Inleiding135de kant en bedien het
infotainment-systeem terwijl u stil‐ staat.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kunnen
gesis, geruis, signaalvervorming of
signaaluitval optreden door:
■ wijzigingen in de afstand tot de zen‐
der,
■ ontvangst van meerdere signalen tegelijk door reflecties,
■ obstakels.
Antidiefstalfunctie
Het Infotainmentsysteem is uitgerust met een elektronisch beveiligingssys‐
teem als diefstalalarm.
Het Infotainmentsysteem functio‐
neert daarom alleen in uw auto en is
waardeloos voor een dief.
Inleiding137
1RDS .................................... 149
Programmanaam of
zendfrequentie van de
zender weergeven ..............149
Zenderlijst actualiseren .......146
2 AS....................................... 148
Activeren/deactiveren van
het AS-niveau .....................148
Automatische
zenderopslag ...................... 148
3 TP....................................... 149
Verkeersinformatie ..............149
4 REG .................................... 149
Regionaal programma in-/
uitschakelen ........................ 149
5 TUNER ................................ 146
Schakelen tussen FM, AM en DAB (indien
beschikbaar) ....................... 146
6 SOUND ............................... 142
Klankinstellingen
configureren ........................ 1427oe -knop ....................... 139
Indrukken: Schakelaar: In‐ fotainmentsysteem in-/
uitschakelen ........................ 139
Draaien: Volume
aanpassen .......................... 139
8 MEDIA ................................. 155
CD/MP3-modus ..................155
Cd/MP3-informatie
weergeven .......................... 155
Activeren/deactiveren
random ................................ 155
AUX-ingang: Audiobron
overschakelen naar de
externe ingang ....................146
9 INSTELLINGEN ..................143
Audio-instellingen ...............143
Systeeminstellingen ............139
Selectie bevestigen of
vooruitbladeren in het
instelmenu ........................... 13910 1...9 ..................................... 146
Zendertoetsen .....................146
11 n....................................... 146
Radio: In het
zendergeheugen
vooruitbladeren,
handmatige en
automatische
zenderzoekfunctie ...............146
Cd/MP3: volgende
nummer, snel vooruit ..........155
Waarden in het menu
wijzigen ............................... 139
12 Audio/MP3-CD-lade ............155
13 m....................................... 142
Radio: In het
zendergeheugen
terugbladeren,
handmatige en
automatische
zenderzoekfunctie ...............146
138Inleiding
Cd/MP3: vorige nummer,
snel terugspoelen ...............155
Waarden in het menu
wijzigen ............................... 139
14 j......................................... 155
Cd uitwerpen ....................... 155Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel
1 Draaischijf ........................... 139
Draaien: (drievoudige
infodisplay): handmatig
zenders zoeken ..................139
Draaien: GID (grafische
infodisplay): vorige/
volgende invoer van de
reiscomputer, handmatig
zenders zoeken (in
combinatie met een
tripcomputer is er geen
radiofunctie als u aan de
draaischijf draait) ................. 139
Druk: TID: zonder functie ....139
Druk: GID: tripcomputer
oproepen/opnieuw
instellen, een invoer van
de tripcomputer selecteren . 139
2 q-toets ............................... 146
Radio: Volgende
opgeslagen zender .............146
CD: de CD-weergave
starten ................................. 155
MP3: volgende album .........155
3 p-toets .............................. 155
Overschakelen tussen
radio/CD/MP3 en AUX-
modus ................................. 155
Inleiding139
4d-toets ................................. 146
Radio: naar boven
zoeken, vooruitscrollen in
het zendergeheugen ...........146
CD: kort drukken: Sla
voorwaarts één track over ..155
CD: lang drukken: snel vooruit ................................. 155
5 c-toets ................................. 146
Radio: naar onder zoeken, terugscrollen in het
zendergeheugen .................146
CD: kort drukken: Sla
achterwaarts één track over 155
Cd: lang drukken: snel
terugspoelen ....................... 155
6 o ................................... 139
Draaien: volume
aanpassen .......................... 139
Vasthouden: het volume continu aanpassen ..............139De afstandsbediening op het stuur
heeft in combinatie met het mobiele
telefoonportaal nog andere functies.
Zie het hoofdstuk van het mobiele te‐
lefoonportaal.
Bediening Bedieningselementen Het Infotainmentsysteem werkt naar
keuze via:
■ de centrale bedieningseenheid op het instrumentenpaneel 3 136
■ knoppen op het stuur 3 136.
De werking van het Infotainmentsys‐ teem kan afhankelijk van het type in‐ formatiedisplay variëren. Er zijn tweeverschillende informatiedisplays: Tri‐
ple-Info-Display (TID) en Graphic-
Info-Display (GID). Zie "Informatiedis‐ plays" in het Instructieboekje voor na‐
dere informatie.
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk de toets e in.De laatst ingestelde audiobron wordt
afgespeeld.
In- en uitschakelen met de
contacttoets (inschakelautomaat)
Bij een geactiveerde inschakelauto‐
maat kan het Infotainmentsysteem
ook met het contact uit- en opnieuw
ingeschakeld worden.
Deze verbinding tussen de radio en
het contact is vooringesteld in de fa‐
briek, maar kan worden uitgescha‐
keld.
■ Als de automatische schakelaar uit‐
geschakeld is, kan het infotain‐mentsysteem alleen ingeschakeld
worden met de e-knop of door een
CD in te voeren en uitgeschakeld
worden met de met de e-knop.
140Inleiding
■ Als het infotainmentsysteem wordtuitgeschakeld wanneer het contact
uitstaat, onafgezien de huidige in‐
stelling van de automatische in‐
schakeling, kan het alleen inge‐
schakeld worden met de e -knop
en door een CD in te voeren.
■ De automatische start wordt altijd geactiveerd nadat het infotainment‐systeem van de bedrijfsspanning
werd losgekoppeld en weer aange‐ sloten.
Inschakelautomaat in-/uitschakelen
Alleen TID:
1. Druk op de SETTINGS-toets om
Audio weer te geven.
2. Druk op de n-toets om System
weer te geven.
3. Druk meerdere malen op de toets
SETTINGS totdat Ign.Logic ON of
OFF (afhankelijk van de huidige
instelling) verschijnt.
4. Selecteer de gewenste status met
de toetsen m n .Na enkele seconden verschijnt
Audio op het display, gevolgd door de
betreffende audiobron.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.
Alleen GID: 1. Druk op de toets SETTINGS om
het menu Settings weer te geven.
2. Druk op de toets n om System
te selecteren.
3. Druk op de toets SETTINGS en
dan meerdere malen op de toets
n om Ign. logic te selecteren.
4. Druk op de toets SETTINGS om
de huidige instelling te wijzigen.
Na het veranderen van de instelling: Druk op de toets n en dan op de
toets SETTINGS om het menu
Settings te verlaten.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.Automatisch uitschakelen
Het Infotainmentsysteem zet zichzelf
na één uur automatisch uit als u het
aanzet terwijl het contact uitstaat.
Volume instellen
Draai aan de o-knop.
■ Het Infotainmentsysteem speelt met het laatst ingestelde volume,
op voorwaarde dat het volume la‐
ger was dan het maximale inscha‐
kelvolume 3 143.
■ Verkeersberichten en externe au‐ diobronnen worden ingevoegd aan
een vooringesteld minimumvolume 3 143.
■ Het volume van een via de AUX-in‐
gang aangesloten audiobron kan
aan het volume van de andere au‐
diobronnen (bijv. de radio) worden
aangepast 3 143.
■ Als de respectieve bron aanstaat, kunt u het volume van de verkeers‐berichten, de externe audiobron‐
nen en de radio en CD afzonderlijk
aanpassen.
Inleiding143
1.Druk meerdere malen op de toets
SOUND tot Bass of Treble op het
display verschijnt.
2. Pas de waarde aan met m of n .
Na enkele seconden verschijnt de
laatste actieve aanduiding op‐
nieuw op het display.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.
Sound 1. Druk meerdere malen op de toets
SOUND tot Sound en de momen‐
teel ingestelde toonkleur of Off op
het display verschijnen.
2. Selecteer een toonkleur, bv. Rock of Classic of Off met
m of n .
Na enkele seconden verschijnt de
laatste actieve aanduiding op‐
nieuw op het display.
of:Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.
Tooninstellingen in het menu
Settings Eventueel kunt u de instellingen voor
Fader , Balance en Sound in het menu
Settings aanpassen:
1. Druk op de toets SETTINGS om
het menu Settings weer te geven.
2. Druk meerdere malen op de toets
SETTINGS totdat de betreffende
functie verschijnt.
3. Pas de waarde aan of selecteer een klankkleur (zie bovenstaand)
met m of n .
Na enkele seconden verschijnt
het menu Settings weer.
4. Druk op de toets m en dan op de
toets SETTINGS om naar de laat‐
ste actieve aanduiding op het dis‐ play terug te keren.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.Volume-instellingen
Druk op de SETTINGS-toets.
De volgende menu-items zijn be‐
schikbaar:
■ AUX Vol. AUX-ingangsvolume, vb.
een draagbare CD-speler
■ TA Volume : volume van verkeers‐
informatie
■ SDVC : snelheidsafhankelijke volu‐
meverhoging
■ On Volume : maximaal volume wan‐
neer het infotainmentsysteem aan‐
staat
■ Ext. In Vol. : volume van een ex‐
terne bron (vb. bij aansluiten van
een GSM)
AUX Vol. Gebruik deze functie om het niveau
van de AUX-ingang aan te passen in
verhouding tot een andere audiobron (vb. radio). Deze functie is alleen be‐
schikbaar wanneer de AUX-audio‐
bron ingeschakeld is.
146RadioRadioGebruik...................................... 146
Zender zoeken ........................... 146
Autostore-lijsten .........................148
Radio Data System (RDS) .........149
Digital Audio Broadcasting ........151Gebruik
Radioweergave
Schakel over van CD naar AUX-mo‐
dus zoals hieronder aangegeven:
Druk op de TUNER-toets.
U beluistert de zender waarop u het
laatst hebt afgestemd.
Een frequentie selecterenHet Infotainmentsysteem verschaft
de volgende frequentiebereiken: FM, AM of DAB (indien beschikbaar). Bo‐
vendien heeft elk van de frequentie‐
bereiken een geheugenlocatie voor
Autostore (AS) waar zenders auto‐
matisch kunnen worden opgeslagen
3 148.
De radio is ingeschakeld.
Druk kort op de TUNER-knop.
De radio wisselt tussen FM, FM-AS, AM. AM-AS, DAB en DAB-AS.
De laatst geselecteerde zender op de
frequentie wordt afgespeeld en weer‐
gegeven.Zender zoeken
Zender kiezen, zenders zoekenvia doorloop
FM-frequentiebereik is geselecteerd
en RDS 3 149 ingeschakeld.
of:
DAB-frequentiebereik is geselec‐
teerd (indien beschikbaar) en AS
3 148 ingeschakeld.
Druk kort op de m of n om de vol‐
gende zender in het zendergeheugen
af te spelen.
Als geen zender in het zendergeheu‐
gen kan worden gevonden, wordt
Seek weergegeven en wordt automa‐
tisch zoeken naar radiozenders ge‐
start.
De radio wordt uitgeschakeld tot een
zender gevonden wordt.
Radio147
Als de radio geen station kan vinden,schakelt deze automatisch naar eengevoeliger zoekniveau (niet DAB).
Als nog steeds geen zender kan wor‐ den gevonden, wordt de laatste ac‐
tieve frequentie (FM) of ensemble
(DAB) ingesteld.
Handmatig zender zoeken Het handmatig zoeken naar een zen‐
der wordt gebruikt om af te stemmen
op zenders met bekende frequentie
(AM, FM) of ensembles (DAB).
Houd m of n ingedrukt totdat
MAN verschijnt.■ Grove afstemming:
Houd m of n ingedrukt tot de ge‐
wenste frequentie (AM, FM) of en‐
semble (DAB) bijna bereikt is.
■ Fijnafstemming: Tip m of n aan totdat de/het
exacte frequentie/ensemble be‐ reikt is.
Als in het FM-frequentiebereik RDS
3 149 gedeactiveerd is of als het AM-
frequentiebereik actief is, dan wordt
bij het aantippen van m of n één
frequentiestap uitgevoerd.
ZendergeheugenVoor elk golfbereik (FM, AM) zijn
aparte geheugenposities beschik‐
baar:
Voor elk van de volgende golfberei‐ ken zijn 9 geheugenposities beschik‐
baar:
FM, FM-AS (automatisch opgeslagen
FM-zenders), AM, AM-AS (automa‐
tisch opgeslagen AM-zenders), DAB
en DAB-AS (automatisch opgeslagen
DAB-zenders).De geheugenposities kunnen via de
zendertoetsen rechtstreeks in het be‐
treffende golfbereik worden geselec‐
teerd.
Handmatig opslaan
Stem af op de gewenste zender.
Houd de zendertoets waarop de af‐
gestemde zender moet worden opge‐
slagen ingedrukt.
Het geluid van de radio wordt korte
tijd onderdrukt. De eerder op de ge‐
heugenpositie opgeslagen zender
verschijnt.
De afgestemde zender klinkt weer en verschijnt op het display.
De zender wordt op de gewenste ge‐
heugenpositie opgeslagen.
RDS on of RDS off 3 149 worden sa‐
men met de zender opgeslagen.
Lijst FM-zenders Het Infotainmentsysteem slaat alle
ontvangbare FM-zenders op de ach‐
tergrond op.
De lijst met ontvangbare zenders
wordt automatisch bijgewerkt wan‐ neer de radio naar een TP-zender