aanhangwagen wordt getrokken),
kunt u het AutoStick® schakelsys-
teem (indien aanwezig) gebruiken om
naar een lagere versnelling te schake-
len. Onder deze omstandigheden
presteert de auto beter in een lagere
versnelling en wordt de levensduur
van de versnellingsbak verlengd om-
dat het schakelen wordt beperkt en
minder hitte wordt gegenereerd.
Bij extreem lage temperaturen (30°C
of lager) kan de werking van de ver-
snellingsbak veranderen afhankelijk
van de motor- en versnellingsbaktem-
peratuur en de voertuigsnelheid. De
normale werking wordt hersteld zo-
dra de versnellingsbaktemperatuur
voldoende is gestegen.
SPORT (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Met deze stand wordt het schakelpa-
troon van de automatische versnel-
lingsbak gewijzigd voor een sportie-
vere rijstijl. Er wordt bij hogere
toerentallen opgeschakeld dan nor-
maal om volledig gebruik te maken
van het beschikbare motorvermogen.
U kunt schakelen tussen de standenDRIVE en SPORT door de schakel-
hendel naar achteren te tikken. De
stand SPORT kan alleen vanuit de
stand DRIVE worden gekozen.
LOW
Gebruik deze stand voor het remmen
op de motor bij zeer steile afdalingen.
In deze stand schakelt de versnel-
lingsbak terug zodat er meer op de
motor geremd wordt. U kunt schake-
len tussen de standen DRIVE en LOW
door de schakelhendel naar achteren
te tikken. De stand LOW kan alleen
vanuit de stand DRIVE worden geko-
zen.
Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,
wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze mo-
dus is het mogelijk dat de versnel-
lingsbak alleen in bepaalde
versnellingen werkt, of helemaal niet
schakelt. De prestaties van de autokunnen aanzienlijk afnemen en de
motor kan afslaan. In sommige situa-
ties schakelt de versnellingsbak niet
meer wanneer de motor wordt afgezet
en opnieuw wordt gestart. Het is mo-
gelijk dat het storingslampje brandt.
Een bericht in de instrumentengroep
informeert de bestuurder over ern-
stige situaties en geeft aan welke ac-
ties eventueel ondernomen moeten
worden.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken.
OPMERKING: Als het bericht in
de instrumentengroep aangeeft dat
de versnellingsbak mogelijk niet
schakelt nadat de motor is afgezet,
mag u de volgende procedure al-
leen uitvoeren op een geschikte lo-
catie (bij voorkeur bij uw erkende
dealer).
1. Stop de auto.
2. Schakel, indien mogelijk, naar
PARK.
237
3. Zet de motor af.
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw
erkende dealer. Uw erkende dea-
ler kan met speciale diagnoseap-
paratuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan
voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak
mogelijk is, is service door de erkende
dealer noodzakelijk.VIJFTRAPS
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK –
3,0-LITER DIESELMOTOR
De indicator voor de standen van de
schakelhendel (in de instrumenten-
groep) geeft de schakelgroep aan. U
moet het rempedaal ingetrapt houden
om de schakelhendel uit de stand
PARK te kunnen bewegen (raadpleeg
de paragraaf "Schakelblokkeersys-
teem" in dit hoofdstuk voor meer in-
formatie hierover). Om te gaan rijden
dient u de schakelhendel vanuit de
stand PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend. Hierdoor kunnen de eer-
ste schakelingen bij een nieuwe auto
in het begin wat abrupt zijn. Dat is
echter normaal. Het nauwkeurige
schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-
den.U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gaspedaal hebt losgelaten en de
auto tot stilstand is gekomen. Houd
altijd uw voet op het rempedaal als u
naar deze standen schakelt.
De schakelhendel kan alleen in de
standen PARK, REVERSE, NEU-
TRAL en DRIVE worden gezet. U
kunt handmatig schakelen met het
AutoStick® schakelsysteem (voor be-
paalde uitvoeringen/landen; raad-
pleeg de paragraaf "AutoStick®" in
dit hoofdstuk voor meer informatie
hierover). Als u de schakelhendel
naar links of rechts (-/+) beweegt ter-
wijl deze in de stand DRIVE staat of
kort op de schakelflippers (-/+) op het
stuur drukt (voor bepaalde
uitvoeringen/landen), kunt u hand-
matig de versnelling selecteren en
wordt deze versnelling in de instru-
mentengroep weergegeven als 5, 4, 3,
2, 1.
238
Bij veel schakelen (bijvoorbeeld wan-
neer de auto zwaar beladen is, op
heuvelachtig terrein of bij sterke te-
genwind wordt gereden, of een zware
aanhangwagen wordt getrokken),
kunt u het AutoStick® schakelsys-
teem gebruiken om naar een lagere
versnelling te schakelen (voor be-
paalde uitvoeringen/landen; raad-
pleeg de paragraaf "AutoStick®" in
dit hoofdstuk voor meer informatie
hierover). Onder deze omstandighe-
den presteert de auto beter in een
lagere versnelling en wordt de levens-
duur van de versnellingsbak verlengd
omdat het schakelen wordt beperkt
en minder hitte wordt gegenereerd.
Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,
wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze
stand blijft de versnellingsbak in de
huidige versnelling totdat de auto tot
stilstand is gebracht. Nadat de autotot stilstand is gebracht, blijft de ver-
snellingsbak in de tweede versnelling,
ongeacht welke vooruitversnelling is
gekozen. PARK, REVERSE en NEU-
TRAAL blijven wel werken. Het is
mogelijk dat het storingslampje
brandt. Dankzij de noodloopmodus
kan de auto voor reparatie naar een
erkende dealer worden gereden zon-
der dat de versnellingsbak beschadigd
raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de motor af.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw
erkende dealer. Uw erkende dea-
ler kan met speciale diagnoseap-
paratuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan
voordoen. Als geen reset van de
versnellingsbak mogelijk is, is ser-
vice door de erkende dealer nood-
zakelijk.
Werking van de overdrive
De automatische versnellingsbak is
voorzien van een elektronisch gere-
gelde overdrive (vijfde versnelling).
De versnellingsbak schakelt automa-
tisch naar de overdrive-versnelling als
aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
de schakelhendel staat in de stand
DRIVE,
de rijsnelheid is voldoende hoog en
de bestuurder trapt het gaspedaal niet diep in.
242
OPMERKING: Zorg ervoor dat de
auto niet onbedoeld weg kan rol-
len, door de handrem stevig aan te
trekken.
1. Verwijder de opbergbak in de con-
sole om toegang te krijgen tot de hen-
del van de handmatige parkeeront-
grendeling.
2. Haal de bevestigingsband met een
kleine schroevendraaier of soortgelijk
gereedschap omhoog door de opening
in de bodem van de console.
3. Steek de schroevendraaier in de
sleuf in het midden van de hendel en
druk de metalen vergrendellip naar
rechts.4. Terwijl u de vergrendellip vast-
houdt, trekt u aan de bevestigings-
band om de hendel omhoog en naar
achter te bewegen totdat hij in verti-
cale positie op zijn plaats klikt. Het
versnellingsbak is nu uit de stand
PARK geschakeld en de auto kan wor-
den gesleept. Zet de handrem pas vrij
nadat de auto op de juiste manier aan
een sleepvoertuig is gekoppeld.De handmatige parkeerontgren-
deling resetten:
1. Duw de pal (onder aan de achter-
zijde van de hendel) naar achteren
(van de hendel af) om de hendel te
ontgrendelen.
2. Draai de hendel van de handma-
tige parkeerontgrendeling naar voren
en omlaag naar de oorspronkelijke
positie, totdat de vergrendellip op zijn
plaats vastklikt waardoor de hendel
wordt vergrendeld.
3. Trek voorzichtig aan de bevesti-
gingsband om te controleren of de
hendel is vergrendeld in de oorspron-
kelijk positie.
4. Stop de bevestigingsband terug in
de bodem van de console. Plaats de
opbergbak terug in de console.
Opbergbak console
VergrendellipBevestigingsband
307
ONDERHOUDSSCHEMA
ONDERHOUDSSCHEMA —
BENZINEMOTOR
De geplande onderhoudsbeurten in
deze handleiding moeten op de aan-
geduide tijdstippen of kilometerstan-
den worden uitgevoerd om uw garan-
tie te behouden en optimale
betrouwbaarheid en prestaties van de
auto te garanderen. Bij veeleisend ge-
bruik, bijvoorbeeld door het rijden in
stoffige omgevingen of veel korte rit-
ten, is mogelijk meer onderhoud ver-
eist. Laat ook telkens inspectie en on-
derhoud uitvoeren wanneer u een
defect vermoedt.De indicator voor olieverversing her-
innert u eraan dat uw auto een onder-
houdsbeurt nodig heeft.
Op auto's met elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC) wordt het
bericht "Oil Change Required" weer-
gegeven op het EVIC en er klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de
olie ververst moet worden.
OPMERKING:
Het systeem houdt geen rekening
met de tijd die is verstreken
sinds de laatste olieverversing.
Ververs de olie van uw auto als
de laatste verversingsbeurt lan-
ger dan twaalf maanden geleden
is, ook wanneer het bericht voor
olieverversing NIET wordt weer-
gegeven. Onder geen beding mogen de in-
tervaltermijnen voor olieverver-
sing groter zijn dan 12.000 km of
12 maanden, afhankelijk van
wat eerst komt.
De erkende dealer reset de indicator
voor olieverversing nadat de geplande
olieverversing is uitgevoerd.
LET OP!
Als noodzakelijk onderhoud ach-
terwege wordt gelaten, kan dit lei-
den tot schade aan uw auto.
In duizenden kilometers 24 48 72 96 120 144 168 192 Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96
PCV-klep controleren en zo nodig vervangen.
Accustatus controleren en zo nodig bijladen.
Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspanning
indien nodig corrigeren.
354
Indicatielampje Olieverversen . . . . . . . . . . . .184, 195
Indicatielampje Olie verversen, resetten . . . . . . . . . . . . .184, 195
Informatiecentrum, voertuig . . . . .190
inklapbare buitenspiegels . . . . . . .75
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
Inrijden van nieuwe auto, aanbevelingen . . . . . . . . . . . . .62
Inrijperiode nieuw voertuig . . . . . .62
Instapruimte, verlicht . . . . . . . . . .18
Instapverlichting . . . . . . . . . . . . .18
Instelbare stuurkolom . . . . .136, 137
Instructieboekje (gebruiksaanwijzing) . . . . . . . . . .7
Instrumentengroep . . . . . . .183, 184
Instrumentenpaneel en bedieningsinstrumenten . . . . . .182
Instrumentenpaneel, reinigen . . . .334
Interieurverlichting . . . . . . . . . . .132
Interieur, verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . .333
Intervalstand ruitenwissers (intervalschakeling van de
ruitenwissers) . . . . . . . . . . . . .134
Intervention Regeneration Strategy . . . . . . . . . . . . . . . .322
Keuze van koelvloeistof (antivries) . . . . . . . . . . .325, 346 Keuze van olie
. . . . . . . . . . . . . .317
Keyless Enter-N-Go . . . . . . .24, 227
Keyless Go . . . . . . . . . . . . . . . . .12
Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . .184
Kindersloten . . . . . . . . . . . . . . . .23
Kinderstoeltje . . . . . .53, 54, 56, 57,
59, 60
Kinderstoeltje,
gordelverankering . . . . . . . .58, 59
Kinderzitje . . . . . . . . . . . . . .53, 56
Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . .53
Klimaatregeling . . . . . . . . . . . . .215
Klok instellen . . . . . . . . . . . . . .212
Knie-airbag . . . . . . . . . . . . . . . . .41
Knipperlichten, richtingaanwijzer . . .65, 131, 184
waarschuwingsknipperlichten
. .295
Koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . .320
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . .324
Koelsysteem, aftappen, spoelen, bijvullen . . .325
(antivries) kloelvloeistof
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . .325
belangrijke punten . . . . . . . .327
controle . . . . . . . . . . . . . . . .326
dop . . . . . . . . . . . . . . . . . . .326
inhoud koelvloeistofreservoir . .346
keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . . . . .325, 346 koelvloeistofpeil
. . . . . . .324, 326
oude koelvloeistof afvoeren . . .326
radiateurdop . . . . . . . . . . . .326
Koelvloeistof (antivries) bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . .325
Koelvloeistofdop (radiateurdop) . .326
Kofferdeksel . . . . . . . . . . . . .29, 30
Kofferdeksel, elektrische ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . .29
Kofferdeksel, noodontgrendeling . . .30
Kofferdekselslot Ontgrendeling, Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . .30
Koolstofmonoxide, waarschuwing . .63
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . .343
Koplampen, automatisch . . . . . . . . . . . . .127
grootlichtschakelaar/
dimlichtschakelaar . . . . . . . .131
inschakelen met ruitenwissers .128
lichtsignaal . . . . . . . . . . . . .131
lichtverklikker . . . . . . . . . . .130
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . .334
schakelaar . . . . . . . . . . . . . .127
sproeiers . . . . . . . . . . . . . . .136
uitschakelvertraging . . . . . . .128
vertraging . . . . . . . . . . . . . .128
Koplampsproeiers . . . . . . . .136, 322
365
slepen. . . . . . . . . . . . . . . . .308
starten met startkabels . . . . . .302
vastgelopen voertuig
vrijmaken . . . . . . . . . . . . . .304waarschuwingsknipperlichten
. .295
Noodontgrendeling kofferdeksel . . .30
Octaangehalte, benzine (brandstof) . . . . . . . . . . .277, 346
Oliefilter, keuze . . . . . . . . . . . . .318
Olie, motor . . . . . . . . . . . .316, 346
Onderhoud, algemeen . . . . . . . . .315
Onderhoudsprocedures . . . . . . . .315
Onderhoudsschema . . . . . . .354, 357
Onderhoudsvrije accu . . . . . . . . .318
Onderhoud van de wielen en velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . .333
Onderhoud van zonnedak . . . . . .165
Onderhoud, zonnedak . . . . . . . . .165
Ontgrendeling van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . .29
Ontwarringsprocedure, autogordel . . . . . . . . . . . . . . . .35
Ontwasemen . . . . . . . . . . . . . . .221
Opbergruimte . . . . . . . . . . . . . .342
Opname, gebeurtenisgegevens . . . .52
Opslag van het voertuig . . . .220, 342
Overdrive . . . . . . . . . . . . . . . . .242 Overdrive OFF, schakelaar
. . . . . .242
Oververhitting van de motor . . . . . . . . . . . . . .189, 295
Parkeerhulp achter . . . . . . . . . . .155
Passagiersbeveiliging . . . . . . . . . .30
Pedalen, verstelbaar . . . . . . . . . .139
Peilstokken, (motor)olie . . . . . . . . . . . . . .316
Portierontgrendeling met afstandsbediening . . . . . . . . . . .18
Portiersloten . . . . . . . . . . . . . . . .21
Portiersloten, automatisch . . . . . . .22
Programmeerzenders (afstandsbedie- ning portiervergrendeling) . . . . .18
Radiaalbanden . . . . . . . . . . . . . .267
Radiatorvuldop (koelvloeistofdop) . . . . . . . . . .326
Radio, afstandsbediening . . . . . . .213
Radio (geluidssystemen) . . . . . . .212
Ramen, elektrisch bediend . . . . . . . . . .26
Reinigen van glasoppervlakken . . .334
Reiniging, ruitenwisserbladen . . . . . . . .321
wielen . . . . . . . . . . . . . . . . .333
Rembekrachtiging . . . . . . . . . . .252
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . .327 Rem, parkeer-
. . . . . . . . . . . . . .249
Remregelsysteem, elektronisch . . .252
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . .327
Remsysteem, antiblokkeersysteem (ABS) . . .250
handrem . . . . . . . . . . . . . . .249
hoofdremcilinder . . . . . . . . . .328
remvloeistofpeil
controleren . . . . . . . . . .328, 348
waarschuwingslampje . . . . . .187
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . .348
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . .315
Reservewiel . . . . . . . . . . . .267, 268
Resetten controlelampje olie verversen . . . . . . . . . . . .184, 195
Richtingaanwijzers . . . .65, 131, 184
Rijden, door stromend, opkomend, of
ondiep stilstaand water . . . . .247
Rijden bij lage temperaturen . . . .228
Rijden met caravan . . . . . . . . . . .292
Rotatie, banden . . . . . . . . . . . . .272
Ruitensproeier, reservoir vullen . . . . . . . . . . .322
Ruitensproeiers . . . . . . . . . .133, 134
Ruitensproeiers voorruit . . . .134, 322
Ruitenwisserbladen . . . . . . . . . . .321
Ruitenwisserinterval . . . . . . . . . .134
Ruitenwissers, intervalschakeling
. .134
367