Page 57 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
19*Vo o r vo r k Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage. √√√√
20 *Schokdemperunit Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage. √√√√
21 *Relaisarm achter-
wielophanging en
scharnierpunten
verbindingsarm Controleer de werking.
√√√√
22 Motorolie Verversen.
Controleer het olieniveau en con-
troleer de machine op olielekka-
ge. √√√√√√
23 Oliefilterpatroon Vervangen. √√√
24 *Koelsysteem Controleer het koelvloeistofniveau
en controleer de machine op
vloeistoflekkage. √√√√√
Vervang koelvloeistof. Elke 3 jaar
25 *Voor- en achterrem-
schakelaar
Controleer de werking.
√√√√√√
26 Bewegende delen
en kabels
Smeren.
√√√√√
27 *Gasgreep Controleer de werking.
Controleer de vrije slag van de
gasgreep en stel deze indien no-
dig af.
Smeer de kabel en het kabelhuis. √√√√√
NR. ITEM
CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT KILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-TROLE
1000 km
(600 mi) 10000 km
(6000 mi) 20000 km
(12000 mi) 30000 km
(18000 mi) 40000 km
(24000 mi)
U1JSD1D0.book Page 7 Wednesday, June 6, 2012 9:05 AM
Page 58 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18680
OPMERKING●
Luchtfilter Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
digen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
●
Hydraulisch remsysteem Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdr emcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden ve rvangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
28*Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaars Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√√
NR. ITEM
CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT KILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-TROLE
1000 km
(600 mi) 10000 km
(6000 mi) 20000 km
(12000 mi) 30000 km
(18000 mi) 40000 km
(24000 mi)U1JSD1D0.book Page 8 Wednesday, June 6, 2012 9:05 AM
Page 59 of 108
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
DAU18712
Stroomlijn- en framepanelen ver-
wijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU44932
Stroomlijnpanelen A en B
Verwijderen van een stroomlijnpaneel1. Verwijder de bouten, drukclips en desnelsluitschroef.
1. Stroomlijnpaneel A
1. Stroomlijnpaneel B
2. Stroomlijnpaneel C
1. Paneel A
2. Paneel B
2
1
1. Stroomlijnpaneel A
2. Bout
3. Drukclip
1. Drukclip
2 3
1 2
2
2
U1JSD1D0.book Page 9 Wednesday, June 6, 2012 9:05 AM
Page 60 of 108
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
2. Verwijder het uitsteeksel op hetstroomlijnpaneel A uit het gat in het
stroomlijnpaneel B, zie afbeelding. 3. Verwijder het voorste uitsteeksel uit de
gleuf, schuif het stroomlijnpaneel naar
voren en verwijder vervolgens de ove-
rige uitsteeksels uit de gleuven, zie af-
beelding.
4. Maak de kabelstekker van de richtin- gaanwijzer los.
1. Drukclip
2. Snelsluitschroef
1. Stroomlijnpaneel B
2. Bout
3. Drukclip
1. Drukclip
1. Drukclip
2. Snelsluitschroef
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
U1JSD1D0.book Page 10 Wednesday, June 6, 2012 9:05 AM
Page 61 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
Aanbrengen van een stroomlijnpaneel1. Sluit de kabelstekker van de richtin-gaanwijzer aan. 2. Steek de uitsteeksels in de gleuven,
schuif het stroomlijnpaneel naar ach-
teren en steek vervolgens het voorste
uitsteeksel in de gleuf. 3. Steek het uitsteeksel op het stroomlijn-
paneel A in het gat in het stroomlijnpa-
neel B, zie afbeelding.
4. Breng de bouten, drukclips en de snel- sluitschroef aan.
DAU39093
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder het stroomlijnpaneel B en
het paneel B. (Zie pagina 6-12.)
2. Maak de kabelboom los door op het uitsteeksel te drukken om de plastic
drukclip te openen.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Stroomlijnpaneel B
2. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Stroomlijnpaneel A
2. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Stroomlijnpaneel B
2. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
U1JSD1D0.book Page 11 Wednesday, June 6, 2012 9:05 AM
Page 62 of 108
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
3. Verwijder de bouten en de drukclip, entrek het stroomlijnpaneel dan los zoals
getoond. Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats de gleuf in stroomlijnpaneel C
over het uitsteeksel op het voorste
stroomlijnpaneel.
2. Breng de bouten en de drukclip aan.
3. Plaats de kabelboom in de oorspron- kelijke positie, en sluit daarna de plas-
tic drukclip.
4. Breng het stroomlijnpaneel en het fra-
mepaneel aan.
DAU39062
Panelen A en B
Verwijderen van een paneelVerwijder de bouten en trek het paneel los
zoals getoond. Aanbrengen van een paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
1. Kunststof bevestigingsstrip
2. Uitsteeksel
3. Kabelboom
1. Stroomlijnpaneel C
2. Bout
3. Drukclip
1. Stroomlijnpaneel C
2. Sleuf
3. Voorste stroomlijnpaneel
4. Uitsteeksel
1. Paneel B
2. Bout
U1JSD1D0.book Page 12 Wednesday, June 6, 2012 9:05 AM
Page 63 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
DAU19652
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit- ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt. Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
LET OP
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan te
drukken.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR10EK
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment: Bougie:13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
1
1
U1JSD1D0.book Page 13 Wednesday, June 6, 2012 9:05 AM
Page 64 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU3899C
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot rust te laten komen.
4. Verwijder de peilstok en veeg deze schoon. Steek de peilstok terug in de
olievulopening (zonder vast te
draaien) en verwijder dan opnieuw om
het olieniveau te controleren.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
5. Als de motorolie bij of beneden demerkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de motorolie-
vuldop en vul voldoende olie van de
aanbevolen soort bij tot het correcte ni-
veau. 6. Steek de peilstok in en draai deze vast
en installeer dan de olievuldop en
draai vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon) 1. Zet de machine op een vlakke onder- grond.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-9.)
3. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
4. Zet een olieopvangbak onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.
5. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.1. Motoroliepeilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olievuldop
1. Olieaftapplug
2. Pakking
12
U1JSD1D0.book Page 14 Wednesday, June 6, 2012 9:05 AM