Page 86 of 225

84Instrumenten en bedieningsorganenVoorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Onmiddellijk bijtan‐
ken 3 149.
Tank nooit leegrijden. Onregelmatige
brandstoftoevoer kan tot oververhit‐
ting van de katalysator leiden 3 132.
Dieselmotoren: Als de tank is leegge‐
reden, het brandstofsysteem ontluch‐
ten 3 164.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud 3 212.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Motorolie verversen 3 92.Versnellingsbakdisplay
Toont de modus of geselecteerde
versnelling bij automatische versnel‐
lingsbak.
P=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=rijstand (automatische mo‐
dus)1-6=geselecteerde versnelling in
handgeschakelde modus
Page 96 of 225

94Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt geel
Het systeem is bedrijfsgereed.
Brandt groen
Een bepaalde snelheid wordt opge‐
slagen.
Cruise control 3 144.
Snelheidswaarschuwing à brandt geel.
In auto's met een lampje snelheids‐
waarschuwing knippert bij een snel‐
heid van meer dan 120 km/u contro‐
lelampje à en klinkt er een waar‐
schuwingszoemer om de bestuurder
de snelheid te laten aanpassen.
Controlelampje aanhanger
á brandt groen.
Brandt bij een aanhanger achter de
auto 3 150.
Motorkap open
/ brandt rood.
Brandt wanneer de motorkap open is.Stop/Start-systeem 3 127.
Portier open ( brandt rood.
Licht op wanneer er een portier open
is of niet goed gesloten is.
Achterklep open 1 brandt rood.
Licht op wanneer de achterklep open
is of niet goed gesloten is 3 24.
Diefstalalarmsysteem a brandt geel.
Brandt als de bewaking door het
alarmsysteem van het interieur en de
kantelhoek van de auto met knop
a in de dakhemel uitgeschakeld is.
Diefstalalarmsysteem 3 26.Informatiedisplays
Board-Info-Display
Het Info-Display bevindt zich in het in‐
strumentenbord boven het "Infotain‐
ment"-systeem.
Info-Display geeft aan:
■ tijd 3 80
■ buitentemperatuur 3 79
■ datum 3 80
■ "Infotainment"-systeem - zie hand‐ leiding voor het "Infotainment"-sys‐
teem
Page 97 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen95
Het Info-Display bevindt zich in het in‐strumentenbord boven het "Infotain‐
ment"-systeem.
Een F op het display duidt op een sto‐
ring. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Boordcomputer, Board-Info-Display
3 103.
Functies selecteren
Via het Info-Display zijn functies en
instellingen van het "Infotainment"-
systeem toegankelijk.
De functies worden geselecteerd en
uitgevoerd in het menu op het display met behulp van de pijltjestoetsen op
het "Infotainment"-systeem of het lin‐
ker kartelwiel op het stuurwiel.
Bij een Check-Control-waarschu‐
wingsbericht op het Info-Display
wordt het display geblokkeerd voor
andere functies. Bericht bevestigen
met de knop OK of het linker kartel‐
wiel. Eventueel meerdere waarschu‐
wingsberichten achter elkaar beves‐
tigen.
Check-Control 3 103.Selecteren met de toetsen van het
infotainment-systeem
In het Instellingen -menu wordt met de
knop OK de gewenste functie opge‐
roepen. Met de pijltjestoetsen worden
de instellingen veranderd.
In het BC-menu wordt met de knop
OK de gewenste functie opgeroepen.
Op de knop OK drukken om de timer
te bedienen of om de meting en be‐
rekening opnieuw te starten.
Selecteren met het linker stelwiel op
het stuurwiel
Aan het stelwiel draaien om de ge‐
wenste functie op te roepen.
Op het kartelwiel drukken om het
menu BC te openen, gemarkeerde
opties te selecteren en opdrachten te bevestigen. In het BC-menu worden
de timer bediend of de meting en be‐
rekening opnieuw gestart.
Page 98 of 225

96Instrumenten en bedieningsorganen
Systeeminstellingen
Settings-toets van het infotainment-
systeem indrukken. De menuoptie
Audio wordt weergegeven.
Met de linker pijltjestoets System op‐
roepen en met de knop OK selecte‐
ren.
De eerste functie van het menu
System wordt geaccentueerd. Som‐
mige functies verschijnen in verkorte
vorm op het beeldscherm.
De functies worden in de volgende
volgorde getoond:
■ Tijdsynchronisatie
■ Tijd, uren instellen
■ Tijd, minuten instellen
■ Datum, dag instellen
■ Datum, maand instellen
■ Datum, jaar instellen
■ Ontstekingslogica
■ Taal instellen
■ Maateenheden instellen
Automatische tijdsynchronisatieHet RDS-signaal (Radio Data Sys‐
tem) van de meeste FM-zenders stelt de tijd automatisch in, te herkennen
aan } op het display.
Sommige zenders zenden geen cor‐
rect tijdsignaal uit. In dergelijke geval‐
len de automatische tijdsynchronisa‐ tie uitschakelen en de tijd handmatig
instellen.
Automatische tijdsynchronisatie
deactiveren ( Clock Sync.Off ) of acti‐
veren ( Clock Sync.On ) met de pijltjes‐
toetsen.
Tijd en datum instellen
Page 99 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen97
Voor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie voor tijd- en datum‐ instellingen selecteren en naar keuzeinstellen.
De in te stellen waarde wordt met pij‐
len gemarkeerd. Gewenste instelling
verrichten met de pijltjestoetsen. De
instelling wordt bij verlaten van de
menukeuzemogelijkheid overgeno‐
men.
Ontstekingslogica
Zie handleiding voor het "Infotain‐
ment"-systeem.
Taal instellenVoor sommige functies kan de taal
worden geselecteerd waarin de dis‐
playmeldingen worden getoond.
Gewenste taal met de pijltjestoetsen
selecteren.
Maateenheden instellen
Gewenste maateenheden met de pijl‐
tjestoetsen selecteren.
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
Graphic-Info-Display of
Colour-Info-Display. Het Info-Display
bevindt zich in het instrumentenbord
boven het "Infotainment"-systeem.
Info-Display geeft aan:
■ tijd 3 80
■ buitentemperatuur 3 79
■ datum 3 80
■ "Infotainment"- en navigatiesys‐ teem - zie handleiding voor het "In‐
fotainment"-systeem
■ systeeminstellingen
Het Info-Display bevindt zich in het in‐
strumentenbord boven het "Infotain‐
ment"-systeem. Het
Page 100 of 225

98Instrumenten en bedieningsorganen
Graphic-Info-Display geeft de infor‐
matie monochroom weer. Het
Colour-Info-Display geeft de informa‐
tie in kleur weer.
Het soort informatie en de manier
waarop deze informatie op het beeld‐
scherm verschijnt, hangen af van de
uitrusting van de auto en de instellin‐
gen van de boordcomputer en het "In‐
fotainment"-systeem. Bepaalde infor‐ matie verschijnt in afgekorte vorm op
het beeldscherm.
Een F op het display duidt op een sto‐
ring. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Boordcomputer,
Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 105.
Functies selecteren
Via het Info-Display zijn de functies
en instellingen van het "Infotain‐
ment"-systeem toegankelijk.
De functies worden geselecteerd en
uitgevoerd in het menu op het display
met behulp van de pijltjestoetsen, decentrale meerfunctieknop op het "In‐
fotainment"-systeem of het linker kar‐ telwiel op het stuurwiel.
Bij een Check-Control-waarschu‐
wingsbericht op het Info-Display
wordt het display geblokkeerd voor
andere functies. Bericht bevestigen
met een pijltjestoets, de meerfunc‐
tieknop of het linker kartelwiel. Even‐
tueel meerdere waarschuwingsbe‐
richten achter elkaar bevestigen.
Check-Control 3 103.
Selecteren met de toetsen van het infotainment-systeemSelecteer een functie via de pijltjes‐
toetsen van het "Infotainment"-sys‐
teem. Het menu van de geselec‐
teerde functie wordt weergegeven.
Selecteren met de centrale
meerfunctieknop
De multifunctionele toets is het cen‐
trale bedieningselement voor de me‐
nu's:
Draaien ■ Voor het markeren van een menu‐ optie
■ Voor het instellen van een nume‐ rieke waarde of het weergeven vaneen menuoptie
Indrukken ■ Voor het selecteren of activeren van de gemarkeerde optie
■ Voor het bevestigen van de inge‐ stelde waarde
■ Voor het in-/uitschakelen van een systeemfunctie
Om een menu te verlaten, de meer‐
functieknop linksom of rechtsom op Terug of Main draaien en een keuze
maken.
Page 103 of 225
Instrumenten en bedieningsorganen101
De gewenste taal kiezen. De keuze
wordt aangeduid door een 6 voor de
menuoptie.
Wanneer de beeldschermtaal in sys‐
temen met spraakbegeleiding wordt
gewijzigd, zal het systeem u vragen
of de taal van de spraakbegeleiding
ook moet worden gewijzigd zie hand‐ leiding voor het "Infotainment"-sys‐
teem.
Maateenheden instellen
Selecteer de menuoptie Units in het
menu Instellingen . De lijst met moge‐
lijke eenheden wordt getoond. De ge‐
wenste eenheid selecteren.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Contrast instellen
(Graphic-Info-Display)
Selecteer de menuoptie Contrast in
het menu Instellingen . Nu verschijnt
het menu. De gewenste instelling be‐
vestigen.
Displaymodus instellen
Het display kan aan het omgevings‐
licht worden aangepast:
Selecteer de menuoptie Dag / Nacht
in het menu Instellingen. De moge‐
lijkheden worden getoond.
Automatisch : Aanpassing afhankelijk
van de verlichting van de auto.
Page 105 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen103BandenspanningCheck-Control
Bij het registereren van een te lage
spanning bij banden met een banden‐
spanningscontrolesysteem verschijnt
de betreffende informatie op het in‐
formatiedisplay.
Snelheid verlagen en bandenspan‐
ning zo spoedig mogelijk controleren.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 182.
Bandenspanningswaarden controle‐ ren 3 182, 3 213.
Bij aanzienlijk drukverlies verschijnt
een melding waarin wordt aangege‐
ven welke band precies moet worden
gecontroleerd.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers in gevaar te brengen.
Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel monteren 3 189,
3 191.
Bandenspanningscontrolesysteem 3 182.
Tripcomputer
Boordcomputer op
Board-Info-Display De boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend ge‐
registreerd en elektronisch verwerkt
worden. Toegang krijgen tot de auto‐
gegevens in de boordcomputer: de
BC -toets op het "Infotainment"-sys‐
teem of het linker kartelwiel op het stuurwiel indrukken.
Sommige functies verschijnen in ver‐
korte vorm op het beeldscherm. Zo‐
dra er een functie is geselecteerd,
worden de volgende rijen van de
boordcomputerfunctie weergegeven.
De functies worden in de volgende
volgorde getoond:
■ Momentaan verbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Absoluut verbruik
■ Gemiddelde snelheid
■ Afgelegde weg