Het bandenspanningscontrole-systeem is geen vervanging voor
juist onderhoud van uw banden.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om de juiste
bandenspanning te handhaven
met behulp van een nauwkeu-
rige bandenspanningsmeter,
zelfs wanneer de bandenspan-
ning nog niet het lage niveau
heeft bereikt waarbij het waar-
schuwingslampje van het ban-
denspanningscontrolesysteem
gaat branden.
Het bandenspanningscontrole- systeem registreert altijd de wer-
kelijke bandenspanning, ook als
die spanning onder invloed van
temperatuurverschillen veran-
dert.
PREMIUMSYSTEEM
Het bandenspanningscontrolesys-
teem maakt gebruik van draadloze
technologie met op de velg gemon-
teerde elektronische sensoren die de
bandenspanning meten. De sensoren,
die in het ventiel van ieder wiel zijn gemonteerd, verzenden de gemeten
bandenspanningswaarden naar de
ontvangstmodule.
OPMERKING: Het is uiterst be-
langrijk dat u de spanning van alle
banden van de auto maandelijks
controleert en de banden zo nodig
op de juiste spanning brengt.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem bestaat uit de volgende onderde-
len:
Ontvangstmodule
Vier bandenspanningssensoren
Verschillende bandenspanningsbe-
richten die worden weergegeven in
het elektronische voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC)
Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het
bandenspanningscontrolesysteem
Als de spanning van een of
meer van de banden te laag is,
gaat het bandenspanningslampje
branden in de instrumentengroep en
klinkt er een geluidssignaal. Verder verschijnt op het EVIC gedurende mi-
nimaal vijf seconden het bericht "In-
flate Tire to XX" (Pomp de band op
tot XX) en het bericht "LOW TIRE"
(Lage bandenspanning) en wordt er
een grafiek van de bandenspannin-
g(en) getoond, waarin de banden met
een te lage spanning knipperen. De
waarde die in de bandenspanningsta-
bel staat vermeld is de bandenspan-
ningswaarde die in het bericht "In-
flate Tire to XX" in het EVIC wordt
weergegeven.
Als dit gebeurt, dient u zo snel moge-
lijk te stoppen en de banden met te
lage spanning (knipperend in de af-
beelding op het EVIC-scherm) op de
aanbevolen bandenspanning te
brengen. Zodra het systeem de
nieuwe bandenspanningen heeft ont-
vangen, wordt het systeem automa-
tisch bijgewerkt, verdwijnt het bericht
“Inflate Tire to XX” (Pomp de band
op tot XX), stopt het knipperen van
de te lage waarden in de grafiek op het
EVIC-scherm en gaat het banden-
spanningslampje uit. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 20 minuten met
een snelheid hoger dan 24 km/u moet274
OPMERKING: Als de functiere-
gelknop (5) in de stand voor de
luchtfunctie staat en de pomp in
bedrijf is, wordt lucht alleen via de
luchtpompslang (7) gedoseerd,
niet via de afdichtingsslang (6).
Als er afdichtingsmiddel (witte
vloeistof) doorde afdichtingsslang
(6) stroomt:
1. Laat de pomp werken totdat er
geen afdichtingsmiddel meer door de
slang stroomt (dit duurt meestal 30
tot 70 seconden). Terwijl het afdich-
tingsmiddel door de afdichtingsslang
(6) stroomt, kan de drukmeter (3) een
waarde tot 5 bar aangeven. De
waarde van de drukmeter (3) neemt
snel af van ongeveer 5 bar tot de wer-
kelijke bandenspanning wanneer de
fles met afdichtingsmiddel (1) leeg is.
2.
Als de fles met afdichtingsmiddel
(1) leeg is, begint de pomp onmiddellijk
met het inspuiten van lucht in de band.
Laat de pomp werken en vul de band
totdat de bandenspanning is bereikt die
op de sticker op de B-stijl aan de be-
stuurderszijde is vermeld (aanbevolen bandenspanning). Controleer de ban-
denspanning op de drukmeter (3).
Als de band niet binnen 15 minu-
ten wordt gevuld tot een druk van
ten minste 1,8 bar:
De schade aan de band is te groot.
Probeer niet door te rijden. Schakel
hulp in.
OPMERKING: Druk, als de band
een te hoge spanning heeft, op de
knop Deflation (leeglopen) om de
bandenspanning te verminderen
tot de voorgeschreven banden-
spanning voordat u verder gaat.
Als de band binnen 15 minuten is
gevuld tot de aanbevolen banden-
spanning of tot een spanning van
ten minste 1,8 bar:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om
de TIREFIT-set uit te schakelen.
2. Verwijder de sticker met de snel-
heidslimiet van de bovenkant van de
fles met afdichtingsmiddel (1) en
breng de sticker aan op het instru-
mentenpaneel. 3. Maak de afdichtingsslang (6) on-
middellijk los van het ventiel, breng
de dop weer aan op de fitting aan het
uiteinde van de slang, en berg de
TIREFIT-set op de daarvoor be-
stemde plaats in de auto op. Ga snel
door naar (D) "Rijden met de auto".
LET OP!
De metalen fitting van de stekker
(8) kan na gebruik heet zijn en
moet daarom voorzichtig worden
gehanteerd.
Als u de dop niet op de fitting aan
het uiteinde van de afdichtings-
slang (6) aanbrengt, kan afdich-
tingsmiddel in aanraking komen
met uw huid, kleding en het inte-
rieur van de auto. Ook kan dan
afdichtingsmiddel in contact ko-
men met interne onderdelen van
de TIREFIT-set, waardoor de set
onherstelbaar beschadigd kan ra-
ken.
(D) Rijden met de auto:
Rijd onmiddellijk na het inspuiten
van het afdichtingsmiddel en het vul-
len van de band ongeveer 8 km of 10
300
minuten om ervoor te zorgen dat het
TIREFIT-afdichtingsmiddel goed in
de band wordt verdeeld. Rijd niet
sneller dan 88 km/u.WAARSCHUWING!
Met TIREFIT kunt u een lekke
band niet permanent repareren.
Laat de band controleren, repare-
ren of vervangen na gebruik van
TIREFIT. Rijd niet sneller dan
88 km/u totdat de band is gerepa-
reerd of vervangen. Als geen gehoor
wordt gegeven aan deze waarschu-
wing, kan dit ernstig of dodelijk
letsel tot gevolg hebben voor u, uw
passagiers en anderen in uw omge-
ving.
(E) Na het rijden:
Parkeer op een veilige plaats. Lees
eerst "Wanneer u stopt om TIREFIT
te gebruiken" voordat u verder gaat.
1. Draai de functieregelknop (5) in
de stand voor de luchtfunctie.
2. Maak de stekker los en steek de
stekker in de 12 Volt-aansluiting van
de auto. 3. Maak de luchtpompslang (7)
(zwart) los en schroef de fitting aan
het uiteinde van de slang (7) op het
ventiel.
4. Controleer de bandenspanning op
de drukmeter (3).
Als de bandenspanning lager is
dan 1,3 bar, is de schade aan de band
te groot. Probeer niet door te rijden.
Schakel hulp in.
Als de bandenspanning 1,3 bar of
meer bedraagt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om
TIREFIT in te schakelen en vul de
band totdat de bandenspanning is be-
reikt die op de band en op de band- en
beladingsinformatiesticker in de por-
tieropening aan de bestuurderszijde is
vermeld.
OPMERKING: Druk, als de
band een te hoge spanning heeft,
op de knop Deflation (leeglopen)
om de bandenspanning te vermin-
deren tot de voorgeschreven ban-
denspanning voordat u verder
gaat.
2. Koppel de TIREFIT-set los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting.
3. Berg de TIREFIT-set op de daar-
voor bestemde plaats in de auto op.
4. Laat de band bij de eerste gelegen-
heid repareren of vervangen door een
erkende dealer of een bandenservice-
bedrijf.
5. Laat de fles met afdichtingsmiddel
(1) en de afdichtingsslang (6) zo snel
mogelijk vervangen door uw erkende
dealer. Raadpleeg paragraaf (F),
"Fles met afdichtingsmiddel en slang
vervangen".
OPMERKING: Als u de band laat
repareren, laat de erkende dealer
of het bandenservicebedrijf dan
weten dat de band is afgedicht met
de TIREFIT-set.
(F) Fles met afdichtingsmiddel en
slang vervangen:
1. Maak de afdichtingsslang (6)
(doorzichtig) los.
301