VII
!
106
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
Airbag aan
passagierszijde OFF
Raadpleeg de voorschriften op de
sticker die zich aan beide zijden van
de zonneklep aan passagierszijde
bevindt.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voor-
stoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
VII
110
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht ach-
ter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een
auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon
staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van
de kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorko-
men dat de portieren per ongeluk ge-
opend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten niet
verder dan voor 1/3 deel geopend wor-
den.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.
De onjuiste bevestiging van een kin-
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar in geval van een bot-
sing.
Wanneer u een kinderzitje met de
veiligheidsgordel in de auto instal-
leert, let er dan wel op dat de gordel
goed gespannen is; het zitje moet
namelijk strak aan de autostoel zijn
bevestigd.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt
.
Zorg er voor een optimale beves-
tiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de
rugleuning van het zitje tegen de
rugleuning van de stoel van de auto
aandrukt en dat de hoofdsteun geen
belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig
op om te voorkomen dat de hoofd-
steun door de auto vliegt bij krachtig
afremmen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting
op de passagiersstoel voor worden
vervoerd, behalve als de achterzit-
plaatsen al bezet zijn door andere
kinderen of als de achterbank niet
bruikbaar, neergeklapt of verwijderd
is.
Schakel de airbag aan passagiers-
zijde * uit zodra een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voor-
stoel wordt geplaatst. Het kind kan
anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
*
Volgens land van bestemming en
de wetgeving in uw land.
VIII
121
VEILIGHEID
Alvorens te gaan rijden dient de be-
stuurder te controleren of alle pas-
sagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tij-
dens het rijden hun veiligheidsgor-
del dragen, ook al betreft het een
korte rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan
de lichaamsbouw van de gebruiker.
De gordel wordt automatisch opge-
rold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
De heupgordel moet zo laag moge-
lijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien
van een automatische blokkeerin-
richting die in werking treedt bij een
aanrijding, een noodstop of het over
de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door
stevig aan de riem te trekken en
deze weer los te laten, zodat de riem
weer een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam
te worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende be-
weging naar voren worden ge-
trokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan
één persoon worden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen
of rafels vertonen,
- mag er om te voorkomen dat de
gordel niet goed werkt, niets aan
worden gewijzigd.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
Vanwege de wettelijke veiligheids-
voorschriften moeten werkzaamhe-
den en controles aan de veiligheids-
gordels worden uitgevoerd door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats, die tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaam-
heden volgens de voorschriften uit-
voert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats, vooral als de
gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmid-
del voor textiel, verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de ach-
terbank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding
, vóór en onafhan-
kelijk van de airbags afgaan. Het ac-
tiveren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook
en een knal, als gevolg van de acti-
vering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikker-
lampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
VIII
122
VEILIGHEID
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de veiligheid van de inzittenden (uitge-
zonderd de middelste passagier ach-
ter) te verhogen bij ernstige aanrijdin-
gen. Ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren
registreren in dat geval de frontale en
zijdelingse aanrijdingen waaraan de
registratiezones voor een aanrijding
worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden
de airbags onmiddellijk opgebla-
zen en beschermen de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de mid-
delste passagier achter). Direct na
de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of
een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarbij de auto
over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgor-
dels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts een-
maal. Als er een tweede aanrijding
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of
een volgend ongeval), werken de
airbags niet meer.
Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór
B.
Impactzone opzij Het activeren van de airbags gaat
gepaard met onschadelijke rook-
vorming en een knal, als gevolg
van de activering van de pyrotech-
nische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar
kan voor personen die hier gevoe-
lig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt ge-
produceerd, kan het gehoor gedu-
rende een korte periode enigszins
verminderen.
VIII
123
VEILIGHEID
Frontairbags
De frontairbags beschermen bij een
frontale aanrijding de bestuurder en
voorpassagier om kans op letsel aan
hoofd en borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïnte-
greerd in het stuurwiel en de passa-
giersairbag in het dashboard boven
het dashboardkastje.
Activering
De beide airbags treden gelijktij-
dig in werking - behalve wanneer
de frontairbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld - bij een krachtige
frontale aanrijding binnen de zone
voor frontale aanrijdingen ( A
), en
volgen de hartlijn van de auto in het
horizontale vlak naar de achterzijde
van de auto.
De frontairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende voorin de auto
en het dashboard, om de inzittende
op te vangen bij het naar voren be-
wegen.
Uitschakelen
Dit controlelampje brandt op
het display van de dakcon-
sole bij aangezet contact,
zolang de airbag is uitge-
schakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voor-
stoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,
zet dan de schakelaar 1
weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
Storing
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel
wordt weergegeven in combi-
natie met een geluidssignaal
en een melding, laat het systeem dan
controleren door het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
De kans bestaat dat de airbags bij een
zware aanrijding niet afgaan.
U kunt alleen de frontairbag aan pas-
sagierszijde uitschakelen:
)
zet het contact af
, steek de sleutel in
de schakelaar voor uitschakelen van
de airbag aan passagierszijde 1
,
)
draai deze in de stand "OFF"
,
)
verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats als dit
controlelampje knippert.
Plaats geen kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de voorstoel als
de twee controlelampjes van de air-
bags permanent blijven branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
VIII
124
VEILIGHEID
Zijairbags *
De zijairbags beschermen de be-
stuurder en voorpassagier bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om
de kans op borstletsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
Activering
De zijairbags worden bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen
(een gedeelte van) de impactzone
aan de zijkant ( B
) aan de desbetref-
fende zijde opgeblazen. Dit gebeurt
loodrecht op de lengteas van de
auto, vanaf de buitenzijde.
De zijairbag wordt opgeblazen tus-
sen de inzittende vóór en het desbe-
treffende portierpaneel.
Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór
B.
Impactzone opzij
Hoofdairbags *
De hoofdairbags beschermen de
bestuurder en passagiers (uitgezon-
derd de middelste passagier achter)
bij een ernstige zijdelingse aanrij-
ding, om de kans op hoofdletsel te
verkleinen.
De hoofdairbags zijn aangebracht in
de stijlen en het bovenste gedeelte
van het interieur.
Activering
De hoofdairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige
aanrijding van opzij binnen (een ge-
deelte van) de impactzone aan de
zijkant ( B
). Dit gebeurt loodrecht op
de lengteas van de auto, vanaf de
buitenzijde richting de binnenzijde
van de auto.
De hoofdairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór of achter
in de auto en de ruiten.
Storing Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan het
zijn dat de airbag niet wordt geac-
tiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de
airbag niet geactiveerd.
*
Volgens land van bestemming. Als dit pictogram op het dis-
play van het instrumentenpa-
neel wordt weergegeven in
combinatie met een geluids-
signaal en een melding, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De kans
bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
VIII
125
VEILIGHEID
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de
airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal
van uw auto de airbagsystemen
controleren.
Werkzaamheden aan airbagsyste-
men mogen uitsluitend door het
CITROËN-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats worden uit-
gevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de
borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt
namelijk zeer snel opgeblazen (bin-
nen enkele milliseconden) en loopt
vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor
bestemde openingen naar buiten
stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander
letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen, die in combinatie met actieve
zijairbags gebruikt kunnen worden.
Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u
zich wenden tot het CITROËN-net-
werk (zie hoofdstuk "Praktische in-
formatie - § Accessoires").
Bevestig nooit iets aan de rugleu-
ning van de stoelen (kleding...): dit
zou bij het afgaan van de airbags
kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de windowairbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen
van het dak (indien aanwezig); deze
maken deel uit van de bevestiging
van de windowairbags.
XI
193
PRAKTISCHE INFORMATIE
ZEKERINGKAST C
Zekeringnr.
Stroomsterkte
Functie
F1
15 A
Achterruitenwisser (Tourer)
F2
30 A
Relais vergrendeling en supervergrendeling
F3
5 A
Airbags
F4
10 A
Automatische versnellingsbak - Module extra verwarming (Diesel) - Elektrochrome spiegels
F5
30 A
Ruitbediening voor - Open dak - Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel
aan passagierszijde
F6
30 A
Ruitbediening achter
F7
5 A
Verlichting make-upspiegel - Verlichting dashboardkastje - Plafonniers - Zaklamp (Tourer)
F8
20 A
Autoradio - CD-wisselaar - Bedieningstoetsen op het stuurwiel - Display -
Bandenspanningcontrole - Computer elektrisch bediende achterklep
F9
30 A
Aansteker - 12V-aansluiting vóór
F10
15 A
Alarm - Bediening op het stuurwiel, verlichting en ruitenwissers
F11
15 A
Contactslot met circuit lage stroomsterkte
F12
15 A
Elektrisch bediende bestuurdersstoel - Instrumentenpaneel - Waarschuwingslampjes
niet-vastgemaakte autogordels - Bediening airconditioning
F13
5 A
BSM - Onderbrekingsrelais pomp hydraulische vering - Voeding van de airbagcomputer
F14
15 A
Regen-/lichtsterktesensor - Parkeerhulp - Elektrisch bediende passagiersstoel -
Aanhangermodule - Computer hifi -versterker - Handsfree kit - Lane departure warning
System
F15
30 A
Relais vergrendeling en supervergrendeling
F17
40 A
Achterruitverwarming - Verwarmde buitenspiegels
FSH
SHUNT
TRANSPORT- EN OPSLAGSHUNT