116
Zicht
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
)Draai de ring in de stand "AUTO". Hetinschakelen wordt bevestigd door een melding op het display.
Uitschakelen
)Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen wordt bevestigd door eenmelding op het display.
Automatische follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische follow
me home-verlichting aan de automatische
verlichting biedt de volgende extra
mogelijkheden:
- instellen van de duur van de follow me
home-verlichting (15, 30 of 60 seconden),
- automatische inschakeling van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichtin
g is ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het display in combinatie met eengeluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuwvoldoende licht waarneemt, wordt de verlichting niet automatischingeschakeld. Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor die zich inhet midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. De aande sensor gekoppelde functies wordendan niet meer bediend.
Instellen
De tijdsduur van de follow me home-verlichting kan via het configuratiemenu van de auto
worden ingesteld.
128
Veiligheid
Werking
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstopkrachtig en volledig in en laat hetniet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielenworden gemonteerd die voor uw autozijn gehomologeerd. De normale werking van hetantiblokkeersysteem kan merkbaar zijndoor het trillen van het rempedaal. Als dit lamp
je gaat branden incombinatie met een geluidssignaalen een melding op het display,
duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.
Als dit lamp
je gaat branden incombinatie met het lampje STOP,Peen geluidssignaal en een meldingop het display, duidt dit op eenstoring in de elektronische remdrukregelaar
waardoor u tijdens het remmen de controleover uw auto zou kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
129
6
Veiligheid
Dynamische stabiliteitscontrole(CDS)
Inschakelen
Dit systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weini
g grip hebben of de koers van de auto afwijkt.
In dat
geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn het CDS-systeem uit teschakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit latenverleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden. De goede werking van het syàsteem wordt verzekerd door denaleving van de voorschriften vande constructeur met betrekkingtot de wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem,elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren vanwerkzaamheden door het PEUGEOT-netwerk. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren door het PEUGEOT- netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een meldin
g op het display, duidt
dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Opnieuw inschakelen
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h. )
Druk nogmaals op de knop om het systeem
handmatig weer in te schakelen.
Het is echter aanbevolen het s
ysteem zo snel
mogelijk weer in te schakelen. ) Druk op de knop.
Als het lamp
je op de knop gaat branden, grijpthet CDS-systeem niet meer in op de werkingvan de motor.
134
Veiligheid
Uitschakelen
Dit waarschuwingslampje brandt ophet instrumentenpaneel bij aangezetcontact en zolang de airbag isuitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel als minimaal één van beide waarschuwingslampjes van de airbagspermanent blijft branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT- netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan met afgezet contactde schakelaar weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, laat het systeem dan controleren
Als dit lampje knipper t, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbag
aan passagierszijde bij een ernstige
aanrijding niet wordt geactiveerd.
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )steek de sleutel in de schakelaar
voor uitschakelen van de airbag aanpassagierszijde, )draai deze in de stand "OFF"
, )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
135
6
Veiligheid
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanri
jding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel. De zi
jairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de por tierzijde.
Detectiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de middelstepassagier achter) bij een ernstige zijdelingseaanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen
en in de hemelbekleding.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat deairbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag nietgeactiveerd.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwin
gslampje gaat branden in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, raadpleeg dan het
PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanr
ijding niet worden geactiveerd.
Storing
177
7
Praktische informatie
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is af
gezet, kunt u eenaantal elektrische functies zoals het audio-en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 30 minuten gebruiken.
Eco-mode
Inschakelen van de
eco-mode
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding
op het display aan dat de eco-mode is ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.
Als u o
p het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan hetgesprek nog gedurende ongeveer 10 minutenworden voortgezet via de handsfree set van uwautoradio.
Uitschakelen van de
eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt. )
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze minstens
5 minuten draaien.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden(zie de desbetreffende paragraaf).
198
Onderhoud
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffenzijn bijtend en schadelijk voor degezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containersbij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aangegeven
door het verklikkerlampje Ser vice in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display (volgens uitvoering).
199
8
Onderhoud
Controles
12V- accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of deaccupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.
Deze sticker, die hoort bi
j het Stop & Star t-systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of ver vangen mag wordendoor het PEUGEOT- netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter ver vuild is, wordt
u hierop geattendeerd door
het permanent branden van dit
lamp
je in combinatie met een
waarschuwingsmelding op het
display (volgens uitvoering).
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandluchtruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheidwordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto
voor het laten controleren van bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek ver vangen
volgens de in het garantie- enonderhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het oliefilter vervangen.
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het
ver vangingsinterval van ditonderdeel. Als de omgeving
(veel stof...) en het gebruik(veel stadsverkeer...) daar toe aanleidinggeven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditionin
g verstoren en
onaangename geuren veroorzaken. Raadpleeg voordat u de accukabels
l
osneemt de rubriek "Praktische informatie"
voor meer informatie over de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampjedooft.
Als het lampje blijft branden is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de
paragraaf "Niveau brandstofadditief ".