.114) Als de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid en het lampje
gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden (samen
met het bericht op het display,
voor bepaalde versies/markten),
dan is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat
geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen,
op verkeerde wijze geactiveerd
worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het
Fiat Servicenetwerk.
115) Bedek bij auto's met zijairbags
de rugleuning van de voor- en
achterstoelen niet met extra
hoezen.
116) Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en houd
niets in de mond (pijp, pen, etc.).
Dit kan ernstig letsel veroorzaken
als de airbag in werking treedt.
117) Rijd altijd met de handen op de
stuurwielrand zodat de airbag
indien nodig ongehinderd
opgeblazen kan worden. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam.
Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
176
VEILIGHEID
11-3-2014 16:50 Pagina 176
118) Wanneer de contactsleutel is
ingebracht en naar de stand MAR
is gedraaid, kunnen de airbags
ook geactiveerd worden als de
stilstaande auto door een andere
auto wordt aangereden, ook al
is de motor afgezet. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat
de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een
botsing de airbag wordt
opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood
van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd
uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het
dashboard. Schakel de
passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is
verwijderd. Onthoud tevens dat
als de sleutel in de stand STOP
staat, bij een ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerdwordt. In dat geval duidt de
uitgebleven activering niet op een
storing van het systeem.
119) Laat bij diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of
overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
120) Wanneer de contactsleutel naar
MAR wordt gedraaid, gaat de led
op de knop
op het dashboard
enkele seconden knipperen (het
aantal seconden kan van het land
afhangen) om de correcte werking
van de led op de knop te
controleren.
121) Reinig de stoelen niet met
water of stoom onder druk (met
de hand of in een automatisch
wasstation voor stoelen)
122) De frontairbags hebben een
hogere activeringsdrempel dan de
gordelspanners. Bij aanrijdingen
die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in
werking.
123) Hang geen harde voorwerpen
aan de kledinghaken of de
steunhandgrepen.124) De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt
hun doeltreffendheid Omdat de
frontairbags niet worden
ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden,
zijdelingse botsingen, botsingen
achterop en over de kop slaan,
worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die
dus altijd gedragen moeten
worden.
177
11-3-2014 16:50 Pagina 177
MOTOR STARTENHet voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie de
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
in "Kennismaking met de auto" als
de motor niet start.
26) 27)125)
DE MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR: de
waarschuwingslampjes
en
op het instrumentenpaneel gaan
branden;
❒wacht tot de waarschuwingslampjesen
doven. Hoe warmer de
motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV
zodra het waarschuwingslampje
dooft. Als te lang wordt
gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het waarschuwingslampje
blijft branden, draai dan de sleutel
naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft
branden, probeer dan met de andere
sleutels die bij het voertuig zijn geleverd.
BELANGRIJK Ga onmiddellijk naar het
Fiat Servicenetwerk als het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel vast blijft branden.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
nooit in de MAR stand bij afgezette
motor.
28)
GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
❒verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
29) 30)
DE MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
31) 32)
BELANGRIJK
26) Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale
prestaties van het voertuig te
eisen (bijv. snel accelereren, lange
afstanden op topsnelheid,
krachtig remmen etc.).
27) Laat de contactsleutel nooit in
de stand MAR staan als de motor
is afgezet, om te voorkomen dat
de accu leeg raakt door onnodig
stroomverbruik.
180
STARTEN EN RIJDEN
11-3-2014 16:50 Pagina 180
28) Als het waarschuwingslampje
na het starten of tijdens
langdurig "aanzwengelen" 1
minuut knippert, duidt dit op een
defect van de voorgloeibougies.
Als de motor start kan het
voertuig zoals gewoonlijk gebruikt
worden, maar moet zo snel
mogelijk contact worden
opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
29) Onthoud dat de
rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor niet
is gestart; om die reden is meer
kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en
het stuur.
30) Probeer de motor nooit te
starten door het voertuig te
duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Op die
manier kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die
hierdoor onherstelbaar
beschadigd wordt.
31) Even snel gas geven voordat de
motor wordt uitgezet heeft geen
enkel nut, verspilt brandstof en is,
vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.32) In sommige gevallen kan,
wanneer de motor wordt afgezet,
de elektrische ventilator nog
maximaal 120 seconden blijven
werken.
BELANGRIJK
125) Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten
draaien. De motor verbruikt
zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
PARKERENGa als volgt te werk:
❒zet de motor af en trek de handrem
aan;
❒schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto omhoog is
geparkeerd, de achteruit als de auto
omlaag is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
Als het voertuig op een steile helling
wordt geparkeerd, is het tevens
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Laat de sleutel niet in het contactslot
om te voorkomen dat de accu leeg
raakt. Verwijder altijd de contactsleutel
als de auto wordt verlaten.
126)
HANDREM
De handrem bevindt zich links van de
bestuurdersstoel fig. 168. Trek de
hendel omhoog om de handrem in te
schakelen en ervoor te zorgen dat
het voertuig niet beweegt.
BELANGRIJK Ga na of het aantal
klikken van de handrem voldoende zijn
om stilstand van het voertuig te
garanderen, vooral op steile hellingen
en met volle belading.
181
11-3-2014 16:50 Pagina 181
BELANGRIJK Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk om de handrem
te laten afstellen als dit niet het geval
is. Als de slag van de hendel langer
mocht worden, moet contact worden
opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
Bij aangetrokken handrem en
contactsleutel in de stand MAR, gaat
het waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel branden.
Ga als volgt te werk om de handrem uit
te schakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk
op de ontgrendelknop A;
❒houd de knop A ingedrukt en laat de
hendel zakken.
Het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat uit.Trap het rempedaal in terwijl de
handrem wordt uitgeschakeld om te
voorkomen dat het voertuig
onverwachts beweegt.
33)
BELANGRIJK Trek de handrem alleen
aan als het voertuig stilstaat. Wanneer
het voertuig in beweging is, mag de
handrem alleen worden aangetrokken
in geval van een storing in het
hydraulische systeem. Wanneer de
handrem op uitzonderlijke wijze tijdens
het rijden toch moet worden
aangetrokken, is het raadzaam hem
voorzichtig aan te trekken om het
blokkeren van de achterwielen en het
doorslippen van het voertuig te
voorkomen.
BELANGRIJK
126) Laat nooit kinderen zonder
toezicht in het voertuig achter.
Verwijder altijd de contactsleutel
als het voertuig wordt verlaten
en neem deze mee.
BELANGRIJK
33) Indien het voertuig is uitgerust
met zelfnivellerende luchtvering,
moet altijd gecontroleerd worden
of er voldoende ruimte boven
het dak en rond het voertuig
aanwezig is wanneer er
geparkeerd wordt. Het voertuig
zou namelijk automatisch omhoog
(of omlaag) kunnen komen,
afhankelijk van de veranderingen
in belading of temperatuur.
168
F1A0162
182
STARTEN EN RIJDEN
11-3-2014 16:50 Pagina 182