1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Antiblokkeersysteem
(ABS)
permanent. Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Dynamische
stabiliteitscontrole
(ESC/ASR)
knippert. De ESC-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een
betere koersstabiliteit.
permanent. Storing in het ESC-/ASR-systeem,
tenzij deze is uitgeschakeld (toets
ingedrukt en verklikkerlampje van
de toets brandt). Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Bochtverlichting
knippert. Er is een storing in de
bochtverlichting. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt/
losgemaakt
permanent, daarna
knipperend, op het
pictogrammendisplay
voor de
veiligheidsgordels en
de airbag vóór aan
passagierszijde.
De bestuurder of de passagier voorin
heeft zijn gordel niet vastgemaakt of
heeft zijn gordel losgemaakt
Rol de gordel uit en steek de gesp in de gordelsluiting.
Minstens één achterpassagier
heeft zijn gordel los gemaakt.
30
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie
is ingeschakeld.
Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal.
Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel brandt het
verklikkerlampje in combinatie met:
- het verschijnen van een pictogram op het centrale display van het
instrumentenpaneel en een melding op het multifunctionele display,
of
- het verschijnen van een pictogram en een melding op het centrale
display van het instrumentenpaneel.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Alarmknipperlichten
knippert, met
geluidssignaal. De schakelaar voor de
alarmknipperlichten op het
dashboard is ingedrukt. De richtingaanwijzers links en rechts en de bijbehorende
verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd.
Parkeerlichten
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten" of in de stand
"AUTO" (bij weinig buitenlicht).
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in de
stand "Dimlicht" of in de stand
"AUTO" (bij weinig buitenlicht).
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar naar u
toe trekt. Trek nogmaals aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Mistachterlicht
permanent. Het mistachterlicht is
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te
schakelen.
Voorgloeien
dieselmotor
permanent. Het contactslot staat in de
tweede stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden.
Handrem
permanent. De handrem is aangetrokken of
niet goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat; trap
het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de rubriek "Handrem" voor meer informatie
over de handrem.
Airbag vóór aan
passagierszijde
permanent op het
display van de
waarschuwingslampjes
voor de
veiligheidsgordels en
de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar op het dashboard
aan passagierszijde staat in de
stand " ON
".
De airbag vóór aan
passagierszijde is geactiveerd.
Plaats
in dit geval geen
kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de stoel van de
voorpassagier. Als u geen kinderzitje op de stoel van de voorpassagier
wilt plaatsen, is het raadzaam de airbag vóór aan
passagierszijde in te schakelen.
Zet de schakelaar echter altijd in de stand "OFF"
als u een
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel van de
voorpassagier wilt plaatsen.
32
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie
handmatig is uitgeschakeld.
Hierbij kan een geluidssignaal worden weergegeven.
Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto
wordt het branden van het verklikkerlampje ook gecombineerd met:
- een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel
en een melding op het multifunctionele display,
of
- een pictogram en een melding op het centrale display van het
instrumentenpaneel.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Airbag vóór aan
passagierszijde
permanent, op het
pictogrammendisplay
van de
veiligheidsgordels en
de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar op de zijkant
van het dashboard aan
passagierszijde staat in de stand
" OFF
".
De airbag vóór aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel plaatsen. Voordat u een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel bevestigt, dient u altijd
de airbag vóór
aan passagierszijde uit te schakelen.
Vergeet nadat u het kinderzitje hebt verwijderd niet om de
schakelaar in de stand "ON"
te zetten om de airbag vóór
aan passagierszijde weer in te schakelen.
ESC/ASR
permanent. De toets in het midden van het
dashboard wordt ingedrukt. Het
bijbehorende verklikkerlampje
gaat branden.
De volgende functies worden
uitgeschakeld.
- dynamische
stabiliteitscontrole (ESC),
- antispinregeling (ASR),
- automatisch inschakelen van
de alarmknipperlichten. Druk nogmaals op de toets om deze functies handmatig
weer in te schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld als
de motor wordt gestart.
1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B
, is de temperatuur te hoog. Het verklikkerlampje te
hoge koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie
met het verklikkerlampje STOP
, een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
MOTOROLIENIVEAUMETER
Bij het aanzetten van het contact worden de onderhoudsinformatie
en het motorolieniveau gedurende enkele seconden tegelijkertijd
weergegeven.
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor ten
minste 30 minuten niet heeft gedraaid. De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele
minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
)
wacht tot de motor is afgekoeld,
)
draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen,
)
verwijder vervolgens de dop,
)
vul bij tot aan het merkteken "MAXI".
1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
ONDERHOUDSINDICATOR
De informatie van de onderhoudsindicator verschijnt gedurende enkele
seconden na het aanzetten van het contact. De onderhoudsindicator
geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende
onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de
onderhoudsindicator op basis van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is meer
dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie
op het centrale display van het instrumentenpaneel.
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is
1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de
onderhoudssleutel branden. Het centrale display van het instrumentenpaneel
geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt
2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is minder dan 1000 km
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende 7 seconden het
volgende aan:
De sleutel blijft branden
op het kleine
display om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
36
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de sleutel
knipperen
om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole
met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:
De sleutel blijft branden
op het
kleine display om aan te geven dat er
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
hadden moeten worden.
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen
kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als het interval van een jaar is
overschreden.
Op 0 zetten van de onderhoudsindicator
Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven.
Deze informatie verschijnt gedurende de handmatige controleprocedure.
)
Druk kort op de knop "CHECK/000"
.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven
op het centrale display van het instrumentenpaneel en verdwijnt
vervolgens weer.
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan
de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de
onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen. De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet
worden.
Voer dit als volgt uit:
)
zet het contact af,
)
druk op de knop "CHECK/000"
en houd deze ingedrukt,
)
zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het centrale display van het instrumentenpaneel
"=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt van het kleine display.
1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
HANDMATIGE CONTROLE
Met deze functie kunt u de staat van de auto (overzicht van de actuele
waarschuwingen) en de informatie over het onderhoud controleren.
)
Druk bij draaiende motor kort op de knop "CHECK/000"
van het
instrumentenpaneel om de handmatige controle te starten.
Als er geen enkele storing wordt gesignaleerd, verschijnt de melding
"CHECK OK"
op het centrale display van het instrumentenpaneel.
Als er een "kleine" storing wordt gesignaleerd, verschijnen de
desbetreffende waarschuwingspictogrammen en vervolgens de melding
"CHECK OK"
op het centrale display van het instrumentenpaneel.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als een "ernstige" storing wordt gesignaleerd, verschijnen alleen de
desbetreffende waarschuwingspictogrammen op het centrale display
van het instrumentenpaneel. Laat het systeem door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats controleren.
KILOMETERTELLER/DAGTELLER
De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden
weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.
De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan.
Kilometerteller
)
Druk bij aangezet contact op deze knop en houd deze ingedrukt tot
de dagteller op 0 staat.
Dagteller
De dagteller geeft afgelegde afstand weer sinds de laatste keer dat de
bestuurder de teller op 0 heeft gezet.