52
Selecteren van de functie - ON
Selecteer ON
om de
functie in te schakelen.
Dit wordt bevestigd door
een melding op dit display
(volgens uitvoering).
Instellen van een snelheid
Breng uw auto met het gaspedaal op de
gewenste snelheid (4e of 5e versnelling
ingeschakeld).
Beweeg de hendel ongeveer één seconde
omhoog (+) om de snelheid op te slaan.
Laat het gaspedaal geleidelijk los.
De snelheid wordt nu door de auto
gehandhaafd.
Uitschakelen van de functie
Trap het rem- of koppelingspedaal in
of draai de knop in de stand OFF
, het
pictogram verdwijnt.
Bij een ingreep van het ESP- of het
ASR-systeem wordt de snelheidsregelaar
tijdelijk uitgeschakeld.
- de snelheid in stappen verhogen door
de toets steeds kort in te drukken of de
snelheid geleidelijk verhogen door de
schakelaar omhoog te houden (+),
Tijdelijke overschrijding van de
snelheid
Het blijft altijd mogelijk om als de
snelheidsregelaar is ingeschakeld de
ingestelde snelheid te overschrijden door
het gaspedaal in te trappen (bijv. voor het
inhalen van een auto).
- de snelheid geleidelijk verlagen door de
schakelaar omlaag te houden (-).
Hervatten - RES
Verhoog of verlaag de
wagensnelheid geleidelijk naar
de eerder ingestelde snelheid
en druk op RES
om deze weer aan te
nemen (nadat bijvoorbeeld het rem- of
koppelingspedaal is ingetrapt).
Het pictogram gaat branden, de
snelheidsregelaar is weer ingeschakeld.
Ingestelde snelheid wijzigen tijdensde werking van de snelheidsregelaar
U kunt:
Stuurkolomschakelaars
58
Ventilatie
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING -
CENTRALE REGELING
Het bedieningspaneel van de automatische
airconditioning (volgens uitvoering) bevindt
zich op de middenconsole. Het systeem
onderscheidt zich door het display.
Stand AUTO
Inschakelen van de stand FULL
AUTO
: druk op de schakelaar
AUTO
om alle functies van het
systeem in te schakelen. Dit wordt
bevestigd door de weergave van
FULL AUTO
. Dit is de normale gebruiksstand
van de automatische airconditioning.
Stel met de draaiknop om de toets AUTO de
temperatuur naar wens in tussen:
- HI (High tot ≈ 32) en
- LO (Low tot ≈ 16).
Het systeem regelt aan de hand van de
temperatuurinstelling de luchtverdeling, de
luchtopbrengst en de luchttoevoer om het
comfort en de luchtcirculatie in het interieur
optimaal te houden. U hoeft het systeem niet meer zelf bij te
regelen.
Weergave van de instellingen van de
automatische airconditioning op het display.
Bij draaiende motor en ingeschakelde
airconditioning worden dit symbool en
de melding FULL AUTO
weergegeven
op het display.
De overige aanduidingen zijn afhankelijk van
de instellingen van de gebruiker.
Instelbare stand AUTO
Als de stand AUTO
is geselecteerd,
kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd: luchtverdeling,
luchtopbrengst, airconditioning en
luchttoevoer/luchtrecirculatie.
Op het display wordt in plaats van de
melding FULL AUTO
de melding AUTO
weergegeven.
Druk nogmaals op deze toets om terug te
keren naar de volautomatische werking. Op
het bedieningspaneel verschijnt in plaats
van de melding AUTO
de melding FULL
AUTO
.
Als na het handmatig instellen het systeem
de ingestelde temperatuur niet kan
vasthouden, zal de melding AUTO
knipperen
en vervolgens verdwijnen. Druk op AUTO
om terug te keren naar de automatische
regeling.
Airconditioning onderbreken
Druk op deze toets om de
werking van de airconditioning te
onderbreken. De sneeuwvlok op
het display verdwijnt.
Volledig uitschakelen
Druk op deze schakelaar om het
systeem uit te schakelen. Het
verklikkerlampje en het display
worden uitgeschakeld.
62
Ventilatie
PROGRAMMEERBARE
STANDKACHEL
De programmeerbare standkachel (volgens
uitvoering) zorgt voor een geleidelijke
voorverwarming van het koelcircuit, zodat de
motor beter op temperatuur is bij het starten. Met behulp van de tijdschakelaar kunt u
het gewenste inschakeltijdstip kiezen. Het
systeem zorgt ervoor dat het interieur sneller
wordt opgewarmd. Pictogram verwarmingscyclus
Digitale programmering
Het bedieningspaneel van de standkachel
bevindt zich links onder op het dashboard. Verlichting display
Weergave nummer
geselecteerd programma
Toets weergave tijd
Toetsen instellen tijd
Selectie opgeslagen programma
Toets voor direct inschakelen
verwarming
Pictogram instellen en
weergave tijd
63
3
ERGONOMIE EN COMFOR
T
Ventilatie
Instellen van de tijdschakelaar
Zet voordat u de standkachel programmeert
de klok van de tijdschakelaar gelijk.
Direct inschakelen van de standkachel
Controleer voor het inschakelen van de
standkachel of:
- de knop van de temperatuurregeling in
de stand "warme lucht" (rood) staat.
- de knop van de luchtopbrengstregeling
in de stand 2 staat. Dit symbool of de eerder ingestelde tijd
en het voorkeuzenummer (bijv. 1) worden
gedurende 10 seconden weergegeven.
Opmerking: druk om de overige
voorkeuze-instellingen weer te geven
binnen 10 seconden herhaaldelijk op de
toets SET. Druk op deze toets.
Het display wordt verlicht en het
pictogram verschijnt.
Druk binnen 10 seconden op een van de
twee toetsen voor het instellen van de tijd
tot de juiste tijd wordt weergegeven.
Druk op ">" om de klok vooruit te
zetten of op "<" om de klok terug
te zetten.
Druk lang op de toets om de klok
sneller vooruit of terug te zetten.
Weergeven van de tijd
Druk op deze toets.
Het pictogram verschijnt
en gedurende ongeveer
10 seconden wordt de tijd
weergegeven. Druk op deze toets.
Het display wordt verlicht en het
pictogram verwarmingscyclus
verschijnt en wordt weergegeven
zolang de standkachel in werking is.
Uitgestelde inschakeling van de
standkachel
Het inschakelen van de standkachel kan
tussen 1 minuut en 24 uur van tevoren
geprogrammeerd worden.
U kunt drie verschillende tijdschakelingen
opslaan en een uitgestelde inschakeling
programmeren.
Opmerking: wanneer u de standkachel
dagelijks op dezelfde tijd wilt inschakelen,
hoeft u alleen de opgeslagen tijdschakeling
elke dag opnieuw te programmeren.
Druk op deze toets om het
display te verlichten. Druk binnen 10 seconden op de
twee toetsen voor het instellen
van de tijd om de inschakeltijd in
te stellen.
De programmering wordt
opgeslagen als de inschakeltijd
en het voorkeuzenummer (bijv. 1)
verdwijnen en de verlichting van
het display wordt uitgeschakeld.
Ventilatie
Annuleren van de programmering
Druk kort op deze toets om een
geprogrammeerde inschakeltijd
te wissen.
De verlichting van het
display wordt uitgeschakeld en het
voorkeuzenummer (bijv. 1) verdwijnt.
Gebruiksvoorschrift
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen de standkachel nooit in
afgesloten ruimten zoals een garage of
werkplaats zonder afzuiginstallatie.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in
de tank aanwezig is.
Schakel de standkachel bij het tanken
altijd uit om brand- en explosiegevaar te
voorkomen.
Parkeer om brandgevaar te voorkomen de
auto niet op een brandbare ondergrond
(dor gras, dode bladeren, papier...).
De temperatuur rondom de standkachel
mag niet hoger zijn dan 120°C. Een hogere
temperatuur (bijv. in een oven van een
spuiterij) kan het elektrische circuit van de
auto beschadigen.
De standkachel is voorzien van een
thermische beveiliging die in het geval
van oververhitting als gevolg van een
gebrek aan koelvloeistof de verbranding
onderbreekt. Vul in dat geval koelvloeistof
bij en druk op de programmaselectieknop
alvorens de verwarming in te schakelen. Laat de standkachel ten minste 1 keer
per jaar aan het einde van de herfst
controleren. Onderhoud en reparaties
aan het systeem mogen alleen worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk.
Gebruik uitsluitend originele
vervangingsonderdelen.
Oproepen van een
programmering
Druk herhaaldelijk op deze toets
tot het voorkeuzenummer (bijv. 2)
van de gewenste inschakeltijd
verschijnt.
Na 10 seconden verdwijnt de tijd van het
display, dat echter blijft branden en het
voorkeuzenummer (bijv. 2) blijft weergeven.
Uitschakelen van de standkachel
Druk op deze toets.
Het pictogram verwarmingscyclus
verdwijnt en de verlichting van
het display gaat uit.
Twee verschillende functies
De standkachel is een afzonderlijk systeem
dat geprogrammeerd kan worden. Voordat
het interieur wordt opgewarmd, verwarmt
de standkachel geleidelijk de motor om
het starten te vergemakkelijken. Het
opwarmen van interieur en het ontdooien en
ontwasemen van de ruiten kan vervolgens
sneller plaatsvinden.
De extra verwarming is een systeem dat
een aanvulling is op de standaarduitrusting.
Het systeem kan onafhankelijk van de motor
werken. Het inschakelen van de verwarming
kan worden geprogrammeerd.
80
Mode
MODE
Confi
guratie - persoonlijke
instellingen
Het bedieningspaneel aan de linkerzijde
van het stuurwiel (volgens uitvoering)
biedt u toegang tot de menu’s waarin u de
persoonlijke instellingen van de uitrusting
van de auto kunt wijzigen.
U kunt kiezen uit zeven talen: Italiaans,
Engels, Duits, Frans, Spaans, Portugees en
Nederlands.
Om veiligheidsredenen kunnen sommige
menu’s uitsluitend worden weergegeven bij
afgezet contact.
Display 1 van het instrumentenpaneel
Als uw auto hiermee is uitgerust, heeft u
toegang tot de menu’s 1 (Speed), 4 (Hour),
8 (Unit), 10 (Buzz), 13 (Bag P) en 14.
- omhoog te scrollen in een menu,
- een waarde te verhogen.
- omlaag te scrollen in een menu,
- een waarde te verlagen.
Display 2 van het instrumentenpaneel
Als uw auto hiermee is uitgerust, heeft u
toegang tot alle menu’s.
Druk op de toets MODE om:
- menu’s en submenu’s weer te
geven,
- een geselecteerde optie in een
menu te bevestigen,
- menu’s te verlaten.
Houd de toets ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm.
Druk op deze toets om:
Druk op deze toets om:
83
4
TECHNOLOGIE AAN BOOR
D
Parkeerhulp
PARKEERHULP ACHTER MET GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem (volgens uitvoering) bestaat uit
vier parkeersensoren die zijn aangebracht in
de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten
die zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer
de auto te dicht genaderd is.
Inschakelen van de achteruitversnelling
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
Uitschakelen van de parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Storing in de werking
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Indien uw auto is
voorzien van dit display,
verschijnt een melding.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
86
Luchtvering
LUCHTVERING
Als uw auto is voorzien van luchtvering,
kunt u de hoogte van de wagenhoogte
achter wijzigen om het in- en uitladen te
vergemakkelijken.
Het bedieningspaneel bevindt zich op het
dashboard.
Naast de standaard wagenhoogte beschikt u
over 6 standen, omhoog (van +1 tot +3) en
omlaag (van -1 tot -3). De ingestelde stand
wordt aangegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Handmatig wijzigen van de
wagenhoogte achter
Wagenhoogte achter
omhoog
Druk snel op de schakelaar om
een hogere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verhoogd: +1 tot +3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de hoogste stand geselecteerd (+3).
Wagenhoogte achter
omlaag
Druk snel op de schakelaar om
een lagere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verlaagd: -1 tot -3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de laagste stand geselecteerd (-3).