5/
VEILIGHEID
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder,
sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn deze systemen uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.
)
Druk op de knop die zich in het midden van het dashboard bevindt.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt, zijn deze systemen
uitgeschakeld.
Hierdoor wordt eveneens het automatisch inschakelen van de
alarmknipperlichten uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact
opnieuw wordt aangezet.
)
Druk nogmaals op de knop om de systemen handmatig weer in te
schakelen.
Hierdoor wordt eveneens het automatisch inschakelen van de
alarmknipperlichten weer ingeschakeld.
Storing
Deze systemen zorgen voor meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen
van meer risico's of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen wordt verzekerd door de
naleving van de voorschriften van de constructeur op het gebied
van:
- de wielen (banden en velgen),
- de onderdelen van het remsysteem,
- de elektronische componenten,
- procedures met betrekking tot montage en werkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijding controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als dit verklikkerlampje en het lampje van de knop gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding
op het display, duidt dit op een storing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
5/
VEILIGHEID
AIRBAGS VÓÓR
De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een
ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te
verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de
passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de passagiersairbag als
deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A)
, in de lengterichting van de auto
en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op
een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of
tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld:
)
zet het contact af
, steek de sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de airbag aan passagierszijde,
)
draai deze in de stand "OFF"
,
)
verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan
passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken. Dit pictogram verschijnt op het pictogrammendisplay van
de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde, bij
aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld.
11 8
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van
de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de
airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door
het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats
worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd,
blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd.
De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de
warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten
rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden
of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de
stuurwielbekleding en sla er niet op.
Zij-airbags
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
152
NIVEAUS CONTROLEREN
MOTOROLIENIVEAU
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden
gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel, of met de oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens
30 minuten niet heeft gedraaid.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul deze niveaus indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Olie verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het
verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling
te voorkomen, is het gebruik van additieven in de motorolie niet toegestaan. Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie
moet bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het
aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en
motoruitvoering.
REMVLOEISTOFNIVEAU
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het voorgeschreven
verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof die voldoet
aan de DOT3 of DOT4-norm.
STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOFNIVEAU
Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Draai bij
koude motor de dop open om het niveau te controleren.
8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
WIEL VERWISSELEN
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt
en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste
versnelling (stand P
bij automatische transmissie) in om de wielen
te blokkeren.
Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op
een veilige plaats bevinden.
Plaats indien nodig een wielblok onder het wiel kruislings
tegenover het te verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt;
gebruik een bok.
Dop voor slotbout: hiermee past de
wielsleutel op de speciale slotbouten. Deze
dop is specifi ek voor uw auto en bevindt zich
in het dashboardkastje.
Wielsleutel: hiermee kunnen de wielbouten
worden losgedraaid.
Krik met geïntegreerde slinger: hiermee kan
de auto worden opgekrikt.
NOODZAKELIJK GEREEDSCHAP *
Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen: hiermee kunnen bij lichtmetalen
velgen de sierdoppen van de wielbouten
worden verwijderd.
*
Afhankelijk van het land van bestemming is uw auto voorzien van het
gereedschap dat nodig is voor het verwisselen van een wiel en kan
uw auto tevens zijn voorzien van een reservewiel (zie de volgende
bladzijden).