Page 57 of 100

DAUB1561
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst en het oliefilterele-
ment worden vervangen volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en houd deze rechtop.
OPMERKING1. Zorg dat de machine rechtop staat bij het controleren van het olieniveau.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief wor-
den afgelezen.
2. Start de motor, laat deze 10–15minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
3. Verwijder de olievuldop en veeg de peilstok schoon. Steek de peilstok
terug in de olievulopening (zonder
deze vast te draaien) en verwijder
deze weer om het olieniveau te con-
troleren.
OPMERKING
Het motoroliereservoir bevindt zich
binnen het frame.
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en
maximumniveau staan.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
DWA10361
Verwijder nooit de dop van het oliere-
servoir na rijden met hoge snelheden,
hierbij kan hete motorolie naar buiten
spuiten en schade of letsel veroorza-
ken. Laat de motorolie altijd voldoende
afkoelen alvorens de olietankdop te
verwijderen.
4. Als de motorolie beneden de merks-treep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
OPMERKING: Gebruik het voertuig
alleen als u weet dat het motoro-
lieniveau voldoende hoog is.
[DCA10011]
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het
oliefilterelement) 1. Start de motor, laat deze een paar minuten warmdraaien en zet hem
dan af.
2. Verwijder het motorbeschermschild door de schroeven te verwijderen.
1. Schroef
2. Motorbeschermschild
WAARSCHUWING
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 57
2BD-F819D-D0.indd 5731/07/12 10:20
Page 58 of 100

3. Zet een olieopvangbak onder demotor om de gebruikte olie op te
vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap- plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
1. Olieaftapplug (carter)
5. Verwijder de aftapplug om de olie uithet oliereservoir te laten stromen.
1. Olieaftapplug (oliereservoir)
6. Verwijder de aftapbout van het olief-ilterelement om de olie uit het oliefil-
terelement te laten stromen.
OPMERKING
Sla de stappen 7–9 over als het oliefilter-
element niet wordt vervangen.
7. Verwijder het oliefilterdeksel door debouten te verwijderen.
1. Aftapbout oliefilterelement
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
8. Verwijder en vervang het oliefilterele-ment en de o-ringen.
OPMERKING
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.
1. Oliefilterelement
2. O-ring
9. Breng het oliefilterdeksel aan door debouten te monteren.
10. Breng de aftapbout oliefilterelement aan.
11. Zet de bevestigingsbouten oliefilter- deksel en de aftapbout oliefilterele-
ment vast met de voorgeschreven
aanhaalmomenten.
12. Breng de olieaftappluggen aan en zet deze vervolgens vast met de voorge-
schreven aanhaalmomenten.
Aanhaalmomenten:Bevestigingsbout oliefilterdeksel: 10 Nm (1,0 m•kgf, 7,2 ft•lbf)
Aftapbout oliefilterelement: 10 Nm (1,0 m•kgf, 7,2 ft•lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 58
2BD-F819D-D0.indd 5831/07/12 10:20
Page 59 of 100

13. Vul bij met de voorgeschreven hoe-veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
DCA1M1061
Het motoroliereservoir moet in twee
stappen worden gevuld. Vul het motor-
oliereservoir eerst met 1.90 L (2.0 US qt,
1.67 Imp.qt) van de aanbevolen motor-
olie. Start vervolgens de motor, geef vijf
of zes keer flink gas, zet de motor weer
uit en vul dan de rest van de motorolie
bij.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de
motor en het uitlaatsysteem zijn afge-
koeld.
DCA11620
Om het slippen van de koppeling
te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppeling)
mogen geen chemische additieven
worden toegevoegd. Gebruik geen
oliën met een “CD” dieselspecifi-
catie of oliën met een hogere kwa-
liteit dan gespecificeerd. Gebruik
ook geen oliën met een “ENERGY
CONSERVING II” of hogere aan-
duiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
14. Start de motor, laat deze een paarminuten stationair draaien en contro-
leer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet de
motor dan direct af en zoek de oor-
zaak.
15. Zet de motor af, controleer dan het olieniveau en corrigeer indien nodig. 16. Monteer het motorbeschermschild
door de schroeven aan te brengen.
LET OP
Aanbevolen motorolie:Zie pagina 8-1
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van het
oliefilterelement: 2,50 L (2,64 US qt, 2,20 Imp.qt)
Met vervanging van het
oliefilterelement: 2,60 L (2,75 US qt, 2,29 Imp.qt)
LET OP
Aanhaalmomenten:Olieaftapplug (carter): 30 Nm (3,0 m•kgf, 22 ft•lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir): 18 Nm (1,8 m•kgf, 12,9 ft•lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 59
2BD-F819D-D0.indd 5931/07/12 10:20
Page 60 of 100

DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofni-
veau worden gecontroleerd. Ook moet de
koelvloeistof worden ververst volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20253
Controleren van het
koelvloeistofniveau1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koelvloei-
stofniveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau inhet reservoir.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Dop koelvloeistofreservoir
3. Als de koelvloeistof bij of beneden demerkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan paneel E (Zie
pagina 6-8). , verwijder de reservoir-
dop, vul koelvloeistof bij tot de merk-
streep voor maximumniveau en
breng de reservoirdop en het paneel
weer aan. WAARSCHUWING! Ver-
wijder alleen de dop van het koel-
vloeistofreservoir. Probeer nooit
om de radiatorvuldop te verwijde-
ren als de motor koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen koelvloeistof
aanwezig is, gebruik dan in plaats
daarvan gedistilleerd water of ont-
hard leidingwater. Gebruik geen hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is
gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof,
anders is het systeem niet
beschermd tegen vorst en corro-
sie. Als er water aan de koelvloei-
stof is toegevoegd, laat dan een
Yamaha dealer zo snel mogelijk
het antivriesgehalte van de koel-
vloeistof controleren om te voor-
komen dat de effectiviteit van de
koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0,50 L (0,53 US qt, 0,44 Imp.qt)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 60
2BD-F819D-D0.indd 6031/07/12 10:20
Page 61 of 100

DAU33031
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10381]DAUB1481
Vervangen van het
luchtfilterelement en reinigen
van de aftapslang
Het luchtfilterelement moet worden ver-
vangen volgens de intervalperioden ver-
meld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Vervang het
luchtfilterelement vaker als u in zeer stof-
fige of vochtige gebieden rijdt. Verder
moet de aftapslang van het luchtfilter
regelmatig worden gecontroleerd en
gereinigd.
Om het luchtfilterelement te vervangen
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-16).
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
3. Trek het luchtfilterelement uit.
4. Breng een nieuw luchtfilterelementaan in het luchtfilterhuis zoals
getoond. LET OP: Zorg ervoor dat
het filterelement goed aanligt in
het luchtfilterhuis. Laat de motor
nooit draaien met het luchtfilter-
element uitgenomen, hierdoor
kunnen de zuiger(s) en/of cilin-
der(s) overmatig versleten raken.
[DCA10481]
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 61
2BD-F819D-D0.indd 6131/07/12 10:20
Page 62 of 100
1. Luchtfilterelement
5. Monteer het luchtfilterdeksel door deschroeven aan te brengen.
6. Breng het zadel aan.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Luchtfilteraftapslang
2. Flessedop
1. Controleer of zich in de aftapslang aan de zijkant van het luchtfilterhuis
water of vuil heeft verzameld.
2. Haal de slang los als er vuil of water in zit, reinig hem grondig en breng
opnieuw aan.DAU44734
Stationair toerental controleren
Controleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
Stationair toerental:1400–1600 tpm
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 62
2BD-F819D-D0.indd 6231/07/12 10:20
Page 63 of 100

DAU21383
Controleren van de vrije slag
gaskabel
1. Vrije slag gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3,0–5,0 mm
(0,12–0,20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen
door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstof-
verhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yama-
ha dealer worden afgesteld volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21642
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
DWA10503
Rijden met deze machine met een
onjuiste bandenspanning kan lei-
den tot verlies van de controle met
mogelijk ernstig letsel of overlij-
den tot gevolg.
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 63
2BD-F819D-D0.indd 6331/07/12 10:20
Page 64 of 100

DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha
dealer worden vervangen.
OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
De banden aan deze motorfiets zijn voor-
zien van binnenbanden.
DWA10461
Monteer altijd voor- en achterbanden
van hetzelfde merk en type. Verschil-
lende banden kunnen het weggedrag
van de machine veranderen, wat kan
leiden tot een ongeval.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden voor dit model
goedgekeurd door Yamaha Motor Co.,
Ltd.
WAARSCHUWING
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):1,6 mm (0,06 in)WAARSCHUWING
Bandenspanning (gemeten op
koude banden):0–90 kg (0–198 lb): Voor:210 kPa (2,10 kgf/cm
2,
30 psi, 2,10 bar)
Achter: 230 kPa (2,30 kgf/cm
2,
33 psi, 2,30 bar)
XT660Z 90–190 kg (198–419 lb)
XT660ZA 90-188 kg (198-414 lb): Voor:230 kPa (2,30 kgf/cm
2,
33 psi, 2,30 bar)
Achter: 250 kPa (2,50 kgf/cm
2,
36 psi, 2,50 bar)
Off-road rijden: Voor:200 kPa (2,00 kgf/cm
2,
29 psi, 2,00 bar)
Achter: 200 kPa (2,00 kgf/cm
2,
29 psi, 2,00 bar)
Rijden met hoge snelheid: Voor:210 kPa (2,10 kgf/cm
2,
30 psi, 2,10 bar)
Achter: 230 kPa (2,30 kgf/cm
2,
33 psi, 2,30 bar)
Maximale belasting*: XT660Z: 190 kg (419 lb)
XT660ZA: 188 kg (414 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, passagier, bagage en accessoires
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 64
2BD-F819D-D0.indd 6431/07/12 10:20